ECLI:NL:RBNHO:2020:4976

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
C/15/303025 / KG ZA 20-276
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging inzake openstelling openbare weg voor toegang tot woning

In deze zaak, die op 7 juli 2020 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eisers, [eiser1] en [eiseres2], vorderden dat de gemeente Zaanstad en andere gedaagden zouden worden verplicht om een openbare weg, de Zaanderhorn, open te stellen voor onbelemmerde toegang tot hun woning. De eisers stelden dat de weg een openbare functie heeft en dat zij door de huidige versperringen in hun recht op vrije toegang worden beperkt. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de Hemkade, waar de woning van eisers zich bevindt, geen openbare weg is in de zin van de Wegenwet, omdat deze geen algemene verkeersfunctie vervult. De rechter heeft vastgesteld dat de toegang tot de woning van eisers voldoende gewaarborgd is via een erfdienstbaarheid en dat de gedaagden niet onrechtmatig handelen door de toegang te beperken. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de belangen van de gemeente bij het handhaven van de huidige situatie zwaarder wegen dan de belangen van eisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303025 / KG ZA 20-276
Vonnis in kort geding van 7 juli 2020
in de zaak van

1.[eiser1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiseres2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. D.N. Lavain te Stein,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ZAANSTAD,
zetelend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
advocaat mr. M.E. Biezenaar te Haarlem,
2. de stichting
STICHTING DIRECTIEPENSIOENFONDS PELVAR,
gevestigd te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NORTH SEA VENUE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4.
[gedaagde4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. D.A.J. Sturhoofd te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds respectievelijk [eiser1] en [eiseres2] dan wel gezamenlijk [eiser1] c.s. en anderzijds respectievelijk de gemeente, Pelvar, NSV en [gedaagde4] genoemd worden. Gedaagden sub 2 t/m 4 zullen gezamenlijk ook worden aangeduid als [gedaagde4] c.s. en alle gedaagden tezamen als ‘gedaagden’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij in het geding gebrachte producties
  • de akte overlegging/toelichting producties van [gedaagde4] c.s.
  • de door de gemeente in het geding gebrachte producties
  • de pleitnota van [eiser1] c.s.
  • de pleitaantekeningen van de gemeente
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ter zitting zijn verschenen:
  • [eiseres2] voornoemd
  • [A.], dochter van [eiser1] c.s.
  • mr. Lavain voornoemd
  • [B.], procesmanager bij de gemeente
  • mr. Biezenaar voornoemd
  • [C.], manager van Pelvar
  • [gedaagde4], zowel voor zich in privé als in zijn hoedanigheid van statutair bestuurder van NSV
  • mr. Sturhoofd voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser1] is eigenaar van de woning aan de [adres], kadastraal bekend als perceel 11033. [eiser1] woont daar samen met zijn vrouw, [eiseres2], en hun dochter, [A.]. [eiseres2] exploiteert een geneeskundige praktijk aan huis.
2.2.
Het perceel waarop de woning van [eiser1] staat grenst thans niet direct aan de openbare weg. Om bij de woning te komen moet men over een terrein met nog een woning en een evenementenhal. NSV organiseert in deze hal grootschalige (muziek)evenementen. Achter de evenementenhal bevindt zich een perceel grond dat in gebruik is bij een volkstuindersvereniging.
2.3.
De feitelijke situatie ter plaatse is weergegeven in de onderstaande kadastrale kaart van het gebied en de daaronder weergegeven afbeelding:
2.4.
Ten behoeve van de doorgang van [eiser1], zijn gezin en hun bezoek is een erfdienstbaarheid gevestigd ten laste van de percelen die op de kaart zijn aangeduid met de nummers 8480 en 8481. Aan de rand van dit laatste perceel is in maart 2008 een elektronische poort geplaatst, als onderdeel van een hek. Daarvoor was er ook al een poort. De poort wordt in de praktijk namens NSV beheerd door [gedaagde4].
2.5.
De Hemkade (percelen 8481 en 9587) werd tot 2005 officieus aangeduid als ‘Zaanderhorn’, zijnde het verlengde van het perceel 8482 welk perceel ook werd aangeduid als de Zaanderhorn. Via de Zaanderhorn konden toentertijd de medewerkers van de fabriekspanden van Bruynzeel en Evenblij (perceel 8468), alsook leden van vrijetijdsvereniging en tuinders de openbare Pieter Ghijsenlaan bereiken. Deze situatie heeft voortgeduurd tot de realisatie van een nieuwe ontsluiting, de Symon Spiersweg, aan het begin van de jaren negentig.
