ECLI:NL:RBNHO:2021:12011

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor splitsing bovenwoning in Haarlem met betrekking tot parkeeronderzoeken

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. De eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het splitsen van een bovenwoning in twee woningen op een perceel in Haarlem. Het college weigerde deze vergunning bij besluit van 26 juni 2019, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met de parkeernormen zoals vastgelegd in het parapluplan parkeernormen Haarlem 2018. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in parkeeronderzoeken alleen naar de legale situatie gekeken dient te worden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat het parkeeronderzoek van Meetel representatief was en dat Canadees parkeren in de parkeercapaciteit moest worden meegenomen, verworpen. De rechtbank concludeerde dat het college voldoende onderbouwing had geleverd voor zijn standpunt en dat de cijfers van Trajan, die de legale parkeersituatie in kaart brachten, als uitgangspunt mochten dienen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de goede procesorde niet in de weg stond aan het betrekken van aanvullende stukken die door het college waren ingediend. De uitspraak benadrukt het belang van het onderscheid tussen formele en informele parkeercapaciteit en bevestigt dat illegale parkeersituaties niet als basis voor vergunningverlening kunnen dienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.M. Rensing),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder

(gemachtigden: mr. Z. Aygunes, J. de Vries en M. Eijkelboom).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het splitsen van een bovenwoning in twee woningen op het perceel [perceel] .
Bij besluit van 16 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat.
Verweerder heeft op 1 april 2021 aanvullende stukken aangeleverd.
Eiser heeft op 17 mei 2021 op deze stukken gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 8 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door een deskundige van Trajan.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft een vergunning aangevraagd voor het splitsen van een bovenwoning in twee woningen op het perceel [perceel] (het perceel). Het perceel ligt binnen het bestemmingsplan “Vondelkwartier, Vogelbuurt en Dietsveld” (het bestemmingsplan) en het parapluplan “Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018” (het parapluplan). Het perceel heeft de bestemming “Wonen”.
1.2
Verweerder heeft bij het primaire besluit geweigerd een vergunning te verlenen omdat de activiteit in strijd is met artikel 3.2.1 van het Parapluplan. Door het bouwplan neemt de behoefte aan parkeerplaatsen met 1,1 parkeerplaats toe en deze parkeerplaats is niet gerealiseerd. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.1
Op 15 oktober 2019 heeft eiser door het bureau Meetel een deskundigenrapport laten opstellen, waarin wordt geconcludeerd dat er rondom het perceel voldoende parkeerplaatsen zijn. Volgens het onderzoek is de parkeercapaciteit in het gebied 644 parkeerplaatsen. Daarbij is het parkeren met twee wielen op de stoep (het Canadees parkeren) meegenomen in de capaciteitsberekeningen. Op twee meetmomenten donderdag 3 oktober 2019 na 24:00 uur en 8 oktober 2019 na 24:00 uur waren de bezettingspercentages 81% en 78%. De bezwaaradviescommissie heeft geadviseerd de omgevingsvergunning alsnog te verlenen.
2.2
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Verweerder heeft zich gebaseerd op een meting van Trajan van 15 oktober 2019, waarin wordt geconcludeerd dat de parkeercapaciteit in het gebied 461 parkeerplaatsen is. Verweerder heeft overwogen dat het zogenoemde Canadees parkeren, waarbij met twee wielen links of rechts op het trottoir is geparkeerd, verboden is en dat het trottoir is bedoeld voor voetgangers. Het onderzoek van Meetel is daarom niet valide omdat deze vorm van parkeren in het parkeeronderzoek is meegeteld als volwaardige parkeerplek. Voorts dient de aanvrager zelf voor voldoende capaciteit te zorgen en is het niet aan verweerder om dit op te lossen met een verkeersbesluit.
2.3.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld toe te lichten en concreet te onderbouwen waarom hij uitgaat van de cijfers van Trajan en de cijfers van Meetel onjuist acht, bijvoorbeeld met foto’s, wegprofielen en metingen. Verweerder heeft op 1 april 2021 de volgende stukken van Trajan overgelegd:
- een factsheet Gegevensvergelijking Vogelenwijk van 25 maart 2021 (de factsheet);
- een rapportage Meten van capaciteit in Haarlem van 29 maart 2021;
- een rapportage Parkeerdruk Haarlem 2018 van 13 augustus 2018 en een deel van de Excel database behorend bij die rapportage.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag een extra parkeerbehoefte van 1.1 parkeerplaats met zich meebrengt. Eiser betwist niet dat Meetel in het parkeeronderzoek van Canadees parkeren is uitgegaan.
5.1
Eiser verzoekt de rechtbank de factsheet Gegevensvergelijking Vogelenwijk van 25 maart 2021 en de rapportage Meten van capaciteit in Haarlem van 29 maart 2021 buiten beschouwing te laten omdat niet valt in te zien waarom verweerder deze niet eerder in geding had kunnen brengen.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat de goede procesorde zich niet verzet tegen het betrekken van deze stukken bij de beoordeling van het geschil, aangezien de rechtbank om aanvullende stukken heeft verzocht en partijen zich hierover voldoende hebben kunnen uitlaten.
6.1
