ECLI:NL:RBNHO:2020:11451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
10 januari 2021
Zaaknummer
C/15/304642 / HA RK 20-122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkoop van in beslag genomen aandelen en beoordeling van executiebevoegdheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot verkoop van in beslag genomen aandelen van [belanghebbende] in VDS Beheer. De verzoeksters, Intraco Holding B.V. en Intraco Trading B.V., hebben conservatoir beslag gelegd op de aandelen van [belanghebbende] naar aanleiding van een eerder vonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is en dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis. De rechtbank heeft het verweer van [belanghebbende] verworpen, waarin hij stelde dat de executie van het vonnis moest worden gestaakt en dat er misbruik van executiebevoegdheid werd gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeksters bij een spoedige executie zwaarder wegen dan de belangen van [belanghebbende]. De rechtbank heeft de aanbiedingsregeling in de statuten van VDS Beheer buiten toepassing verklaard, omdat deze regeling de executie zou vertragen en niet zou bijdragen aan een maximale opbrengst. De rechtbank heeft de deurwaarder aangewezen om de executie uit te voeren en de termijn voor de verkoop van de aandelen vastgesteld op drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. Tevens is [belanghebbende] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/304642 / HA RK 20-122
Beschikking van 17 december 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRACO HOLDING B.V.,
gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRACO TRADING B.V.,
gevestigd te Castricum,
3. de vennootschap naar Zweeds recht
NEW WAVE GROUP AB,
gevestigd te Ytterby, Zweden,
verzoeksters,
advocaten mr. H. Ruiter en mr. L. Rietveld te Amsterdam,
en de belanghebbenden:

1.[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.P.B. Kroep te Enschede,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende] BEHEER B.V.,
gevestigd te Castricum,
3.
ARD POTHOF,
gerechtsdeurwaarder te Rotterdam.
Verzoeksters worden hierna Intraco c.s. genoemd, of afzonderlijk Intraco Holding, Intraco Trading en New Wave. De belanghebbenden worden [belanghebbende] , VDS Beheer en de deurwaarder genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 9,
  • de brief van 14 juli 2020 van Intraco c.s. met producties 10 tot en met 12,
  • de brief van 30 september 2020 van de deurwaarder,
  • het verweerschrift van [belanghebbende] met producties 1 tot en met 11,
  • de brief van 26 oktober 2020 van Intraco c.s. met productie 13,
  • de brief van 27 oktober 2020 van [belanghebbende] met productie 12 en
  • de mondelinge behandeling van 28 oktober 2020 en de daarbij overgelegde spreekaantekeningen van mr. Ruiter en mr. Kroep,
  • de brief van 4 november 2020 van Intraco c.s. met het verzoek uitspraak te doen.

2.De feiten

2.1.
[belanghebbende] is bestuurder van VDS Beheer. Hij was tot 27 oktober 2020 enig aandeelhouder. Bij akte van 27 oktober 2020 heeft hij één aandeel in VDS Beheer overgedragen aan Euregio Holding B.V. (hierna: Euregio).
2.2.
Intraco c.s. heeft op 6 september 2018 conservatoir beslag gelegd op de aandelen van [belanghebbende] in VDS Beheer.
2.3.
Bij vonnis van 22 april 2020 (hierna: het vonnis) heeft deze rechtbank beslist in een geschil (hierna: de hoofdzaak) tussen Intraco c.s. en (onder anderen) [belanghebbende] en VDS Beheer (rolnummer: 18-762). In het vonnis is [belanghebbende] (hoofdelijk) veroordeeld tot het betalen van een bedrag van in totaal € 1.443.402,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [belanghebbende] en VDS Beheer (met de andere gedaagde partijen) hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis (voor zover het betreft de zaak 18-762).
2.4.
In het vonnis heeft de rechtbank verder een tussenbeslissing genomen in de gevoegde procedure tussen New Wave en VDS Beheer (rolnummer: 18-764). De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van New Wave tot overdracht van de aandelen van VDS Beheer in het kapitaal van Intraco Holding aan New Wave zal worden toegewezen.