2.6.
Sinds 1947 wordt het bedrijventerrein op de Hemkade afgesloten met een poort met hek, welk hek perceel 8481 scheidt van perceel 8482. Sinds mei 2019 heeft de gemeente een gedeelte van perceel 8482 (te weten: het westelijke gedeelte, grenzend aan perceel 8481) verhuurd aan NSV, teneinde daar parkeergelegenheid voor de gasten van NSV te bewerkstelligen. Hier omheen heeft de gemeente een tweede hek met toegangspoort geplaatst. Het oostelijke gedeelte van perceel 8482 is sinds 1962 aangewezen als locatie voor woonwagens en wordt ook thans nog als zodanig gebruikt.
2.7.
In 1987 heeft Bruynzeel, na beëindiging van haar activiteiten in de fabriek aan de Hemkade, het van het Rijk verkregen recht van erfpacht op percelen 8468 en 8467 en het van de gemeente verkregen recht van erfpacht op percelen 8480 en 8481 verkocht aan Pelvar. Voor percelen 8467 en 8468 geldt dat Zilpa B.V. (hierna: Zilpa) de bloot eigenaar is en Pelvar de erfpachter. Wat betreft percelen 8480 en 8481 geldt dat de gemeente bloot eigenaar is en eveneens Pelvar de erfpachter. NSV huurt sedert 1993 de opstallen op de kavel 8468 van Zilpa om een evenementenlocatie te exploiteren. De kavels 8467, 8480 en 8481 worden eveneens door NSV gehuurd en worden geëxploiteerd als parkeerterrein, dan wel voor het periodiek houden van buitenevenementen.
2.8.
[eiser1] c.s. heeft meerdere juridische procedures aanhangig gemaakt tegen verschillende partijen teneinde te bewerkstelligen dat de woning van [eiser1] c.s. ‘vrij en onbelemmerd’ toegankelijk is vanaf de openbare weg, in die zin dat de barrières in de vorm van poort(en) en hek(ken) worden verwijderd. In alle instanties heeft hij nul op het rekest gekregen.
2.9.
De voorzieningenrechter heeft in een tussen [eiser1] c.s. en [gedaagde4] c.s. gewezen kort geding vonnis van 28 november 2019 onder meer het volgende overwogen:
(…)
Wordt de erfdienstbaarheid eenzijdig bezwaard?
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat een erfdienstbaarheid is gevestigd. [eiser1] stelt dat gedaagden deze eenzijdig hebben bezwaard. Gedaagden betwisten dit. Deze betwisting houdt naar het oordeel van de voorzieningenrechter steek. Artikel 5:48 BW bepaalt dat de eigenaar van een erf bevoegd is dit af te sluiten. Deze bevoegdheid bestaat ook ingeval dat erf belast is met een erfdienstbaarheid van weg. Maakt hij van die bevoegdheid gebruik, dan dient hij ervoor te zorgen dat de eigenaar van het heersend erf onbelemmerde toegang behoudt tot het dienend erf teneinde de erfdienstbaarheid uit te oefenen. In de regel zal dit betekenen dat de eigenaar of rechthebbende van het dienend erf de eigenaar van het heersend erf de mogelijkheid biedt zich op elk moment en zonder telkens afhankelijk te zijn van de directe medewerking van de eigenaar van het dienend erf, de toegang tot het erf te verschaffen ter uitoefening van de erfdienstbaarheid. In een geval waarin het dienend erf met een hek is afgesloten brengt dit mee dat de eigenaar van het dienend erf aan de eigenaar van het heersend erf permanent een sleutel ter beschikking stelt waarmee, tot het zojuist genoemde doel, het hek kan worden geopend (ECLI:NL:HR:2006:AW6598). Hierbij geldt dat waar eigenaar staat ook rechthebbende kan worden gelezen.
4.4.
