Op 17 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de verleende omgevingsvergunningen voor het verbouwen van een bovenwoning naar twee appartementen en het maken van dakterrassen op de eerste en tweede verdieping. Eiser, wonende in [woonplaats 1], heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, dat op 4 september 2018 en 12 oktober 2018 omgevingsvergunningen heeft verleend aan derde-partij voor de verbouwing en het gebruik van gronden in afwijking van het bestemmingsplan. Eiser betwistte de representativiteit van het parkeeronderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, en stelde dat de parkeerdruk in het onderzoeksgebied niet correct was vastgesteld.
De rechtbank heeft in een eerdere tussenuitspraak van 1 oktober 2019 geconstateerd dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat het parkeeronderzoek van bureau Meetel representatief was voor het perceel waarop de vergunning betrekking had. In reactie op deze tussenuitspraak heeft verweerder een nieuw parkeeronderzoek overgelegd, maar eiser bleef van mening dat dit onderzoek niet representatief was. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het nieuwe parkeeronderzoek, dat een parkeerdruk van 81% aangaf, voldoende onderbouwing bood voor de verleende ontheffing van de parkeernorm.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat verweerder het gebrek had hersteld. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser en bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiser moet worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries – Van den Heuvel, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.