Eiser voert aan dat het parkeeronderzoek van Meetel representatief is. Voorts heeft verweerder met de cijfers van Trajan niet aangetoond dat er onvoldoende parkeerplaatsen zijn. Verweerder heeft gedurende de hele procedure ten onrechte gesteld dat door Trajan een telling is verricht, zelf cijfers verzonnen en deze in de uitsnede van het rapport geplaatst, aldus eiser. De door verweerder genoemde onderzoeken zien niet op hetzelfde onderzoeksgebied en zijn oncontroleerbaar. Eiser voert aan dat verweerder in een andere zaak onvoldoende heeft gemotiveerd waarom Canadees parkeren niet wordt geaccepteerd en verwijst daarbij naar de uitspraak van 24 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9203.
Voorts handelt verweerder in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel door het standpunt in te nemen dat Canadees parkeren is verboden. Canadees parkeren wordt sinds jaar en dag toegestaan in het onderzoeksgebied en hiertegen wordt niet handhavend opgetreden. In het Parapluplan is niets opgenomen over Canadees parkeren. Wanneer een parkeeronderzoek wordt uitgevoerd waarin geen rekening wordt gehouden met Canadees parkeren kan dit nooit leiden tot de uitkomst dat er voldoende parkeergelegenheid is. Verder heeft verweerder in andere zaken een onderzoeksrapport van Meetel ten grondslag gelegd aan het wél verlenen van een omgevingsvergunning. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1455, en de rechtbank van 17 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5362.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de berekening van het aantal beschikbare parkeerplaatsen alleen dient te worden uitgegaan van legaal beschikbare parkeerplaatsen. Canadees parkeren is op grond van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (het reglement) niet toegestaan en het parkeeronderzoek van Meetel is daarom niet toereikend. Zouden de plaatsen waar Canadees wordt geparkeerd wel worden meegenomen in de telling, dan zou dit kunnen betekenen dat aan een illegale situatie rechten kunnen worden ontleend. Dit is vanuit het oogpunt van precedentwerking onwenselijk. Uit de factsheet en de rapportages van Trajan blijkt hoeveel parkeerplekken beschikbaar zijn als het Canadees parkeren niet wordt meegenomen.
6.3
Indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, mag dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2398).
6.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in parkeeronderzoeken moet worden gekeken naar de legale situatie. Trajan licht in de factsheet van 25 maart 2021 toe wat het verschil is tussen de methode van Meetel en Trajan en maakt daarbij gebruik van de terminologie ‘formele capaciteit’ en ‘informele capaciteit’. De informele capaciteit is de formele capaciteit vermeerderd met plekken die in de praktijk ook worden gebruikt voor parkeren maar niet voldoen aan de wettelijke bepalingen en aanbevelingen van CROW. Canadees parkeren voldoet niet aan deze wettelijke bepalingen en aanbevelingen. Trajan concludeert in de factsheet dat Meetel met de informele capaciteit heeft gemeten. In de rapportage Meten van capaciteit in Haarlem van 29 maart 2021 wordt een capaciteitsberekening gemaakt per sectie in hetzelfde onderzoeksgebied. Deze rapportage maakt inzichtelijk waar de verschillende cijfers van Meetel en Trajan vandaan komen per sectie en hoeveel parkeerplekken er zijn als wordt gekeken naar formele en informele capaciteit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze conclusies aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt waarom het onderzoek van Meetel afwijkt van dat van Trajan en waarom uitgegaan dient te worden van legaal beschikbare parkeerplaatsen.
6.5
Voor zover eiser verwijst naar de uitspraak van de rechtbank van 24 juli 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:9203, gaat die verwijzing niet op omdat in dit geval sprake van een andere situatie. De rechtbank kwam in die uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk en onvoldoende gemotiveerd was, omdat uit het advies van de bezwaarschriftencommissie bleek dat verweerder parkeerdrukonderzoeken waarbij Canadees parkeren was meegenomen in andere zaken wel voldoende representatief heeft geacht. Voorts had verweerder geen eigen parkeeronderzoek overgelegd om te onderbouwen hoeveel parkeerplekken beschikbaar waren. Daarvan is in dit geval geen sprake. Verweerder heeft in deze zaak wel onderbouwd waarom het onderzoek van Meetel niet representatief is en heeft daarbij eigen parkeeronderzoeken overgelegd.
6.6
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat in de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1455, gebruik is gemaakt van een parkeeronderzoek van Meetel in de [straat 1] , maar dat Canadees parkeren in dat onderzoek niet is meegenomen. In de uitspraak van de rechtbank van 17 juli 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:5362 is gebruik gemaakt van een parkeeronderzoek van Meetel in de [straat 2] waarbij Canadees parkeren wel is meegenomen, maar verweerder heeft dat parkeeronderzoek uiteindelijk niet aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Verder heeft verweerder verklaard dat wel degelijk wordt gehandhaafd naar aanleiding van klachten, maar dat dit handhavingscapaciteit kost. Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd waarom Canadees parkeren in de onderhavige situatie niet wordt geaccepteerd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 december 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018
Artikel 3.2.1
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015'.
Artikel 3.2.2
Het gevoegd gezag past de in sublid 3.2.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 3.2.4
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 3.2.2.
Beleidsregels parkeernormen Haarlem
Artikel 2.1, eerste lid
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort. Daarbij moet voldaan worden aan de parkeernormen zoals die in de bijlage “Tabel Parkeernormen” zijn aangegeven, dit met een geografische differentiatie volgens bijbehorende, eveneens als bijlage bijgevoegde, kaart.