Bij tussenvonnis van 26 augustus 2020 heeft de rechtbank onderzoek door een deskundige bevolen die over de prijs van de aandelen bericht moet uitbrengen, een deskundige benoemd en een regiezitting bepaald ter bespreking van onder meer de (definitieve) vraagstelling aan de deskundige.
2.5.
Op 1 mei 2020 is het vonnis aan [belanghebbende] betekend. In het betekeningsexploot was een bevel tot betaling opgenomen. [belanghebbende] is daarop niet tot betaling overgegaan. Op 2 juni 2020 heeft Intraco c.s. voornoemd vonnis nogmaals per exploot aan [belanghebbende] laten betekenen waarmee het conservatoir beslag executoriaal is geworden.
2.6.
Op 29 september 2020 hebben (onder anderen) [belanghebbende] en VDS Beheer bij het gerechtshof Amsterdam in de appelprocedure tegen het vonnis (in de zaak 18-762) een provisionele vordering ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorbaat van het vonnis, in elk geval ten aanzien van de veroordeling van [belanghebbende] .
2.7.
In de statuten van VDS Beheer is in artikel 9 een aanbiedingsregeling opgenomen met betrekking tot de overdracht van aandelen.

3.Het geschil

3.1.
Intraco c.s. verzoekt de rechtbank – na wijziging van eis ter zitting – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen – eventueel na terzijdestelling van de statutaire bepalingen met betrekking tot de aanbiedingsregeling – dat:
I. tot (onderhandse of openbare) verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zal worden overgegaan binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de beschikking, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn;
II. de deurwaarder nadere regels en voorwaarden zal stellen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen;
III. althans al hetgeen zal doen dat de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren met betrekking tot de wijze van verkoop en voorwaarden waaronder de aandelen verkocht kunnen worden;
IV. [belanghebbende] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2.
Intraco c.s. legt hieraan – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Nu het vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar is en Intraco c.s. op – onder anderen – [belanghebbende] een vordering heeft van € 1.443.402,-, heeft zij er belang bij dat wordt overgegaan tot verkoop van de beslagen aandelen.
3.3.
[belanghebbende] voert verweer en voert – kort gezegd – het volgende aan. Het vonnis berust op een juridische en/of feitelijke misslag. Zowel de uitkomst van het hoger beroep in de hoofdzaak en de uitkomst van de bodemprocedure over de waardering van de aandelen van Intraco Holding moeten worden afgewacht. Intraco c.s. heeft geen rechtens te respecteren belang bij de voortzetting van de executie en maakt misbruik van haar executiebevoegdheid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
Intraco c.s. heeft zich naar aanleiding van het verweer van [belanghebbende] primair op het standpunt gesteld dat [belanghebbende] niet-ontvankelijk is, voor zover hij verzoekt de executie van het vonnis te schorsen. Intraco c.s. wijst erop dat [belanghebbende] hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis (in de zaak met rolnummer 18-762) en bij het gerechtshof een provisionele vordering heeft ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad en de executie van het vonnis. Volgens Intraco c.s. is daarom het gerechtshof exclusief bevoegd te beslissen over de schorsing van de tenuitvoerlegging. Zij verwijst naar uitspraken van de rechtbank Roermond van 18 januari 2008 (ECLI:NL:RBROE:2008:BC2276) en de rechtbank Arnhem van 28 juni 2005 (ECLI:NL:RBARN:2005:AU1618).
4.2.
