Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Wet MRB wordt ter zake van het houden van een personenauto motorrijtuigenbelasting geheven.
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Wet MRB wordt een motorrijtuig gehouden door degene die een in het buitenland geregistreerd motorvoertuig in Nederland feitelijk ter beschikking heeft.
Op grond van artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, Wet MRB wordt een houder als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, niet zijnde een lichaam, behoudens tegenbewijs, geacht in Nederland zijn hoofdverblijf te hebben indien hij in Nederland als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, genoemd in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen.
Op grond van artikel 10 Wet MRB is het tijdvak waarover belasting moet worden betaald drie maanden.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, Wet MRB, vangt voor een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig dat in Nederland feitelijk ter beschikking staat het tijdvak aan met ingang van de dag waarop het gebruik van de weg in Nederland aanvangt en, zolang het motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking staat, telkenmale drie maanden later.
Op grond van artikel 13, tweede lid, Wet MRB, voor zover relevant, vangt voor de toepassing van artikel 7, derde lid, in afwijking van het eerste lid, voor dat motorrijtuig het tijdvak aan met ingang van de dag waarop de houder als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, genoemd in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen en, zolang het motorrijtuig in Nederland feitelijk ter beschikking staat, telkenmale drie maanden later, tenzij wordt aangetoond met ingang van welke dag het in het buitenland geregistreerde motorrijtuig in Nederland ter beschikking heeft gestaan, in welk geval het tijdvak aanvangt met die datum.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, Wet MRB kan bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven en de belasting geheel of gedeeltelijk niet is betaald, de belasting worden nageheven. Voor de toepassing van dit lid wordt een in het buitenland geregistreerd motorrijtuig aangemerkt als een motorrijtuig waarvoor geen kenteken is opgegeven.
Op grond van artikel 34, tweede lid, Wet MRB, wordt de na te heffen belasting berekend over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag die voorafgaat aan de dag waarop het gebruik van de weg wordt geconstateerd. Indien artikel 7, derde of vierde lid, van toepassing is, wordt de na te heffen belasting berekend vanaf het begin van het tijdvak, bedoeld in artikel 13, tweede lid.