ECLI:NL:RBNHO:2020:2750

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3132
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor hekwerk met bezwaren van omwonende

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een hekwerk. Eiser, een omwonende, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad aan derde-partij is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend voor de realisatie van een hekwerk op een terrein dat door derde-partij in erfpacht is. Eiser heeft aangevoerd dat het hekwerk in strijd is met het bestemmingsplan en dat de belangen van omwonenden onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het project in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van eiser niet onevenredig worden geschaad. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van een enkelvoudige kamer en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/3132

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.C.V. Mans),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigden: M.E. Biezenaar, P. Janssens en F. Oussouma).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], te [plaats] , gemachtigde:
mr. D.A.J. Sturhoofd.

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend ter realisatie van het plaatsen van een hekwerk op de locatie [adres] .
Bij besluit van 7 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die vergezeld werd door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2] , bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Beide partijen hebben tot kort voor de zitting stukken ingediend bij de rechtbank. De stukken betreffen een brief van 19 februari 2020 van derde-partij, de reactie van eiser hierop van 24 februari 2020 en het schrijven van derde-partij van 24 februari 2020. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen partijen tot 10 dagen voor de zitting nadere stukken indienen. De bovengenoemde stukken zijn te laat ingediend. De rechtbank laat deze stukken wegens strijdigheid met de goede procesorde buiten beschouwing.
2. Op 23 mei 2018 heeft derde-partij een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning ter realisatie van het vervangen van een bestaand hekwerk voor een nieuw hekwerk. Het nieuwe hekwerk omsluit het Balkenhaven terrein dat derde-partij in erfpacht heeft. Ter zitting is vastgesteld dat blijkens een kadastrale meting het hekwerk op de [locatie 1] is gesitueerd en niet op de [locatie 2] . In het hek zitten twee poorten waarvan één geopend wordt door met een vooraf geregistreerd telefoonnummer te bellen naar een inbelservice en de ander kan handmatig met een sleutel worden geopend. Op het terrein woont eiser met zijn familie. Eisers vrouw heeft tevens een medische praktijk aan huis.
2. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bedrijven Zuid” (het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemmingen “Verkeer-Verblijfsgebied” en “Water-1” en de dubbelbestemming “Waterstaat-Waterkering”. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de bestemmingen “Verkeer-Verblijfsdoeleinden” en “Water-1” het gebruik van de gronden voor het nieuwe hekwerk niet toestaat.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het project in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, waardoor gebruik kan worden gemaakt van de buitenplanse afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 4, derde lid, van Bijlage II, behorende bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor de bestemmingen waarmee het project in strijd is. Het project is planologisch en stedenbouwkundig aanvaardbaar, omdat het gaat om de vervanging van een reeds bestaand hekwerk op nagenoeg dezelfde locatie door een hekwerk met een ander uiterlijk dat dient ter waarborging van de veiligheid op het terrein van derde-partij.
4.1
Eiser betoogt dat het project in strijd is met de Wegenwet, omdat de [locatie 1] een openbare weg is dat voor iedereen toegankelijk is. Het is niet toegestaan om een hekwerk op een openbare weg te plaatsen. Verweerder had voorts de openbaarheid van de weg moeten laten meewegen in de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
4.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrijventerrein aan de [locatie 1] geen openbare weg is en dat ook nooit is geweest. Er staat al 25 jaar een hek en het nieuwe hek is alleen een vervanging van het oude hekwerk. Ook in de oude situatie hadden gebruikers toegang tot het terrein.
4.3
De rechtbank overweegt dat de vraag of de [locatie 1] moet worden aangemerkt als een openbare weg in de zin van de Wegenwet in deze procedure niet voor ligt. Daartoe is van belang dat het openstellen van een weg voor het openbaar verkeer dan wel het onttrekken van een weg aan het openbaar verkeer wordt geregeld in de Wegenwet en niet in een bestemmingsplan of in een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:20191580, overwogen dat dit aspect wel van belang kan zijn met het oog op de uitvoerbaarheid van de verleende omgevingsvergunning. Als in dit geval een onttrekkingsbesluit als bedoeld in artikel 9 van de Wegenwet zou zijn vereist, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de verleende vergunning, voor zover deze ziet op de activiteit 'bouwen', voordat de [locatie 1] aan de openbaarheid is onttrokken. Indien een dergelijk onttrekkingsbesluit al zou zijn vereist, dan bestaat op voorhand echter geen grond voor het oordeel dat de gemeenteraad niet zou kunnen besluiten tot een onttrekking van de [locatie 1] op het perceel aan de openbaarheid. Het bevoegd gezag heeft bij het nemen van een dergelijk besluit beleidsruimte en voor een besluit tot onttrekking van een weg(deel) aan het openbaar verkeer hoeft geen dringende reden te bestaan (vergelijk de uitspraak van 28 november 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB8936). De rechtbank overweegt dat het plaatsen van het hekwerk - en daarmee de eventuele onttrekking van de [locatie 1] aan de