[gedaagde4] heeft ter zitting toegelicht hoe de poort kan worden geopend. In plaats van een sleutel, gebruikt men de eigen, geregistreerde mobiele telefoon. De poort is daarmee vanaf elke gewenste locatie te openen, door in te bellen op een telefoonnummer. Zodra dit nummer wordt gebeld, gaat de poort open. Dit maakt het mogelijk dat [eiser1] en zijn gezin de poort niet alleen kunnen openen wanneer zij er direct voor staan, maar ook bijvoorbeeld vanuit hun woning. De mogelijkheden om de poort te openen zijn daarmee ten opzichte van de mogelijkheden bij gebruik van een sleutel eerder uitgebreid dan beperkt. Uit de door gedaagden in het geding gebrachte stukken blijkt bovendien dat van een storing van het systeem geen sprake is geweest. [eiser1] heeft ook niet weersproken dat het elektronische systeem goed werkt.
4.5.
De voorzieningenrechter acht het verder uit het oogpunt van controleerbaarheid opportuun dat [eiser1] bij het opgeven van telefoonnummers ook de namen vermeldt van de betreffende gebruiker. Dit zal bij het uitgeven van sleutels of een afstandsbediening ook eerder regel dan uitzondering zijn. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde4] in dat geval weigert om de opgegeven nummers te registreren.
4.6.
Bij het voorgaande komt dat de elektronische poort niet de enige mogelijkheid biedt om het terrein te verlaten. Er is ook een noodpoort, waarvan [eiser1] en zijn gezin de sleutel hebben. [eiser1] stelt dat deze poort niet als alternatieve optie kan worden gezien, omdat deze slechts bruikbaar is door een gammele brug over te steken. [eiser1] heeft zijn stelling over de beperkte belastbaarheid van deze brug echter niet onderbouwd. De voorzieningenrechter dient er, bij die stand van zaken, vanuit te gaan dat de brug voldoende draagkracht biedt en dus ook dat de noodpoort een reële alternatieve optie is.
4.7.
Het voorgaande betekent dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter de onbelemmerde toegang van [eiser1] en zijn gezin voldoende is gewaarborgd en dat van een eenzijdige bezwaring van de erfdienstbaarheid geen sprake is.
Is sprake van onrechtmatige versperring van de openbare weg?
4.8.
De Wegenwet heeft betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen. Van een openbare weg is pas sprake indien de betrokken strook grond een algemene verkeersfunctie vervult. Dat de Wegenwet ingevolge artikel 1, lid 2, aanhef en onder I, ook van toepassing kan zijn ingeval van beperkt gebruik, laat onverlet dat het moet gaan om een verkeersbaan (ECLI:NL:RVS:2016:386).
4.9.
Gedaagden betwisten dat sprake is van een openbare weg. Onder verwijzing naar artikel 4 van de Wegenwet voeren zij hiertoe aan dat de bewuste weg niet is aangelegd en ook niet wordt onderhouden door de gemeente. De toegangsweg en het parkeerterrein zijn volgens gedaagden aangelegd door Zilpa. Het laatste gedeelte van de al bestaande weg is na aandringen van [eiser1] door de gemeente geasfalteerd, maar is geen gemeentelijke weg. Dit blijkt volgens hen uit de omstandigheid dat de weg niet is opgenomen in het gemeentelijke onderhoudssysteem of enige gemeentelijke legger, dan wel enig ander gemeentelijke systeem, op grond waarvan de gemeente controles verricht en werkzaamheden uitvoert. Daarbij komt volgens gedaagden dat de weg niet gedurende 30 jaar en ook niet gedurende 10 jaar voor eenieder toegankelijk is geweest. Het pad dient als ontsluiting van de woning van [eiser1] en de tuinen van de tuinders, maar geeft geen toegang tot enige andere bestemming. Dit heeft tot gevolg dat geen grote, onbepaalde publieksgroep gebruik mag maken van het pad, aldus gedaagden.
4.10.
Tegenover deze gemotiveerde betwisting door gedaagden van de stellingen van [eiser1], heeft [eiser1] onvoldoende onderbouwd dat wel sprake is van een openbare weg. In het bijzonder is niet weersproken dat voorheen al een met een sleutel te bedienen poort aanwezig was, dat de Hemkade doodlopend is en dat alleen de woningen van [eiser1] en zijn buren via deze weg kunnen worden bereikt. De weg vervult dan ook geen openbare verkeersfunctie en onderscheidt zich aldus niet wezenlijk van een uitweg.
4.11.
De voorzieningenrechter komt dat ook tot de conclusie dat van het onrechtmatig versperren van een openbare weg geen sprake is.
(…)

3.Het geschil

3.1.
[eiser1] c.s. vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, bij wijze van voorlopige maatregel:
1.
