ECLI:NL:RBNHO:2019:3908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
15/997504-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van valse documenten bij de verzending van vogels naar het buitenland en deelname aan een criminele organisatie

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna aangeduid als [verdachte], die beschuldigd werd van het gebruik van valse documenten bij de verzending van vogels naar het buitenland en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 valse gezondheidscertificaten, laboratoriumuitslagen en certificaten van oorsprong heeft gebruikt bij de export van vogels naar verschillende landen, waaronder Koeweit, Bahrein en Taiwan. Dit gebeurde met het doel om te voldoen aan de eisen van de volksgezondheid en dierenwelzijn, terwijl de documenten vals waren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het voorhanden hebben van niet-vergunde diergeneesmiddelen en dat er sprake was van een criminele organisatie die zich bezighield met het behalen van financieel voordeel door middel van deze illegale praktijken.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijke overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de Wet dieren. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,--, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het gebruik van valse documenten in de dierenexport.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/997504-14 (P)
Uitspraakdatum: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15, 16 en 17 april 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
gevestigd op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M.C.A. Plantenga en mr. K. Zweers en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. drs. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 als houder van dieren, een aantal transporten van voornamelijk vogels naar het buitenland heeft uitgevoerd, terwijl verdachte en de anderen wisten dat door hun handelen een verspreiding van een dierziekte kon worden veroorzaakt, niet alle maatregelen hebben genomen die van hun konden worden gevergd, omdat gebruik is gemaakt van valse of vervalste documenten;
(artikel 101a lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)
feit 2:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 handelingen heeft verricht die ertoe strekten diergeneesmiddelen voorhanden te hebben, terwijl dit volgens de Regeling diergeneesmiddelen niet was toegestaan;
(artikel 2.19 Wet dieren)
feit 3:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 als houder van een dier handelingen heeft verricht die ertoe strekten diergeneesmiddelen voorhanden te hebben, terwijl dit niet was toegestaan omdat die geneesmiddelen niet voor duiven waren vergund;
(artikel 2.19 lid 1 Wet dieren)
feit 4:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste gezondheidscertificaten, dan wel deze gezondheidscertificaten voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 5:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste laboratoriumuitslagen, dan wel deze laboratoriumuitslagen voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 6:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste certificaten van oorsprong, dan wel deze certificaten van oorsprong voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 7:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste airwaybill en commercial invoice, dan wel deze documenten voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 8:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1.
Inleiding
In 2011 kwamen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: de NVWA) signalen binnen dat er vermoedelijk valse documenten werden gebruikt bij het verzenden van dieren, voornamelijk vogels, vanuit Nederland naar het buitenland. In 2013 kwamen opnieuw signalen binnen, deze keer via het Belgische Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (hierna: het FAVV). Het FAVV ontving meldingen dat ook Belgische documenten werden vervalst voor de exporten van voornamelijk vogels naar derde landen, met name naar Koeweit en Bahrein. De vermoedelijk vervalste documenten betroffen voornamelijk:
- gezondheidscertificaten, die na keuring van de dieren worden afgegeven door een dierenarts die bij de NVWA of het FAVV is aangesloten;
- Certificaten van Oorsprong (hierna: CvO’s), waarmee wordt aangetoond uit welk land het dier oorspronkelijk afkomstig is en dat wordt verstrekt door de Kamer van Koophandel;
- laboratoriumuitslagen, waarbij de dieren op ziektes worden getest door het Central Veterinary Institute (hierna: CVI) te Lelystad en de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer.
Hierop is een onderzoek gestart, waarbij de volgende bedrijven in beeld zijn gekomen:
- [medeverdachte 1, hierna: rechtspersoon 1] , [adres] (hierna voor de leesbaarheid van dit vonnis [rechtspersoon 1] te noemen)
;
- [medeverdachte 2, hierna: rechtspersoon 2] , [adres] ;
- [rechtspersoon, hierna: verdachte] , [adres] .
Dit betreffen werkmaatschappijen onder [medeverdachte 3, hierna: rechtspersoon 3] , [adres] .