De rechtbank verwerpt het standpunt van Intraco c.s. De rechtbank verwijst naar het door [belanghebbende] aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 februari 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:1001). Intraco c.s. heeft het verzoek tot verkoop van de in beslag genomen aandelen ex artikel 474g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gedaan en daartegen mag [belanghebbende] (ook) materiële verweren voeren gericht op de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Uit artikel 474g Rv volgt niet dat die materiële verweren slechts kunnen worden opgeworpen in een afzonderlijk te voeren executiegeschil, ook niet als in hoger beroep al een incidentele vordering is ingesteld tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis. Die aanhangige provisionele procedure bij het gerechtshof ontneemt [belanghebbende] niet het recht om verweer te voeren in deze procedure tegen het verzoek van Intraco c.s. op grond van artikel 474g Rv. De jurisprudentie waarnaar Intraco c.s. op dit punt heeft verwezen, ziet op een zelfstandige vordering bij de voorzieningenrechter in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis, en is daarom hier niet van toepassing. Die jurisprudentie is bovendien niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026), waaruit volgt dat ook in geval van hoger beroep schorsing van de tenuitvoerlegging in kort geding kan worden gevorderd (waarvoor dezelfde maatstaven gelden als de provisionele vordering in hoger beroep tot schorsing van de tenuitvoerlegging).
Formele vereisten verzoek
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tijdig is gedaan. De rechtbank constateert aan de hand van de overgelegde beslagexploten dat het beslag op de aandelen die [belanghebbende] in VDS Beheer houdt, op rechtsgeldige wijze is gelegd. De rechtbank overweegt dat de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen.
Inhoudelijk
Schorsing van de tenuitvoerlegging wegens een kennelijke misslag in het vonnis?
4.4.
[belanghebbende] heeft aangevoerd dat het verzoek van Intraco c.s. tot executoriale verkoop van zijn aandelen in VDS Beheer moet worden afgewezen, omdat volgens hem de executie van het vonnis moet worden gestaakt. Volgens [belanghebbende] berust het vonnis op feitelijke en juridische missslagen.
4.5.
Uit het hiervoor (zie 4.2) genoemde arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 volgt als uitgangspunt dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
Bij de toepassing van deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen en blijft de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing, tenzij het bestreden vonnis op een kennelijke misslag berust.
4.6.
Volgens [belanghebbende] berust het vonnis op een kennelijke misslag, ten eerste omdat hij is veroordeeld tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde managementvergoeding terwijl hij die managementvergoeding niet heeft ontvangen.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de rechtbank zich in het vonnis op dit punt heeft gebaseerd op de erkenning van [belanghebbende] (en VDS Beheer) dat zij bedragen aan (aanvullende) managementvergoedingen hebben ontvangen. Het blijkt niet dat de vaststelling van die erkenning berust op een kennelijke misslag. Blijkens het vonnis hebben [belanghebbende] en VDS beheer (kennelijk alleen) het (bevrijdende) verweer gevoerd dat partijen de aanvullende managementvergoeding waren overeengekomen.
4.8.
Volgens [belanghebbende] is verder sprake van een misslag, omdat hij in het vonnis onterecht is veroordeeld tot betaling van contractuele boetes op grond van de managementovereenkomst. Hij was niet als privé persoon betrokken bij deze overeenkomst en er staan geen persoonlijke verplichtingen voor hem in deze overeenkomst.
4.9.
De rechtbank stelt vast, zoals ook Intraco c.s. heeft gesteld, dat [belanghebbende] expliciet als partij is aangeduid in de managementovereenkomst (productie E bij de door [belanghebbende] overgelegde productie 7). In de aanhef van de schriftelijke overeenkomst staat:

MANAGEMENT CONTRACTmade this day by and between Intraco Holding B.V., (…), hereinafter referred to as “the Company”, on the one hand, and Mr. [belanghebbende] , (…), and [belanghebbende] Beheer B.V., (…), herinafter jointly referred to as “the Manager” or “ [belanghebbende] ”.