Gedaagden hoofdelijk, dan wel gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4, te bevelen en veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot het verwijderen en verwijderd te houden van alle op de Zaanderhorn (percelen Zaandam K 8482, 8481, 8480 en 9587) geplaatste/aanwezige versperringen, waaronder hekken, poorten en andere objecten, zodanig dat de Zaanderhorn volledig vrije en onbelemmerde toegang verschaft van en naar de Symon Spiersweg (perceel 12801) en Pieter Ghijsenlaan (perceel 12135), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag of dagdeel per gedaagde dat niet wordt voldaan aan de veroordeling met een maximum van € 250.000,- per gedaagde, althans zodanig te bepalen zoals het u, edelachtbare voorzieningenrechter, in goede justitie vermeent te behoren;
2.
Eisers te machtigen om de verwijdering van de versperringen zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie te bewerkstelligen en gedaagden hoofdelijk, dan wel gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4, te veroordelen tot betaling van de kosten die aan de uitvoering daarvan zijn verbonden, althans zodanig te bepalen zoals het u, edelachtbare voorzieningenrechter, in goede justitie vermeent te behoren;
3.
Gedaagden hoofdelijk, dan wel gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4, te gebieden en veroordelen om alle verkeer over de weg Zaanderhorn (percelen Zaandam K 8482, 8481, 8480 en 9587) te dulden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag of dagdeel per gedaagde dat niet wordt voldaan aan de veroordeling met een maximum van € 250.000,- per gedaagde, althans zodanig te bepalen zoals het u, edelachtbare voorzieningenrechter, in goede justitie vermeent te behoren;
4.
Gedaagden hoofdelijk, dan wel gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 en/of gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4 te veroordelen in de kosten van deze procedure en nakosten en te vermeerderen met rente bij niet-nakoming;
5.
Althans een zodanige voorlopige maatregel – in lijn van deze procedure en in het belang van eisers – te bepalen zoals het u, edelachtbare voorzieningenrechter, in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser1] c.s. – samengevat – ten grondslag dat de Zaanderhorn (perceel 8482) bij besluit van de gemeenteraad van februari 1949 de bestemming ‘openbare weg’ heeft gekregen. Aangezien uit de notariële akte van 9 september 1987 volgt dat (ook) de percelen 8480 en 8481 plaatselijk bekend zijn als Zaanderhorn, brengt dat mee dat de weg Zaanderhorn een openbare weg is in de zin van (artikel 4 lid 1 onderdeel III van) de Wegenwet. Niet is gebleken dat de Zaanderhorn op enig moment door het bevoegd gezag aan de openbaarheid is onttrokken in de zin van artikel 7 van de Wegenwet.
Door de versperring van de openbare weg worden [eiser1] en [eiseres2] beperkt in hun recht zich vrij te verplaatsen en hebben zij geen vrije en onbelemmerde toegang tot hun woning, aldus nog steeds [eiser1] c.s.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

(spoedeisend) Belang

4.1.
Gedaagden betwisten allereerst dat [eiser1] c.s. enig (spoedeisend) belang heeft bij zijn vordering. De voorzieningenrechter overweegt daarover als volgt.
4.2.
De vordering is gegrond op de stelling dat uit nader aan het licht gekomen stukken volgt dat de gemeente gehouden is tot het feitelijk openstellen van een nader aangeduide strook grond als openbare weg. Indien die openstelling zou plaatsvinden, zou dat tot gevolg hebben dat [eiser1] c.s. de woning c.a. zou kunnen bereiken zonder de beperkingen in de toegang die hij thans ervaart. Onbelemmerde toegang tot een woning is een zodanig essentieel onderdeel van de persoonlijke vrijheid dat [eiser1] c.s. er in beginsel een voldoende spoedeisend belang bij heeft dat deze stelling op juistheid wordt onderzocht. De specifieke feiten van het onderhavige geval brengen echter mee dat daar een kanttekening bij geplaatst moet worden.
4.3.
[eiser1] c.s. heeft vanaf het begin van de bewoning aan de Hemkade 51 geen gebruik van de door hem geambieerde toegang gehad. Alleen al om die reden is niet aannemelijk dat de feitelijke belemmeringen aan de vrije toegang, ook subjectief beleefd, nu zodanig zijn dat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het voorgaande leidt ertoe dat het spoedeisend belang niet meer dan veronderstellenderwijs kan worden aangenomen.
Strijd met goede procesorde
4.4.