[medeverdachte 4] is enig bestuurder en enig aandeelhouder (al dan niet middellijk via [rechtspersoon 3] ) van de voornoemde werkmaatschappijen. [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) geeft binnen [rechtspersoon 1] leiding aan de afdeling Customer Services en is tekenbevoegd bij [rechtspersoon 2] .
[rechtspersoon 1] , [verdachte] , [rechtspersoon 2] , [rechtspersoon 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn in dit onderzoek als (mede)verdachten aangemerkt.
3.2.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van nagenoeg alle feiten vrijspraak bepleit. Het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven.
3.4
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Partiële vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] ten aanzien van feit 1 onder 8, 12 en 13 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat ten aanzien van deze zendingen niet kan worden vastgesteld of de export daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] ten aanzien van feit 1 onder 1, 2, 3 (en 10), 4, 6 (en 11), 7 en 9 ten laste is gelegd. Ten aanzien van de daarin genoemde zaaksdossiers 1 tot en met 6, 8 en 12 kan enige betrokkenheid van [verdachte] immers niet worden vastgesteld. De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van deze onderdelen van feit 1 vrijspreken.
3.4.2.
Partiële vrijspraak feit 4
Nu de rechtbank ten aanzien van [verdachte] geen betrokkenheid bij de eerdergenoemde zaaksdossiers heeft vastgesteld, dient zij ook van het gebruik maken dan wel voorhanden hebben van de valse documenten genoemd onder feit 4 onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 te worden vrijgesproken.
Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de valse documenten die niet aan een zaaksdossier zijn verbonden evenmin enige betrokkenheid van [verdachte] kunnen vaststellen, zodat [verdachte] ook van feit 4 onder 8 zal worden vrijgesproken.
3.4.3.
Vrijspraak feit 5, 6 en 7
De onder feit 5, 6 en 7 ten laste gelegde valse documenten hebben onder meer betrekking op de zaaksdossier 1, 3, 5, 6, 8 en 12. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [verdachte] geen betrokkenheid gehad bij deze zaaksdossiers. Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de valse documenten die niet aan een zaaksdossier zijn verbonden evenmin betrokkenheid van [verdachte] kunnen vaststellen. [verdachte] dient daarom van de feiten 5, 6 en 7 te worden vrijgesproken.
3.4.4.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de (overige) onder 1, 2, 3, 4 en 8 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.5.
Bewijsoverwegingen
3.5.1
Bewijsverweer ten aanzien van de valse documenten (feit 1 en 4)
De raadsman van [verdachte] heeft niet betwist dat de in de tenlastelegging onder feit 1 en 4 genoemde documenten vals zijn, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat alle valse documenten door derden (klanten van [rechtspersoon 1] ) zijn aangeleverd. [medeverdachte 4] is weliswaar bestuurder van onder meer [rechtspersoon 1] en [verdachte] , maar heeft deze documenten nooit gezien en ook zijn medeverdachte [medeverdachte 5] wist niet dat de documenten vals waren. [rechtspersoon 1] regelde alleen het vervoer van de vogels naar het buitenland. Nu binnen [rechtspersoon 1] noch [verdachte] sprake is geweest van opzet op de valsheid, kunnen de feiten niet aan [verdachte] worden toegerekend en moet zij volgens de raadsman van feit 1 en feit 4 worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. In het digitale administratiesysteem van [rechtspersoon 1] , genaamd Sprinter, zijn vele valse gezondheidscertificaten, CvO’s en laboratoriumuitslagen aangetroffen. Na onderzoek van de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] met behulp van het programma Xiraf (een zoekprogramma van het NFI) zijn nog meer valse documenten bij haar aangetroffen. De rechtbank wil aannemen dat mogelijk een deel van de valse documenten door klanten zijn aangeleverd, maar uit de hierna volgende bewijsoverwegingen blijkt dat [medeverdachte 4] als (middellijk) bestuurder van [rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] en [medeverdachte 5] , als werknemer van [rechtspersoon 1] , opzettelijk van deze valse documenten gebruik hebben gemaakt door deze mee te sturen bij het verzenden van vogels naar het buitenland. Dit is aan [rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] toe te rekenen.
