“(…)
Gesprek tussen [E] [E] van [X] en [D] [K] van het Ministerie van Economische Zaken.
(…)
K: “Dat is goed om te horen. De reden dat ik u bel, is het volgende: jullie hebben in
november een sondage ingediend voor de uitvoer van die lnconel inguts naar [A BEDRIJF] . Ik
heb gezocht in de boeken, die dingen zijn niet vergunningplichtig. Maar, gezien de
afnemer waar wij toch in het verleden wel eens wat twijfels over hadden en de mogelijke
toepassing van de legering willen wij er toch wat beter naar kijken. En om die reden
hebben wij besloten ze vergunningplichtig te maken. U kent de procedure inmiddels,
door een catch-all op te leggen. En die ga ik u zo dadelijk faxen en dan krijgt u hem
binnenkort ook per post, maar ik vind het altijd wel netjes om van tevoren even te bellen.
En dan bent u ook even in de gelegenheid om daar wat van te vinden, natuurlijk.”
E: “Ja, kan ik daar bezwaar tegenaan tekenen?”
K: “Tegen de catch-all als zodanig niet.”
E: “Niet. O, oké”
K: “Maar, want dat wordt gezien als een voorbereidingsbeslissing, als u een vergunning
aanvraagt dan kunt u wel tegen het resultaat van die aanvraag bezwaar maken.”
(…)”