Gedaagden stellen verder dat in de onderhavige procedure sprake is van een herkansingsvordering ten aanzien van het hek met automatische poort op perceel 8481, nu dit hek reeds onderwerp was van de procedure die heeft geleid tot het voornoemd kortgedingvonnis van deze rechtbank van 28 november 2019.
4.5.
In geval in een opvolgend kort geding zonder goede reden wordt gepoogd een reeds eerder ingestelde vordering opnieuw geldend te maken kan sprake zijn van strijd met de goede procesorde. Daarvan is geen sprake indien de eiser vrij aan die vordering feiten en omstandigheden ten grondslag legt die in het eerdere kort geding niet in aanmerking konden worden genomen, doordat zij zich eerst na de behandeling van dat geding hebben voorgedaan.
4.6.
In het onderhavige kort geding is met betrekking tot het hek met automatische poort op perceel 8481 niet gebleken van enige nieuwe feiten. Dat brengt mee dat instelling van de vordering voor zover deze strekt tot verwijdering van het hek met automatische poort op perceel 8481 strijd met de goede procesorde oplevert. Er zal verder dan ook niet inhoudelijk ingegaan worden op de rechtmatigheid van de aanwezigheid van dit hek.
Inhoudelijke beoordeling
4.7.
[eiser1] c.s. legt aan zijn vordering ten grondslag dat het geheel van de destijds als Zaanderhorn bekend staande percelen 8482, 8481, 8480 en 9587 een openbare weg is die voor iedereen toegankelijk moet zijn. Het is niet toegestaan een hekwerk op een openbare weg te plaatsen.
4.8.De feitelijke situatie van perceel 8482 wijkt af van die van de andere drie genoemde percelen. Deze drie zullen eerst worden besproken, waarna 8482 aan bod zal komen.
De percelen 8481, 8480 en 9587
4.9.
Ter onderbouwing voert [eiser1] c.s. aan dat uit een notariële akte van 9 september 1987 (productie 19 dagvaarding) zou volgen dat de percelen 8480 en 8481 plaatselijk bekend zouden staan als de “Zaanderhorn”, dat de Hemkade vroeger Zaanderhorn 4 heette (productie 3, 21, 23 en 24 dagvaarding) en dat de Zaanderhorn een openbare weg wordt genoemd in een notitie van de (projectleider van de) gemeente Zaanstad (productie 20 dagvaarding). Ook beroept hij zich op een aanduiding in Google Maps.
4.10.
Gedaagden hebben bestreden dat uit de door [eiser1] genoemde omstandigheden kan worden geconcludeerd dat er wat betreft deze percelen sprake is van een openbare weg.
4.11.
Hierover oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
Een aanduiding van de betrokken grond als Zaanderhorn in een notariële akte, gemeentelijke notitie, of enig ander gemeentelijk bescheid zonder formele aanwijzingsstatus leidt op zichzelf niet tot het ontstaan van het openbaar karakter van gronden die niet tot openbare weg zijn bestemd. Dat geldt a fortiori voor een aanduiding in Google Maps, waar Google (voor zover de voorzieningenrechter bekend) niet met enig openbaar gezag tot het aanwijzen van gronden tot openbare weg in Nederland is bekleed.
4.12.
De Wegenwet heeft betrekking op verkeersbanen die een functie vervullen ten behoeve van het afwikkelen van het openbare verkeer en die derhalve naar hun aard of functie een grote, onbepaalde publieksgroep dienen. Dat de Wegenwet ingevolge artikel 1, lid 2, aanhef en onder I, ook van toepassing kan zijn ingeval van beperkt gebruik, laat onverlet dat het moet gaan om een verkeersbaan (ECLI:NL:RVS:2016:386).
Gesteld noch gebleken is dat de percelen 8481, 8480 en 9587 feitelijk ooit met 8482 een doorgaande weg zijn geweest.
In het reeds genoemde vonnis van 28 november 2019 is al overwogen dat de Hemkade (percelen 8481, 8480 en 9587) doodlopend is en dat alleen de woningen van [eiser1] c.s. en zijn buren via deze weg kunnen worden bereikt. De slotsom daarvan was toen dat de Hemkade geen openbare verkeersfunctie vervult en zich niet wezenlijk onderscheidt van een uitweg. Dit oordeel verandert niet wanneer de betrokken strook grond in samenhang met de Zaanderhorn wordt bezien.
Perceel 8482
4.13.