Daarnaast is bij de ondertekening van de overeenkomst bij de naam [belanghebbende] , naast ondertekenaar namens VDS Beheer, vermeld: “
also for him personally”. Dat niet is vermeld voor welke verplichtingen [belanghebbende] in privé meetekent, is in dat verband niet van belang. [belanghebbende] is, naast VDS Bekeer, blijkens de aanhef immers partij bij de gehele overeenkomst. In elk geval is hij ook partij bij het boetebeding van artikel 9.3. In dat artikel is immers bepaald dat “
the Manager” boetes verbeurd. Blijkens de aanhef van de overeenkomst is “
the Manager” de gezamenlijke aanduiding van zowel VDS Beheer als [belanghebbende] . [belanghebbende] kon dan ook boetes verbeuren op grond van de managementovereenkomst. Er is dus geen sprake van een kennelijke misslag in het vonnis.
4.10.
Ten slotte is volgens [belanghebbende] na het vonnis gebleken van nieuwe feiten waaruit blijkt dat het vonnis op een kennelijke (feitelijke) misslag berust. Hij heeft verwezen naar een e-mail die hij op 27 november 2009 heeft gestuurd aan Intraco Holding, die hij stelt pas na het vonnis met behulp van een datarecovery-bedrijf te hebben teruggevonden. Als bijlagen bij die e-mail verstuurde [belanghebbende] “
the updated budgets”voor 2010 van Intraco Trading en Intraco Hong Kong Ltd. In die e-mail heeft [belanghebbende] onder meer het volgende geschreven:

I also updated the management fee back to the level of before our deal, namely €15K p.m.”.
Volgens [belanghebbende] blijkt uit deze e-mail de afspraak over de verhoging van de managementvergoeding. Verder stelt [belanghebbende] dat hij uit de herstelde data de beschikking heeft gekregen over nieuwe jaarrekeningen van Intraco Trading en Intraco Hongkong Ltd. en over verschillende financiële bestanden uit het OCRA-systeem over de jaren 2010 tot en met 2014, waarin de betalingen van de verhoogde managementvergoeding steeds zijn verwerkt.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat niet vaststaat dat uit de e-mail van 27 november 2009 en de nieuw overgelegde financiële gegevens nieuwe feiten blijken die zonder meer tot een ander oordeel van de rechtbank zouden hebben geleid. Uit deze e-mail en de financiële stukken blijkt namelijk (ook) niet dat partijen overeenstemming hadden over verhoging van de managementvergoeding, zoals de rechtbank in het vonnis heeft overwogen. Uit de omstandigheid dat [belanghebbende] de verhoging heeft verwerkt in de budgetten voor 2010 en dat de verhoging is terug te vinden in de jaarstukken en de financiële stukken uit het OCRA-systeem, kan niet zonder meer worden afgeleid dat Intraco Holding met deze verhoging heeft ingestemd. De stukken bieden dan ook geen onderbouwing van het standpunt dat het vonnis berust op een kennelijke (feitelijke) misslag.
Misbruik van (executie)bevoegdheid?
4.12.
[belanghebbende] heeft aangevoerd dat Intraco c.s. misbruik van haar executiebevoegdheid maakt door op dit moment al tot verkoop van zijn aandelen in VDS Beheer over te gaan. Hij verliest daardoor zijn zeggenschap in VDS Beheer. Daarnaast stelt [belanghebbende] dat het belangrijkste bezit (de hoogste waarde) van VDS Beheer haar aandelenbelang van 36,5% in Intraco Holding is. De waarde van die aandelen moet nog worden bepaald in de lopende bodemprocedure bij de rechtbank (in de zaak 18-764). Met de voorgenomen verkoop van de aandelen van [belanghebbende] in VDS Beheer, doorkruist Intraco c.s. die waardebepaling van de aandelen in Intraco Holding in de bodemprocedure.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat Intraco c.s. geen misbruik maakt van haar executiebevoegdheid om de enkele reden dat [belanghebbende] door de verkoop van de aandelen de zeggenschap in VDS Beheer kwijtraakt. Het hoger beroep tegen het vonnis kan hij voortzetten, omdat hij in persoon ook partij is in de hoofdzaak. VDS Beheer kan het hoger beroep ook voortzetten, want zij is niet slechts afhankelijk van [belanghebbende] als aandeelhouder. Een eventueel nieuw bestuur van VDS Beheer zal ook in het belang van de vennootschap moeten handelen.
