ECLI:NL:RBNHO:2020:5303

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3854
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Seme, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door verweerder op 9 november 2018 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 16 juli 2019 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde. Tijdens de zitting op 17 juni 2020 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door P. Nicolai.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 2007 werkzaam is bij een bedrijf en zich in 2016 ziekmeldde na een verkeersongeval. De verzekeringsarts van verweerder concludeerde dat eiseres beperkingen had, maar dat deze niet objectief medisch konden worden aangetoond. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML aangepast, maar eiseres was het niet eens met de conclusies en stelde dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen.

De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waren. Eiseres had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat verweerder de voor eiseres geldende beperkingen niet had onderschat en dat de geduide functies passend waren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3854

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Seme),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: P. Nicolai).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is sinds 2007 werkzaam bij [bedrijf] B.V. Laatstelijk als medewerker entkamer voor 20 uur per week. Zij heeft zich op 14 november 2016 ziekgemeld met nek-, arm- en schouderklachten na een verkeersongeval. Zij is in de auto aangereden door een achteruit rijdende vrachtwagen.
1.2
Op 2 oktober 2018 is eiseres door een verzekeringsarts van verweerder onderzocht in het kader van de door haar op 22 augustus 2018 ingediende aanvraag voor een WIA‑uitkering. De verzekeringsarts heeft de diagnose depressieve episode, nekpijn, pijn in bovenste extremiteit gesteld. Volgens de verzekeringsarts is er gezien de psychische problemen reden beperkingen ten aanzien van het omgaan met stressoren zoals onvoorspelbare werkzaamheden, storingen, deadlines, productiepieken, emoties en conflicten hanteren en leidinggeven aan te nemen. Daarnaast worden er vanwege de fysieke klachten beperkingen aangenomen ten aanzien van trilbelasting, frequent reiken/buigen, duwen, tillen, lopen, klimmen, zitten, staan en gebogen en boven schouderhoogte actief zijn. De verzekeringsarts heeft ook aanleiding gezien om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts heeft eiseres in staat geacht 20 uur per week, 4 uren per dag te werken, maar alleen overdag. De verzekeringsarts heeft de beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
De arbeidsdeskundige van verweerder heeft op basis van de FML vastgesteld dat eiseres geschikt is voor eigen aangepast werk en andere door hem geduide functies. De arbeidsdeskundige heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 19,89%.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 13 juli 2019 een medische rapportage uitgebracht. Hierin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiseres veel klachten heeft, maar dat er objectief weinig tot geen afwijkingen van betekenis zijn. Uit informatie van de neuroloog heeft hij afgeleid dat deze bij gericht lichamelijk onderzoek geen aanwijzingen heeft gevonden voor zenuwuitval. Ook uit het door de primaire verzekeringsarts verrichte onderzoek is volgens hem naar voren gekomen dat er in hoofdzaak sprake is van pijngedrag. Het valt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook niet te verklaren dat de klachten van eiseres door een fysieke afwijking toenemen. Dit beloop past bij een (chronisch) pijnsyndroom zonder lichamelijke basis. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich op het standpunt gesteld dat kan worden betwijfelt of ten aanzien van de psychische klachten sprake is van een te objectiveren ziekte. Hij heeft van belang geacht dat het hebben van depressieve klachten niet hetzelfde is als het bestaan van een depressie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zou het meer voor de hand liggen dat eiseres zich heeft gerealiseerd dat zij door haar eigen toedoen in een sociaal isolement terecht is gekomen. De term ‘ongelukkig zijn’ geeft de situatie volgens hem beter weer. Eiseres zou meer gebaat zijn bij een sturende aanpak dan bij de antidepressiva die zij slikt. Het circadiane ritme (24-uursritme) is suboptimaal. Een van de oorzaken is het gebrek aan fysieke activiteit. Omdat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake is van te objectiveren afwijkingen op lichamelijk gebied, heeft hij de FML in dat opzicht aangepast. Wel heeft hij een beperking ten aanzien van het besturen van een auto aangenomen, omdat eiseres antidepressiva gebruikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een urenbeperking niet noodzakelijk geacht.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond hiervan vastgesteld dat eiseres geschikt is voor haar eigen functie, de maatgevende functie. Daarnaast heeft hij nog vijf andere functies met gangbare arbeid geduid: productiemedewerker industrie, inpakker, barbediende/buffetbediende/kantinebediende, huishoudelijk medewerker en medewerker tuinbouw. Hij heeft een arbeidsongeschiktheidspercentage van 10,54% vastgesteld.
Verweerder heeft vervolgens het bezwaar ongegrond verklaard.
