Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
IMK Intermediair B.V.
[naam vennootschap], gevestigd te Zaandam
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Collectieve Arbeidsovereenkomst IMK”(hierna: CAO IMK) van toepassing verklaard, als volgt verwoord in artikel 4 van die arbeidsovereenkomst:
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
Philips/Oostendorp)). Daarmee brengt een werknemer tot uitdrukking dat hij heeft kennisgenomen van het beding zoals dat in schriftelijke vorm aan hem ter hand is gesteld en dat hij daarmee instemt.
Lodder)). Maar in dat geval moet wel worden voldaan aan één van de twee volgende vereisten, die strikt moeten worden uitgelegd:
- de arbeidsvoorwaarden waren als bijlage bij het ondertekende document gevoegd en in dat document is naar die arbeidsvoorwaarden verwezen, of
- de werknemer heeft in het ondertekende document uitdrukkelijk verklaard dat hij instemt met het concurrentiebeding.
“inclusief het bepaalde met betrekking tot het concurrentiebeding, zoals bedoeld in artikel 5 lid 6.”Daaruit volgt niet meer of minder dan dat is overeengekomen dat de CAO IMK geldt, waaronder hetgeen in die CAO over het concurrentiebeding is bepaald. Echter, in de CAO IMK staat niet dat zonder meer een concurrentiebeding geldt, maar slechts dat in een individuele arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding met de in de CAO IMK genoemde inhoud
“kan”worden opgenomen. Vast staat dat in de individuele arbeidsovereenkomsten van [gedaagden] geen concurrentie- of relatiebeding is opgenomen. Dat betekent dat er dus geen concurrentie- of relatiebeding is overeengekomen. De verwijzing naar de CAO IMK maakt dat niet anders. De CAO IMK doet immers niet meer dan het scheppen van de mogelijkheid om in een individuele arbeidsovereenkomst een concurrentie- of relatiebeding op te nemen, zoals hiervoor is overwogen.
“herstellen”van artikel 5 lid 6 van de CAO IMK. Dat artikel 5 lid 6 inderdaad weer is opgenomen in een CAO aangegaan na (afloop van) de CAO IMK 2013, is door IMK echter niet aannemelijk gemaakt.
Boogaard/Vesta) en de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 september 2014, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHAMS:2014:3668).