Er is evenmin sprake van misbruik van (executie)bevoegdheid om de reden dat de waarde van de aandelen in Intraco Holding nog moet worden bepaald in de lopende bodemprocedure bij de rechtbank. Dat is een omstandigheid die kan worden betrokken bij de beoordeling op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht van de aandelen van [belanghebbende] in VDS Beheer dienen te geschieden (ex artikel 474g lid 3 Rv), waarbij de belangen van spoedige executie en het behalen van een maximale opbrengst zullen worden betrokken, maar is geen reden om het verzoek tot executoriale verkoop van de aandelen van [belanghebbende] af te wijzen.
4.14.
Gelet op het voorgaande is er geen grond om de executie te schorsen in afwachting van het hoger beroep en om die reden het verzoek ex artikel 474g Rv af te wijzen. De aandelen van [belanghebbende] in VDS Beheer mogen dan ook verkocht worden.
Wijze van verkoop
4.15.
Op grond van artikel 474g lid 3 Rv dient de rechtbank in de beschikking te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht dient te geschieden. Partijen stellen een aantal voorwaarden voor. De rechtbank bespreekt deze hieronder per onderdeel.
Artikel 9 statuten: aanbiedingsregeling
4.16.
Ten aanzien van de verkoop en levering van aandelen geldt ingevolge artikel 474g lid 4 Rv als uitgangspunt dat zoveel mogelijk de wettelijke en statutaire bepalingen inzake vervreemding en overdracht van de aandelen in acht dienen te worden genomen.
4.17.
Ingeval van executoriaal beslag kan op grond van artikel 2:195 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de rechter de bepalingen in de statuten omtrent overdraagbaarheid van aandelen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing verklaren. Het verzoek daartoe kan worden gedaan door de executant. De rechter wijst het verzoek, zo nodig in afwijking van artikel 474g lid 4 Rv, slechts toe indien de belangen van de verzoeker dat bepaaldelijk vorderen en de belangen van anderen daardoor niet onevenredig worden geschaad.
4.18.
Intraco c.s. heeft verzocht de statutaire aanbiedingsregeling van VDS Beheer met toepassing van artikel 2:195 lid 7 BW buiten toepassing te verklaren.
4.19.
[belanghebbende] heeft aangevoerd dat de statuten in acht moeten worden genomen. Ten eerste omdat de aandelen eerst aan de andere aandeelhouder, Euregio, moeten worden aangeboden. Ten tweede omdat alleen door de statuten in acht te nemen een zo groot mogelijke opbrengst van de aandelen kan worden nagestreefd.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat de aanbiedingsregeling in de statuten van VDS Beheer moeilijk te rijmen is met de uitgangspunten van executoriale verkoop en het streven naar een maximale opbrengst. De aanbiedingsprocedure is tijdrovend en vermoedelijk kostbaar vanwege de in acht te nemen termijnen en de omstandigheid dat de prijs in beginsel zal moeten worden vastgesteld door een of meer deskundigen, zo nodig na benoeming door de Voorzitter van de Kamer van Koophandel. Dit weegt niet op tegen het belang van Intraco c.s. om haar vordering middels een spoedige executie op [belanghebbende] te verhalen (vgl. rechtbank Amsterdam, 13 november 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:7725). Daarbij weegt mee dat [belanghebbende] ten tijde van het onderhavige verzoek nog enig aandeelhouder was - en de aanbiedingsprocedure dus niet hoefde te worden gevolgd - en dat hij een dag voor de mondelinge behandeling in deze procedure slechts één aandeel heeft uitgegeven aan Euregio, naar eigen zeggen een vennootschap van een goede vriend en uitsluitend met het oog op de aanstaande executieverkoop van de aandelen. Dat versterkt het (door Intraco c.s. geuite) vermoeden dat [belanghebbende] de aanbiedingsprocedure zal gebruiken om het verkoopproces te vertragen.