2.1
Eiseres voert in beroep aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML ten onrechte niet zodanig heeft aangepast dat deze in overeenstemming is met de werkelijke functionele mogelijkheden van eiseres. Er hadden beperkingen ten aanzien van de bekende ernstige fysieke klachten bij hand- en vingergebruik, de psychische klachten, de fysieke klachten veroorzaakt door de pijn en de slechte beheersing van de Nederlandse taal moeten worden opgenomen. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zonder deugdelijke onderbouwing haar psychische klachten naast zich neergelegd. Eiseres voert aan dat zij niet voor niets door haar huisarts is doorverwezen voor psychische hulp en dat door een psycholoog ook niet zomaar anti-depressiva worden voorgeschreven. Volgens eiseres gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ongemotiveerd in tegen de conclusies van haar behandelaars. Ten aanzien van haar fysieke klachten voert eiseres aan dat zij ernstige handklachten heeft, waarbij haar handen pijnlijk opzwellen. In 2019 is fibromyalgie vastgesteld en de reumatoloog beschrijft een beeld van overbelasting. Ten onrechte zijn de door de primaire verzekeringsarts opgenomen beperkingen ten aanzien van handgebruik uit de FML gehaald. Daarnaast is ten onrechte de urenbeperking die de primaire verzekeringsarts had opgenomen verwijderd. Door de psychische klachten en de pijnklachten is eiseres eerder vermoeid. Eiseres acht het onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zonder haar zelf fysiek te hebben onderzocht aanleiding heeft gezien de urenbeperking op 8 uur per dag te zetten.
2.2
Verweerder merkt op dat eiseres in beroep geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd en ziet geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen. Hij legt een aanvullend rapport over van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hierin is vermeld dat de FML in bezwaar voldoende aan bod is geweest en dat de aangebrachte wijzigingen afdoende zijn gemotiveerd. Voorts merkt hij op dat niet is gebleken dat aan de slechte taalbeheersing van eiseres een medische oorzaak ten grondslag ligt.
2.3
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluit over de arbeidsongeschiktheid mag baseren op een rapport opgesteld door een verzekeringsarts of een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat kan anders zijn in het geval waarin de betrokkene aannemelijk maakt dat dit rapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inconsequenties bevat of onvoldoende is gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met medische informatie. [1]
2.4
De rechtbank acht de door verweerder ingestelde medische onderzoeken zorgvuldig. De verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd. Zij beschikten bij hun oordeelsvorming over uitgebreide informatie van de behandelend artsen van eiseres. Voorts is eiseres door de primaire verzekeringsarts gezien tijdens het spreekuur waar zij lichamelijk en psychisch is onderzocht en is de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig geweest bij de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van de door eiseres in bezwaar overgelegde aanvullende medische informatie en heeft zelf informatie opgevraagd en ontvangen van de huisarts. De rapporten van de verzekeringsartsen bevatten voorts geen inconsistenties en zijn concludent. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert voldoende waarom hij ten aanzien van het aannemen van beperkingen tot een ander oordeel komt dan de primaire verzekeringsarts.
2.5
De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn conclusie dat eiseres veel pijnklachten heeft, maar dat van te objectiveren afwijkingen op lichamelijk gebied geen sprake is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze conclusie gebaseerd op de medische informatie van de diverse behandelaars van eiseres, met name op de informatie van de neuroloog die bij gericht lichamelijk onderzoek geen aanwijzingen heeft kunnen vinden voor zenuwuitval. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit de door haar ervaren fysieke klachten kunnen worden verklaard.
2.6
In het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling als hier aan de orde kunnen beperkingen in beginsel slechts worden aangenomen als daaraan een medisch geobjectiveerde aandoening ten grondslag ligt. Klachten en beperkingen die objectief medisch niet aantoonbaar zijn, zijn in het licht van het wettelijk arbeidsongeschiktheids-criterium onvoldoende om twijfel op te roepen aan de juistheid van de ten aanzien van eiseres vastgestelde belastbaarheid. [2] Bij een beoordeling van de aanspraken op een WIA‑uitkering is daarbij de eigen opvatting van een betrokkene over de ervaren beperkingen niet doorslaggevend. In bijzondere gevallen kan met klachten en beperkingen rekening worden gehouden ook al is niet geheel duidelijk aan welke ziekte of aan welk gebrek het onvermogen om arbeid te verrichten valt toe te schrijven. In die bijzondere situatie is in de rechtspraak echter de minimumeis gesteld dat bij de medisch deskundigen een vrijwel eenduidige, consistente en naar behoren medisch gemotiveerde en verantwoorde opvatting bestaat dat een verzekerde als gevolg van ziekte of gebrek niet in staat is arbeid te verrichten. [3] De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden zijnde medische informatie niet blijkt van een eenduidige opvatting bij de medisch deskundigen dat de klachten van eiseres zijn terug te voeren op een (nog niet gediagnosticeerde) ziekte of gebrek.