3.5.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 7
De rechtbank stelt op grond van de (in de bewijsmiddelenbijlage genoemde) bewijsmiddelen het volgende vast. Op 16 oktober 2013 heeft een zending plaatsgevonden van 154 duiven van Schiphol naar Taiwan. De NVWA heeft op 17 oktober 2013 een verzoek gekregen van de Taiwanese autoriteiten om een bij dit transport behorend en door de NVWA afgegeven gezondheidscertificaat te verifiëren. De Taiwanese autoriteiten twijfelden aan de geplaatste stempels op het certificaat. Als exporteur op dit gezondheidscertificaat stond [verdachte] vermeld. [medeverdachte 4] is middellijk bestuurder van [verdachte] en heeft verklaard dat hij zich intensief met [verdachte] bezig hield.
De NVWA heeft aangegeven dat het gezondheidscertificaat een gefingeerd nummer heeft. Op het gezondheidscertificaat stond een ‘natte’ stempel van de Voedsel en Waren Autoriteit Regionale Dienst Zuidwest. Deze dienst bestond ten tijde van dagtekening van het gezondheidscertificaat niet meer. De stempel was dus valselijk gebruikt. Het gezondheidscertificaat was afgestempeld door dierenarts R. Weijers. Deze dierenarts bleek niet bij het CIBG geregistreerd te staan. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het gezondheidscertificaat vals is.
In Sprinter, het digitale administratiesysteem van [rechtspersoon 1] , zijn alle documenten geclusterd onder een zending met een referentienummer waarin alle daarop betrekking hebbende documenten staan geordend. Hierin zijn meerdere documenten aangetroffen die betrekking hebben op deze zending, waaronder een interne checklist waarop de initialen van [medeverdachte 5] ( [initialen] ) staan. Voorts is een interne memo aangetroffen waarop staat dat in opdracht van [voornaam medeverdachte 4] (de rechtbank neemt aan: [medeverdachte 4] , nu hij ter zitting namens [verdachte] heeft verklaard dat hij de enige [voornaam medeverdachte 4] is binnen de bedrijfsvoering) een aantal duiven moet worden opgehaald voor de zending van 16 oktober 2013 naar Taiwan. In het systeem zijn ook een airwaybill en een ‘shipper certification for live animals’ aangetroffen, waarop staat dat deze zijn opgemaakt door [medeverdachte 5] .
Gelet hierop en het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het valse gezondheidscertificaat is gebruikt bij de verzending van 154 duiven naar Taiwan en dat [medeverdachte 5] dit document opzettelijk bij deze zending heeft gebruikt. Zoals hierna zal worden overwogen, is dit feit aan [verdachte] en [rechtspersoon 1] toe te rekenen.
3.5.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman van [verdachte] heeft aangevoerd dat de verplichting van artikel 101a GWWD alleen de houder van dieren regardeert. [medeverdachte 4] en zijn bedrijven hebben zich uitsluitend bezig gehouden met het transporteren van dieren en de dieren worden verder niet bij hen ondergebracht. Volgens de raadsman kunnen [medeverdachte 4] en zijn bedrijven, waaronder [verdachte] , daarom niet als ‘houder’ worden aangemerkt in de zin van artikel 101a GWWD en moeten zij van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verplichting van artikel 101a GWWD is op iedere houder, als bedoeld in artikel 1 van de GWWD, van toepassing. Artikel 1 van de GWWD definieert het begrip houder als ‘eigenaar, houder of hoeder’. In de kamerstukken 1991/1992 bij artikel 101a GWWD wordt overwogen dat voor de vaststelling of een dier gehouden wordt, allereerst als indicatie kan dienen of iemand de beschikkingsmacht heeft over het desbetreffende dier. Gelet op de Memorie van Toelichting bij dit artikel (MvT wijziging van de GWWD 2000-2001, p. 40) betekent dit dat ook vervoerders van dieren, voor zover zij de feitelijke beschikkingsmacht over de dieren hebben, onder de reikwijdte van de bepaling vallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [rechtspersoon 1] de feitelijke beschikkingsmacht over de vogels gehad, nu de vogels bij haar werden afgeleverd of zij deze bij haar klanten ophaalde. [rechtspersoon 1] was de noodzakelijke schakel om de vogels naar de plaats van bestemming te vervoeren. Ook [verdachte] kan als houder worden aangemerkt, voor zover de vogels daar in quarantaine verbleven. Voor medeplegen is bovendien niet vereist dat de samenwerkende (rechts)personen ieder voor zich alle bestanddelen van het delict vervullen, zodat [medeverdachte 4] en zijn bedrijven alle als houder in de voornoemde zin kunnen worden aangemerkt.