4.21.
Bij het voorgaande komt dat [belanghebbende] ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat het eerst aanbieden van de aandelen aan Euregio als houder van één aandeel in het belang is van VDS Beheer. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is duidelijk dat [belanghebbende] één aandeel heeft uitgegeven aan Euregio uitsluitend in verband met het verzoek van Intraco c.s. tot executoriale verkoop van de aandelen. Niet is gesteld, en het is ook niet aannemelijk, dat Euregio als houder van één aandeel van belang is voor de (toekomst van de) onderneming van VDS Beheer en dat het daarom van belang is dat de te verkopen aandelen eerst aan haar worden aangeboden. Volgens [belanghebbende] gaat het hem er alleen om een eerlijke prijsbepaling te krijgen en dat hij de aandelen niet ‘voor een appel en een ei’ kwijtraakt aan Intraco c.s.. Doel van executoriale verkoop is juist een maximale opbrengst - aan de hoogste bieder - in belang van beide partijen. Voor Intraco c.s. is dat belang gelegen in het kunnen verhalen van haar vordering op [belanghebbende] , dus ook zij heeft er geen enkel belang bij dat de aandelen voor een (te) lage prijs worden verkocht. De deurwaarder zal bovendien daarop moeten toezien. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is met toepassing van de statutaire aanbiedingsregeling een maximale opbrengst, binnen bovendien een spoedige termijn, in dit geval allerminst zeker. De uitgifte van het ene aandeel aan Euregio lijkt daarom veeleer het persoonlijk belang van [belanghebbende] te dienen dan het belang van VDS Beheer en het behalen van een maximale opbrengst.
4.22.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank artikel 9 van de statuten (de aanbiedingsregeling) buiten toepassing laten. Daarbij merkt de rechtbank op dat het Euregio uiteraard vrij staat om mee te dingen bij de executoriale verkoop van de aandelen.
Waardebepaling
4.23.
[belanghebbende] heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de (nog te verrichten) waardebepaling van de aandelen van Intraco Holding in de lopende bodemprocedure (in de zaak 18-764). De waarde van de aandelen van [belanghebbende] in VDS Beheer zal volgens hem mede gebaseerd moeten worden op de waarde van de aandelen van VDS Beheer in Intraco Holding.
4.24.
Hoewel de waarde(bepaling) van de aandelen van Intraco Holding - en uiteindelijk de overname door New Wave van de aandelen van VDS Beheer in Intraco Holding - van invloed kan zijn op de waarde van de aandelen van VDS Beheer, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak om de uitkomst van de procedure over de waardebepaling van de aandelen van Intraco Holding af te wachten. De regiezitting voorafgaand aan het uit te voeren deskundigenonderzoek in die zaak vindt plaats op 17 februari 2021. Dat betekent dat het resultaat van het deskundigenonderzoek en vervolgens de waardebepaling nog geruime tijd op zich zal laten wachten. Dat acht de rechtbank strijdig met het belang van Intraco c.s. bij spoedige executie. Het doel van een maximale opbrengst kan ook zonder het onderzoek naar de waarde van de aandelen van Intraco Holding worden bereikt, omdat het bij de executoriale verkoop gaat om de hoogste bieder. Het is aan de deurwaarder om nadere voorwaarden en proceduregels met betrekking tot de verkoop vast te stellen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat geen enkele partij de aandelen voor een (te) lage prijs kan verkrijgen. Het is hierbij aan de deurwaarder om te bepalen of de verkoop onderhands of openbaar zal geschieden.
Hierbij zal de rechtbank bepalen dat [belanghebbende] en VDS Beheer op eerste verzoek aan de deurwaarder alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante (financiële) gegevens betreffende de dochtervennootschappen binnen een week aan haar ter beschikking moet stellen.
