ECLI:NL:RBNHO:2020:3263
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
BPM-heffing en immateriële schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiseres, [X] B.V., op 5 februari 2018 aangifte gedaan voor de Belasting Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) voor de registratie van een gebruikte Renault Megane Scenic. Eiseres heeft een bedrag van € 1.548 voldaan, maar heeft bezwaar aangetekend tegen deze betaling. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het bezwaar op 27 december 2018 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 2 augustus 2019 heeft eiseres haar grieven toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat er geen voldoende onderbouwing was voor de stelling dat er te veel BPM was geheven. Eiseres heeft ook betoogd dat prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gesteld moesten worden, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank concludeerde dat de heffing van BPM niet in strijd is met het Unierecht en dat er geen reden was om het HvJ EU om verduidelijking te vragen. De rechtbank heeft ook de redelijke termijn voor de uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat deze was overschreden, wat aanleiding gaf tot een immateriële schadevergoeding van € 500. Daarnaast zijn de proceskosten vastgesteld op € 525 en moet verweerder het betaalde griffierecht van € 345 vergoeden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende wel een schadevergoeding toe voor de overschrijding van de redelijke termijn.