Voorts heeft de raadsman in meer algemene zin aangevoerd dat de regelgeving op het gebied van het verzenden van vogels naar het buitenland ingewikkeld en slecht toegankelijk is. Ook de informatieverstrekking door de NVWA met betrekking tot de vereisten van een transport naar het buitenland is niet eenduidig en onoverzichtelijk. Uit de informatievoorziening kan slechts worden afgeleid dat niet de NVWA, maar het land van import bepaalt welke eisen aan een transport moeten worden gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
De ratio van artikel 101a GWWD is het verkleinen van het risico met betrekking tot het verspreiden van dierziektes. Bewezen moet worden dat de houder van het dier wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen besmetting met dan wel verspreiding van een dierziekte kon worden veroorzaakt. Het criterium ‘redelijkerwijs’ houdt volgens de MvT in dat het handelen zal moeten worden beoordeeld in het licht van de kennis die bij de houder van een dier in zijn algemeenheid mag worden verondersteld. Daarbij wordt opgemerkt dat, mede gelet op de voortdurende aandacht van de overheid en de sector op het verkleinen van deze risico’s, zowel bij de primaire bedrijven als bij de tussenliggende schakels (zoals handel en vervoer) een gedegen kennis mag worden verondersteld.
[verdachte] heeft tezamen en in vereniging met – in ieder geval – [rechtspersoon 1] en [medeverdachte 5] een vals gezondheidscertificaat bij een zending gebruikt. Op die manier hebben zij ten onrechte doen voorkomen dat de naar het buitenland te transporteren dieren gezond waren. De rechtbank is van oordeel dat een houder reeds door het gebruik van een dergelijk vals document – en dus nog daargelaten de vraag in hoeverre het desbetreffende document door het derde land als vereiste voor import was gesteld – de kans dat er een besmettelijke ziekte wordt verspreid heeft vergroot en dat een houder zich daar ook van bewust moet zijn, nu zowel de afnemers van de dieren als de buitenlandse autoriteiten op de echtheid van een bij een zending gevoegd gezondheidscertificaat en de daarin genoemde informatie moeten kunnen vertrouwen.
Gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat feit 1 (onder 5) wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 11 (feit 2 en 3: diergeneesmiddelen)
De raadsman van [verdachte] heeft niet betwist dat alle in de tenlastelegging onder feit 2 en feit 3 genoemde diergeneesmiddelen bij [verdachte] zijn aangetroffen, dat [verdachte] deze voorhanden heeft gehad en dat deze namens haar zijn besteld. De raadsman heeft zich echter op het standpunt gesteld dat opzet ontbreekt en dat voor kooivogels en postduiven op grond van artikel 2.7 Regeling diergeneesmiddelen jo. artikel 3.19 Besluit diergeneesmiddelen een vrijstelling geldt van het in artikel 2.19 Wet dieren genoemde verbod, zodat voor beide feiten vrijspraak zou moeten volgen.