Overig
4.25.
De deurwaarder heeft de rechtbank bericht zich te conformeren aan de uitspraak van de rechtbank. Van bezwaren tegen de benoeming van de deurwaarder is niet gebleken. De rechtbank zal hem dan ook aanwijzen als de deurwaarder die met de executie is belast.
4.26.
Intraco c.s. heeft verzocht de termijn voor verkoop en levering van de aandelen te bepalen op drie maanden na heden. De rechtbank acht deze termijn voor verkoop redelijk en zal dienovereenkomstig beslissen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat deze termijn, indien nodig, op verzoek van (een van) partijen, door de rechtbank kan worden verlengd.
Proceskosten
4.27.
De omstandigheid dat [belanghebbende] niet vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, maakt executie daarvan via de onderhavige procedure noodzakelijk. [belanghebbende] zal derhalve in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Intraco c.s. begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
€ 1.086,00(2 punten x tarief € 543,00)
Totaal € 1.725,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.28.
[belanghebbende] heeft zich verzet tegen het verzoek van Intraco c.s. om deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens [belanghebbende] weegt zijn belang bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel hoger beroep tegen de beschikking is beslist, zwaarder dan het belang van Intraco c.s. om voor die tijd tot verkoop van de aandelen over te gaan. [belanghebbende] verwijst daarbij naar vrijwel dezelfde argumenten die hij heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn verzoek tot schorsing van de executie van het vonnis in de bodemprocedure. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.4 tot en met 4.14, verwerpt de rechtbank daarom het betoog van [belanghebbende] . Ook gelet op het meergenoemde belang van Intraco c.s. bij een spoedige executie van het vonnis om haar vordering op [belanghebbende] te kunnen verhalen, zal de rechtbank deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de ten laste van [belanghebbende] in executoriaal beslag genomen aandelen in [belanghebbende] Beheer B.V., gevestigd te Castricum, kunnen worden verkocht en overgedragen, zoveel als nodig om de vordering en de kosten van Intraco c.s. te kunnen voldoen, met inachtneming van de wettelijke bepalingen ter zake van vervreemding en overdracht van aandelen en met inachtneming van hetgeen hierna verder is bepaald,
5.2.
wijst mr. A. Pothof, gerechtsdeurwaarder werkzaam bij Groot & Evers Gerechtsdeurwaarders en Incassobureau, dan wel een door hem aan te wijzen vervangende deurwaarder verbonden aan dit kantoor, aan als de deurwaarder met de executie belast (hierna: de deurwaarder),
5.3.
bepaalt dat de deurwaarder nadere voorwaarden en proceduregels met betrekking tot de verkoop kan vaststellen teneinde een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren,
5.4.
bepaalt dat [belanghebbende] en [belanghebbende] Beheer B.V. hun medewerking aan de verkoop van de aandelen dienen te verlenen en aan de deurwaarder op eerste verzoek binnen een week ter beschikking dienen te stellen alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante (financiële) gegevens,
5.5.
bepaalt dat de deurwaarder aan de potentiële kopers van de aandelen inzage zal verlenen in de hiervoor onder 5.4 bedoelde gegevens, indien en voor zover deze (tijdig) aan hem ter beschikking zijn gesteld,
5.6.
bepaalt de termijn, waarbinnen de verkoop en overdracht van de aandelen dient plaats te vinden op drie maanden na heden, met dien verstande dat deze termijn, indien nodig op verzoek van (een van) partijen, door de rechtbank kan worden verlengd, waarbij geldt dat een eventueel verzoek hiertoe de rechtbank uiterlijk op 9 maart 2021 dient te hebben bereikt,
5.7.
veroordeelt [belanghebbende] in de proceskosten, aan de zijde van Intraco c.s. tot op heden begroot op € 1.725,00,
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken door mr. L.J. Saarloos, rechter, op 17 december 2020. [1]

Voetnoten

1.Conc.: IV