2.7
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat verweerder de voor eiseres geldende (objectiveerbare) beperkingen, zoals die zijn neergelegd in de FML van 13 juli 2019 heeft onderschat of ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. Met betrekking tot de depressieve klachten zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren. Rekening houdend met de omstandigheid dat eiseres antidepressiva gebruikt , heeft hij aanvullend nog beperkingen opgenomen ten aanzien van autorijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet gehouden zonder meer de informatie van behandelaars te volgen, maar hij betrekt bij de beoordeling van de aanwezige beperkingen ook zijn eigen beeld van de klachten van een betrokkene zoals dat uit de stukken, een onderzoek of een hoorzitting naar voren komt. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe stukken van behandelaars overgelegd waaruit volgt dat zij psychisch meer klachten heeft dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn aangenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts terecht geen beperkingen aanwezig geacht omdat eiseres de Nederlandse taal slecht beheerst, aangezien niet aannemelijk is gemaakt dat dit een medische oorzaak heeft.
3.1
Eiseres betoogt verder dat de geduide functies niet passend zijn voor haar omdat hier hand- en vingergebruik bij nodig zijn. Eiseres kan dit niet vanwege het regelmatig en onverwacht voordoen van ernstige zwelling en pijn aan de handen. Volgens eiseres zijn de functies schoonmaker en medior soldering operator fysiek te zwaar voor haar. De functie ontbijtmedewerker kan zij daarnaast niet verrichten vanwege haar slechte beheersing van de Nederlandse taal. Van haar kan niet worden verwacht dat zij naast de pijnlijke belasting aan handen en vingers die deze functie zal veroorzaken ook nog voldoende met klanten kan communiceren. Deze ondoenlijke combinatie zal leiden tot verergering van de psychische klachten. Aanpassing van de FML zal tot minder of geen passende functies leiden en daarmee samenhangend tot een andere restverdiencapaciteit.
3.2
Verweerder heeft in beroep een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegd. Hierin is vermeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperkingen van handen en vingers heeft gesteld. Ten aanzien van de taalbeheersing geeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan dat voor de functie van ontbijtmedewerkster basaal Nederlands spreken en verstaan voldoende is. Dit kan eiseres.
3.3
De rechtbank overweegt dat de gronden die eiseres heeft aangevoerd ten aanzien van de fysieke onmogelijkheid om de geduide functies te verrichten uitgaan van door eiseres voorgestane, maar door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aangenomen, verdergaande medische beperkingen. Deze gronden slagen daarom niet. Ten aanzien van de taalbeheersing kan de rechtbank de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen dat eiseres de Nederlandse taal voldoende zou moeten kunnen beheersen om de functie van ontbijtmedewerkster uit te kunnen voeren. De arbeidskundige grondslag houdt derhalve eveneens stand.
4.1
Voorts herhaalt eiseres in beroep dat de maatmanfunctie onjuist is vastgesteld. Hiertoe voert zij aan dat zij tot haar uitval haar functie slechts beperkt heeft kunnen uitoefenen en dat zij deze nog kon blijven uitoefenen omdat de functie werd aangepast door de productiedruk weg te nemen en haar in de gelegenheid te stellen haar werk te onderbreken als dat nodig was.
4.2
De arbeidsdeskundigen zijn bij hun beoordeling uitgegaan van de functie van medewerker entkamer, die eiseres tot haar uitval heeft uitgeoefend. Hoewel deze functie na het auto-ongeluk is aangepast door het wegnemen van de productiedruk en meer rustmogelijkheden mogelijk te maken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze functie terecht als maatmanfunctie heeft genomen. Zoals eiseres ook zelf ter zitting heeft bevestigd werkte zij al 11-12 jaar bij deze werkgever en heeft zij voor het ongeluk enkele jaren in de functie van medewerker entkamer gewerkt. Nu niet is gebleken dat eiseres voor het ongeluk klachten ondervond tijdens haar werk, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres deze functie geruime tijd naar krachten en bekwaamheden heeft uitgevoerd en deze functie dan ook als maatmanfunctie kunnen hanteren.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.L. Rogmans, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is gedaan op 20 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2011 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), ECLI:NL:CRVB:2011:BU8290.
2.Zie onder andere de uitspraak van de CRvB van 6 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1717.