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat van een vrijstelling van het in artikel 2.19 Wet dieren genoemde verbod in dit geval geen sprake is. Niet betwist is dat alle in de tenlastelegging genoemde diergeneesmiddelen antibiotica zijn, terwijl uit de Memorie van Toelichting bij artikel 3.19 Besluit diergeneesmiddelen (Stbl. 2012, 616) volgt dat de door de raadsman bedoelde vrijstelling niet voor antibiotica wordt verleend, omdat dat diergeneesmiddelen zijn waarvoor veterinaire controle nodig is. Gelet op het voorgaande faalt dit verweer.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat economische delicten als de onderhavige misdrijven zijn voor zover zij opzettelijk zijn begaan. Hiervoor is ‘kleurloos opzet’ vereist (vgl. Hoge Raad 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:782). Dit betekent dat kennis over wat wel of niet mag wordt verondersteld en dat het opzet niet ook hoeft te zijn gericht op het handelen in strijd met de wet. Zo zal degene die vogels houdt zich moeten oriënteren op de daarvoor geldende voorschriften. Op grond van de bewijsmiddelen is voldoende komen vast te staan dat [verdachte] de diergeneesmiddelen willens en wetens onder zich had en hiertoe handelingen heeft verricht, dan wel heeft laten verrichten door zowel de bij haar in loondienst werkende dierenarts [dierenarts 1] , als de bij haar praktiserend/toezicht houdend dierenarts [dierenarts 2] . Gelet hierop kan ook het opzet op het verrichten van de handelingen tot het voorhanden hebben van de diergeneesmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen. Dat [medeverdachte 4] , zoals de raadsman nog heeft aangevoerd, geen verstand heeft van diergeneesmiddelen en deze enkel op instructie van de dierenartsen wel eens heeft besteld ten behoeve van [verdachte] , maakt dit niet anders.
3.5.5.
Bewijsoverweging ten aanzien van de strafbaarheid van de rechtspersoon [verdachte]
Volgens bestendige jurisprudentie is het uitgangspunt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend (vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938; HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1382). Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank acht [verdachte] tezamen met anderen strafbaar aan het medeplegen van het gebruik maken van valse geschriften en overtreding van artikel 101a GWWD. Voorts acht de rechtbank [verdachte] strafbaar aan het medeplegen van de feiten die betrekking hebben op het voorhanden hebben van de diergeneesmiddelen, terwijl dit niet was toegestaan. De rechtbank leidt daarbij de redelijke toerekenbaarheid en het opzet van deze rechtspersonen ten aanzien van de desbetreffende strafbare feiten af uit de feitelijke gang van zaken bij de bedrijven. De strafbare gedragingen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verricht door werknemers van de rechtspersonen. Deze gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering, zijn de rechtspersonen dienstig geweest en kunnen worden toegerekend aan de desbetreffende rechtspersonen. Daarbij is ten aanzien van de overtreding van artikel 101a GWWD nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 4] , bestuurder van onder meer [rechtspersoon 1] , en met [medeverdachte 5] , die als werknemer van [rechtspersoon 1] de leiding had over de afdeling waar het verzenden van de vogels met gebruikmaking van valse documenten feitelijk werd geregeld. Wat betreft de diergeneesmiddelen is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking van [verdachte] met haar (middellijk) bestuurder [medeverdachte 4] en de bij [verdachte] extern ingehuurde medewerking van dierenarts [dierenarts 2] .
3.5.6.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 9 (criminele organisatie)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die – kort gezegd – in het bijzonder tot oogmerk had het behalen van financieel voordeel door middel van export van vogels met valse (veterinaire) documenten.
Vooropgesteld wordt dat onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon (HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
Zoals hiervoor is overwogen, zijn in de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] vele valse documenten aangetroffen die door zowel [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] als [verdachte] zijn gebruikt bij exporten van vogels naar derde landen. Bij diverse van die transporten door [rechtspersoon 1] is bovendien gebruik gemaakt van de hiervoor omschreven ‘Belgiëroute’, welke is vastgelegd in een bij [rechtspersoon 1] aangetroffen interne werkinstructie die door haar werknemers werd gebruikt. Hiervoor is al overwogen dat [medeverdachte 4] wist dat de documenten vals waren en dat hij – als enig bestuurder en enig aandeelhouder van [rechtspersoon 3] en (al dan niet via [rechtspersoon 3] ) zelfstandig bestuurder of volledig gevolmachtigde van dochtervennootschappen [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] en [verdachte] – feitelijke leiding heeft gegeven aan voornoemde strafbare feiten, die stelselmatig zijn gepleegd in een tijdsbestek van ruim drie jaar. [verdachte] is de rechtspersoon die ervoor zorgde dat dieren die werden geëxporteerd op hun gezondheid werden gecontroleerd. Gedurende de gehele periode stuurde [medeverdachte 5] de afdeling van [rechtspersoon 1] aan die de exporten verzorgde. Namens [rechtspersoon 2] was [medeverdachte 5] bevoegd tot het ondertekenen van (export)documenten en uit het voorgaande volgt dat hij als werknemer van [rechtspersoon 1] ook feitelijk was betrokken bij de exporten met valse documenten. Tot slot is gebleken dat [rechtspersoon 3] het salaris van [medeverdachte 4] betaalde en een management fee in rekening bracht bij haar dochtervennootschappen, die van hun klanten de opbrengsten van de exporten met valse documenten ontvingen.
