ECLI:NL:RBNHO:2020:7643
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en de beoordeling van een lening voor levensonderhoud
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Alkmaar, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de toekenning van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW), die per 1 januari 2019 was ingegaan. Eiser stelde dat hij recht had op bijstand vanaf 6 december 2018, omdat hij in die periode geen middelen had om in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij verweerder had gesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn verkoopactiviteiten op Marktplaats en dat hij een lening van € 1.000,- van zijn moeder had ontvangen, die niet als inkomen kon worden aangemerkt.
De rechtbank overwoog dat eiser niet voldoende had aangetoond dat de lening daadwerkelijk was verstrekt voor de kosten van levensonderhoud. De lening was pas een maand na de storting opgemaakt en er was geen bewijs dat de lening was gebruikt voor de huur of andere noodzakelijke kosten. De rechtbank concludeerde dat de lening als inkomen moest worden aangemerkt bij de beoordeling van het recht op bijstand. Eiser had niet aangetoond dat hij in de periode van 6 december 2018 tot 1 januari 2019 recht had op bijstand, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers van bijstandsuitkeringen om duidelijk aan te tonen dat leningen zijn verstrekt voor levensonderhoud en dat zij niet over andere middelen beschikken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing van verweerder om de bijstandsuitkering pas per 1 januari 2019 toe te kennen, bevestigd.