openbaarheid - verder niet tot gevolg heeft dat de aan het perceel toegekende bestemming niet meer kan worden verwezenlijkt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat de verlening van de gevraagde omgevingsvergunning niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eiser betoogt dat het beginsel van een behoorlijke belangenafweging is geschonden. Hij voert hiertoe aan dat verweerder de belangenafweging niet alleen had moeten maken in het kader van waterstaatsbelangen, maar ook in het kader van verkeers- en ontsluitingsbelangen. Eiser betoogt voorts dat hij onevenredig in zijn belangen is geschaad, omdat hij een telefoonnummer moet bellen om de poort te kunnen openen. De poort is gesloten en kan niet meer met een sleutel worden geopend. Het recht op privacy van allen die van en naar het perceel van eiser gaan wordt op deze wijze ernstig en ontoelaatbaar geschonden. Er is geen andere weg naar het perceel van eiser dan de thans afgesloten openbare weg. Eiser heeft toestemming van een derde nodig om naar zijn perceel toe te gaan. Het woongenot van eiser wordt hierdoor ernstig aangetast en de woning van eiser zal door de komst van de poort onverkoopbaar worden en in waarde dalen. Bovendien hebben ook niet alle hulpdiensten toegang tot het hekwerk. Dit is in strijd met artikel 6.37, eerste en vijfde lid van het Bouwbesluit 2012. Eiser wordt ernstig in zijn belangen geschaad als de hulpdiensten niet tijdig zijn woning kunnen bereiken in geval van nood. Een openbare weg moet voor alle hulpdiensten snel en gemakkelijk kunnen worden ontsloten. Nu alleen de brandweer toegang heeft tot het hek door middel van een sleutelkluis is daar geen sprake van.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van een onzorgvuldige belangenafweging. Dat verweerder in de belangenafweging niet heeft betrokken dat het project in strijd is met de bestemming “Verkeer-Verblijfgebied” volgt de rechtbank niet. In het bestreden besluit heeft verweerder dit erkend en heeft tevens gemotiveerd dat gebruik kan worden gemaakt van de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid als genoemd in artikel 4, derde lid, van de Bijlage II behorende bij het Bor.
De rechtbank overweegt dat verweerder in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de vergunningverlening dan aan het belang van eiser, wat er in is gelegen dat hij geen overlast ondervindt van de werking van de poort. Ter zitting is door derde-partij toegelicht en eiser heeft niet weersproken dat het hek open is op werkdagen van 07:00 uur tot 21:00 uur en in het weekend van 11:00 uur tot 21:00 uur. Er is dus toegang tot het perceel voor eiser en zijn gezin, maar ook voor bezoekers. Indien bezoekers komen op tijden dat het hek is gesloten heeft eiser de mogelijkheid om het hek (vanuit zijn huis) voor hen te openen. Ter zitting is toegelicht dat eiser en zijn familie een telefoonnummer kunnen aanmelden bij derde-partij, zodat zij het hek kunnen openen als zij met het aangemelde nummer naar een inbelservice bellen. Het hekwerk wordt dan automatisch geopend zodra de beltoon één keer is overgegaan. Zij kunnen overigens ook beschikken over een sleutel van het kleinere hek dat handmatig opengaat. Onder verwijzing naar het vonnis in het kort geding van deze rechtbank van 28 november 2019 met zaaknummer C/15/294538, waarin de voorzieningenrechter heeft overwogen dat de hulpdiensten onbelemmerd toegang hebben tot de woning van eiser, overweegt de rechtbank dat eiser niet onevenredig in zijn belangen wordt geschaad ten aanzien van de bereikbaarheid voor de hulpdiensten. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 28 november 2019 tevens overwogen dat het nieuwe hekwerk een verbetering is ten opzichte van de situatie waarin een sleutel noodzakelijk was om het hek ter plaatse te openen, omdat eiser vanuit de woning de poort kan openen en zo vrij baan kan maken voor de hulpdiensten. Daarbij komt dat derde-partij op aanwijzing van de brandweer een sleutelbuis naast de poort heeft laten plaatsen zodat de brandweer zich altijd toegang kan verschaffen tot het perceel en ook overige hulpdiensten kan toelaten. De onbelemmerde toegang van eiser en de hulpdiensten is met de plaatsing van het nieuwe hek voldoende gewaarborgd. Er wordt dus ook niet in strijd gehandeld met artikel 6.37 van het Bouwbesluit 2012.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de privacybelangen en het woongenot van eiser niet onevenredig worden geschaad door de plaatsing van het hekwerk. Ter zitting is vast komen te staan dat geen camera is bevestigd op het hek en de registratie van telefoonnummers is geen schending van de privacy op grond waarvan de omgevingsvergunning moet worden geweigerd. Voorts is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de woning van eiser in waarde vermindert als gevolg van het inbelsysteem van het hekwerk. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1
Eiser betoogt verder dat sprake is van vooringenomenheid. Het gemeentebestuur heeft de belangen van [belanghebbende] stelselmatig laten prevaleren boven de belangen van eiser. Verweerder heeft sinds 2013 een ontwikkeling van de [locatie 1] voor ogen waarbinnen de woning van eiser niet past.
6.2
Verweerder ontkent dat sprake is van vooringenomenheid. Dat geldt voor onderhavige procedure als ook voor andere procedures. Verweerder hanteert in alle procedures het toepasselijk rechtskader en neemt op basis daarvan een standpunt in.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van vooringenomenheid van verweerder in deze procedure. Uit de stelling dat verweerder verschillende vergunningen aan derde-partij heeft verleend en verzoeken om handhaving van eiser heeft geweigerd blijkt niet dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld. Dit blijkt ook niet uit de brief van 7 mei 2017. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Smit, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.