Op grond van alle voorgaande overwegingen, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een zodanig bestendige en gestructureerde samenwerking tussen – in ieder geval – [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [rechtspersoon 3] , [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] en [verdachte] dat sprake is van een criminele organisatie. Zij hebben ieder een aandeel gehad in, dan wel ondersteunden zij, gedragingen die strekten tot of die rechtstreeks verband hielden met het oogmerk van de organisatie. De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 1, 2, 3, 4 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De bewezenverklaring is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn daarin verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is [verdachte] daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan [verdachte] onder 1, 2, 3, 4 en 8 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. [verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 101a Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon
feit 2, feit 3 (telkens):
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.19, eerste lid van de Wet dieren, juncto artikel 2.8, eerste lid sub b van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
feit 4:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon
feit 8:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,-- en tot een geheel voorwaardelijke bedrijfssluiting voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te vermelden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van [verdachte] , zoals een en ander bij het onderzoek ter zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft als rechtspersoon, werkzaam in de dierentransportbranche, tezamen en in vereniging met anderen met gebruikmaking van een vals gezondheidscertificaat vogels geëxporteerd naar Taiwan. Dit valse document is meegestuurd ter begeleiding van het bewezenverklaarde transport. De onrechtmatige wijze waarop dit transport heeft plaatsgevonden, kan gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Het valse document wekt immers de schijn, en derden worden daardoor misleid, dat de geëxporteerde vogels getest zijn op besmettelijke ziekten (valse gezondheidsverklaringen door erkende dierenartsen). Het gaat hier om een document waarop in het handelsverkeer zonder meer moet kunnen worden vertrouwd.
Door voormelde handelswijze, die [verdachte] heeft uitgevoerd met medeverdachten [medeverdachte 4] , zelfstandig bestuurder van [rechtspersoon 1] , en [medeverdachte 5] , werkend in dienst van [rechtspersoon 1] , zijn noodzakelijke veterinaire controles niet in acht genomen. Hierdoor bestaat het risico op verspreiding van dierziektes. Indien de relevante dierziekten zich naar derde landen verspreiden, kan dit ook grote economische gevolgen hebben.
Ook heeft [verdachte] samen met anderen handelingen verricht die strekten tot het in strijd met de geldende regelgeving voorhanden hebben van diergeneesmiddelen.
[verdachte] heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie zich schuldig maakte aan voornoemde misdrijven. [verdachte] is de rechtspersoon die ervoor zorgde dat dieren die werden geëxporteerd op hun gezondheid werden gecontroleerd. Voorts heeft [verdachte] een zending vogels met behulp van valse documenten door [rechtspersoon 1] naar het buitenland laten vervoeren. [verdachte] heeft ook in die zin een aandeel gehad in het functioneren van de criminele organisatie.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie ten name van [verdachte] , waaruit blijkt dat deze rechtspersoon niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden en gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd, een onvoorwaardelijke geldboete in beginsel passend en geboden is. De rechtbank dient echter de vraag te beantwoorden of sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank als beginpunt uit van de datum van de inverzekeringstelling van [medeverdachte 4] , de (middellijk) bestuurder van [verdachte] , op 29 oktober 2014 en de uitspraak in eerste aanleg van deze rechtbank op 8 mei 2019. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van schending van de redelijke termijn die moet leiden tot strafvermindering.
