ECLI:NL:RBROE:2008:BC2276

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
18 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
83802 / KG ZA 07 - 298
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van artikel 351 Rv betreffende schorsing van tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Roermond op 18 januari 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. De procedure volgde op een eerder vonnis van 21 juni 2007, waarin [eiser] was veroordeeld tot ontruiming van bedrijfsgebouwen en het ter beschikking stellen van cultuurgrond aan [gedaagde]. [Eiser] had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en vorderde in het kort geding de schorsing van de executie van het vonnis van 21 juni 2007. De voorzieningenrechter oordeelde dat de regeling van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zo moet worden uitgelegd dat een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, waarvan hoger beroep is ingesteld, uitsluitend kan worden voorgelegd aan de rechter in hoger beroep. Dit betekent dat de voorzieningenrechter in eerste aanleg niet bevoegd is om deze vordering te behandelen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de wetgever met artikel 351 Rv heeft beoogd om een snelle rechtsgang te waarborgen en te voorkomen dat er naast de procedure in hoger beroep een aparte procedure bij de voorzieningenrechter nodig is. De voorzieningenrechter verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op EUR 1.067,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 83802 / KG ZA 07-298
Vonnis in kort geding van 18 januari 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. A.M.H.C. Coppens,
advocaat mr. T.J.H.M. Linssen te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.B.T. van 't Grunewold,
advocaat mr. A.M. Rottier te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de (concept)dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 18 januari 2008.
1.2. De rechter heeft bij de behandeling mondeling uitspraak gedaan, welke uitspraak nadien op schrift is gesteld.
2. De feiten
2.1. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 21 juni 2007 is [eiser] veroordeeld om binnen 6 weken na betekening van dat vonnis met al het zijne en al de zijnen de bedrijfsgebouwen - in het bijzonder de twee varkensstallen, de zeugenstal en de open front stal - te [woonplaats] (gemeente [plaatsnaam]) aan de [adres] met de dieren en degenen die en al hetgeen dat zich daarin bevinden respectievelijk bevindt, behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [gedaagde] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, zulks met machtiging van [gedaagde] bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd te houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie en zulks op kosten van [eiser].
2.2. Bij dat vonnis is [eiser] tevens bevolen de cultuurgrond van ongeveer 3,5 hectare, destijds kadastraal bekend gemeente [plaatsnaam], sectie [letter], nummer [nummers], ter vrije beschikking van [gedaagde] te laten en te gehengen en gedogen dat [gedaagde] deze cultuurgronden weer als eigenaar in gebruik zal nemen, zulks op verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,-- per dag een gedeelte van een dag daaronder begrepen, voor iedere dag dat [eiser] in gebreke blijft aan die veroordeling te voldoen. het bedrag van de maximaal te verbeuren dwangsommen is bepaald op EUR 50.000,--.
2.3. Het vonnis van 21 juni 2007 is op 2 juli 2007 aan [eiser] betekend, waarbij bevel is gedaan aan de inhoud van dat vonnis te voldoen en [eiser] tevens is aangezegd dat bij niet, niet tijdige en/of niet behoorlijke voldoening [gedaagde] de verlating en ontruiming zelf zal bewerkstelligen.
2.4. [eiser] heeft tegen het vonnis van 21 juni 2007 hoger beroep ingesteld. Op 14 augustus 2007 heeft [eiser] de memorie van grieven ingediend en op 9 oktober 2007 heeft [gedaagde] zijn memorie van antwoord ingediend.
2.5. Bij exploot van 17 december 2007 is [eiser] aangezegd dat de gedwongen ontruiming van de bedrijfsgebouwen, in het bijzonder de twee varkensstallen, de zeugenstal en de open grond stal, staande en gelegen te [woonplaats], gemeente [plaatsnaam], [adres] zal plaatsvinden op 20 december 2007 te 9.00 uur.
2.6. Op 20 december 2007 heeft deze ontruiming plaatsgevonden, behoudens van de hoogdrachtige zeugen en de zogende zeugen met hun biggen.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat - de in gang gezette executie van het vonnis van 21 juni 2007 te verbieden, althans te schorsen voor onbepaalde tijd.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vordering en heeft daartoe als volgt overwogen.
Artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) luidt als volgt:
"Indien hoger beroep is ingesteld tegen een vonnis dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kan de hogere rechter op vordering van een partij alsnog de tenuitvoerlegging van het vonnis schorsen."
De formulering van artikel 351 Rv duidt op een exclusieve bevoegdheid van de rechter in hoger beroep.
Artikel 351 Rv wil voorkomen dat naast de gang naar de appelrechter een aparte procedure nodig is bij de voorzieningenrechter in de rechtbank. Een vordering strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis waarvan hoger beroep is ingesteld kan worden voorgelegd aan de appelrechter, waardoor de onderliggende zaak in één hand gehouden kan worden. Doorkruising van de procedure in hoger beroep door nadere vonnissen in eerste aanleg wordt zo voorkomen.
Met de mogelijkheid die artikel 351 Rv biedt, is een rechtsgang opengesteld waarvan moet worden aangenomen dat deze een vergelijkbaar snelle mogelijkheid biedt als een kort geding in eerste aanleg, aangezien dit kennelijk de bedoeling is geweest van de wetgever. Die bedoeling ligt impliciet besloten in de aard van de regeling: een middel om op te komen tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis. Zo de bewering van mr. Linssen al juist zou zijn, dat het hof in Den Bosch in feite niet spoedig een dergelijk voorziening pleegt te bieden, dan nog kan dat niet leiden tot de conclusie dat eiser hier ontvankelijk zou zijn. Het kan niet zo zijn dat de rechter in eerste aanleg een zaak - die volgens de wet thuishoort bij de rechter in tweede aanleg - zou moeten behandelen louter en alleen vanwege de (beweerdelijk) langzamere bedrijfsvoering van die rechter in tweede aanleg. Afgezien daarvan kan eiser zich niet op die beweerdelijk langzamere bedrijfsvoering van het hof beroepen omdat hij in het geheel niet heeft geprobeerd gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 351 Rv hem biedt.
Artikel 351 Rv is in werking getreden op 1 januari 2002 zodat moet worden aangenomen dat de in dat artikel geopende mogelijkheid is toegesneden op de actuele omstandigheden.
Uit het vorenoverwogene volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de regeling van artikel 351 Rv zo moet worden uitgelegd dat partijen een vordering, strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis waarvan hoger beroep is ingesteld, slechts kunnen voorleggen aan de rechter in hoger beroep.
4.2. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.067,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2008.?