[eiser1] c.s. betoogt dat de weg die over (een gedeelte van) het perceel 8482 loopt (eveneens) openbaar is en dat deze weg nimmer door het bevoegd gezag aan de openbaarheid is onttrokken in de zin van artikel 7 van de Wegenwet.
4.14.
De gemeente heeft opgemerkt dat dat de weg op perceel 8482 sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw niet is gebruikt als (openbare) weg en heeft laten weten dat, indien de uitkomst van deze procedure daartoe aanleiding geeft, een besluit tot onttrekking aan de openbaarheid van perceel 8482 aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd. De gemeente heeft erop gewezen dat er bij feitelijke openstelling van deze weg in de door [eiser1] c.s. gewenste zin gevaarlijke situaties zouden kunnen ontstaan.
Het belang van [eiser1] c.s. bij het openbaar zijn van perceel 8482 weegt volgens de gemeente minder zwaar dan het belang van de gemeente bij het voorkomen van gevaarlijke verkeerssituaties en van (on)rust op het woonwagenkamp, nu [eiser1] c.s. reeds een behoorlijke toegang tot de openbare weg heeft.
4.15.
Voor zover al op enige grond een recht zou bestaan voor gebruikers van de Hemkade (zoals [eiser1], uit hoofde van een erfdienstbaarheid) op
het verkrijgen van toegangtot perceel 8482 uit hoofde van de formele status van 8482 als openbare weg, wordt het volgende overwogen.
4.16.
Zoals de bestuursrechter bij uitspraak van 9 april 2020 met zaaknummer HAA 19/3132 (ECLI:NL:RBNHO:2020:2750) in een zaak tussen [eiser1] en (o.a.) de gemeente, wat betreft de Hemkade heeft overwogen, heeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om een openbare weg aan de openbaarheid te onttrekken, heeft dat gezag bij het nemen van een dergelijk besluit beleidsruimte en behoeft voor die onttrekking geen dwingende reden te bestaan. Dat is ook in de onderhavige zaak het kader waarbinnen de kwestie moet worden beschouwd.
4.17.
Vast staat dat [eiser1] c.s. nimmer toegang tot perceel 8482 heeft gehad, nimmer rechtstreeks vanuit zijn woning toegang tot de openbare weg heeft gehad en, zoals eerder is geoordeeld, zich op dit moment door uitoefening van de erfdienstbaarheid op de Hemkade een behoorlijke toegang tot de openbare weg kan verschaffen. Een afweging van de betrokken belangen brengt onder die omstandigheden mee dat er onvoldoende grond is om de gemeente te verplichten om perceel 8482 in afwachting van besluitvorming over het al dan niet voortduren van de openbaarheid als weg naar de Hemkade toe feitelijk open te stellen.
4.18.
De slotsom is dat geen van de vorderingen voor toewijzing vatbaar is. Deze zullen dan ook alle worden afgewezen. [eiser1] c.s. zal daarbij als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.19.
Ter zitting heeft [gedaagde4] c.s. betoogt dat [eiser1] c.s. veroordeeld zou moeten worden tot betaling van de integrale proceskosten ter hoogte van € 6.000,-. Deze vordering is alleen toewijsbaar indien het instellen van de hoofdvordering, gelet op de – voor eiser(s) – evidente kansloosheid ervan, met het oog op de daarbij betrokken kenbare en zwaarwegende belangen van de wederpartij achterwege behoorde te blijven. Daarvan zou sprake zijn indien [eiser1] c.s. feiten of omstandigheden aan zijn vordering ten grondslag had gelegd waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007,
NJ2007/353).
In het voorliggende geval kan niet worden gezegd dat de onderhavige vorderingen van [eiser1] c.s. aan deze strenge maatstaven beantwoorden. De voorzieningenrechter betrekt daarbij mede de observatie dat [eiser1] c.s. woonachtig zijn in een gebied met een moeizame en problematische ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter komt dus niet toe aan een veroordeling van [eiser1] c.s. in de werkelijke proceskosten en zal het gebruikelijke liquidatietarief hanteren maar wil met het oog op de toekomst -dit is het derde kort geding- wel de waarschuwing kwijt dat het in dit geval “kantje boord” was.
4.20.
De kosten aan de zijde van zowel de gemeente als aan de zijde van [gedaagde4] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.636,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.636,00 en aan de zijde van [gedaagde4] c.s. eveneens begroot op € 1.636,00,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 7 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.Conc.: