In de uitspraak van 16 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld over de intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres en de terugvordering van bijstandsbetalingen. Eiseres ontving sinds 15 oktober 2014 een bijstandsuitkering als alleenstaande ouder. De gemeente Heerhugowaard heeft haar bijstandsuitkering over de periode van 5 september 2017 tot en met 15 februari 2018 ingetrokken, omdat er vermoedens waren dat eiser, de vader van haar kinderen, op haar adres verbleef en zij een gezamenlijke huishouding voerden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente een bestuursrechtelijk onderzoek heeft ingesteld naar de woonsituatie van eiseres en eiser, waarbij onder andere observaties en het opvragen van bankafschriften zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de gemeente te snel overging tot stelselmatige observaties, wat in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft de bevindingen van deze observaties buiten beschouwing gelaten en geoordeeld dat de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser zijn hoofdverblijf op het adres van eiseres had. Hierdoor was er geen grond voor de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de gemaakte kosten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de primaire besluiten herroepen. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiseres en is een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. In de zaak van eiser is het beroep ook gegrond verklaard, en zijn de besluiten van de gemeente vernietigd.