Bij de strafoplegging aan [verdachte] betrekt de rechtbank tot slot dat in deze periode geen aanwijzingen zijn gevonden dat zij zich nog immer bezig houdt met illegale praktijken.
Alles overwegende en met name gelet op de mate van de overschrijding van de redelijke termijn zal [verdachte] voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld worden tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 15.000,-- met een proeftijd van 2 jaar. De door de officieren van justitie gevorderde voorwaardelijke bedrijfssluiting acht de rechtbank, mede gelet op het tijdsverloop, niet opportuun en zal dan ook niet worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de strafoplegging in het vonnis van heden gewezen in de strafzaak tegen [medeverdachte 4] , (middels [rechtspersoon 3] ) directeur en tevens enig aandeelhouder van [verdachte] .

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
2.8
en 2.19 Wet dieren;
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] onder 5, 6 en 7 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] de onder 1, 2, 3, 4 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3, 4 en 8 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart [verdachte] hiervoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot het betalen van een geldboete van
€ 15.000,--met bevel dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat [verdachte] voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. H.P. van der Lelie en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2019.
Bijlage I
Tenlastelegging:
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als houder van één of meer dieren, te weten:
1. duiven op 11/11/2011 (zaaksdossier 2, zending 2) naar Canada en/of
2. 150 duiven op 21 februari 2012 (zaaksdossier 3 zending 1) naar Koeweit en/of
3. 197 vogels op 3 oktober 2013 [zaaksdossier 6 export 1) naar Koeweit en/of
4. 52 duiven op 23 december 2011 [zaaksdossier 4, zending 3) naar Bahrein en/of
5. 154 duiven op 16 oktober 2013 (zaaksdossier 7, export 1) naar Taiwan en/of
6. 99 duiven op 19 november 2013 (zaaksdossier 8, export 2) naar Israël en/of
7. 200 kanaries op 5 september 2011 (zaaksdossier 12, zending 1) naar Indonesië en/of
8. 500 duiven op 22 maart 2013 naar Bangladesh (doc. p. 2727) en/of
9. 165 chinchilla's op 3 februari 2012 (zaaksdossier 1, export 1) naar te Koeweit en/of
10. 197 vogels op 4 oktober 2013 (zaaksdossier 6, export 1) naar Koeweit en/of
11. 80 en/of 99, althans één of meer duiven op 19 november 2013 (zaaksdossier 8, export 2) naar Israël en/of
12. 194 live birds (p. 2795) naar Koeweit en/of
13. 1095 live birds (p. 2799) naar Koeweit,
terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen of nalaten een besmetting met danwel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt,
niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te laten, terwijl dat in redelijkheid kon worden gevergd en/of niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid konden worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen, danwel indien zodanige besmetting zich voordeed, de omvang en de gevolgen daarvan niet zoveel mogelijk heeft beperkt en/of ongedaan gemaakt,
immers door bij het verzamelen voor transport en verzenden van dieren en het importeren en exporteren van dieren telkens gebruik te maken van valse of vervalste gezondheidscertificaten en/of laboratoriumrapporten en/of certificaten van oorsprong, heeft/hebben verdachte en/of haar/hun mededader(s) (telkens) doen voorkomen alsof de zending(en) volde(e)d(en) aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en/of veterinaire regelgeving;
(strafbaarstelling artikel 1 onder 1 Wet op de economische delicten juncto artikel 101a Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)
Feit 2
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht die ertoe strekte (een) diergeneesmiddel(en) te ontvangen, voorhanden of in voorraad te hebben, terwijl deze handeling(en) niet was/waren toegestaan krachtens een vergunning die was verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel,
immers is/zijn onder meer aangetroffen in bedrijfsruimten aan de [straatnaam] :
B. 3, althans één of meer eenheid/eenheden Norofloxazine 25% (met werkzame stof norfloxazine), zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel dat via de cascaderegeling in de handel is gebracht, terwijl de etikettering in strijd met artikel 2.22 van de Regeling diergeneesmiddelen was, en/of C 2, althans één of meer eenheid/eenheden Augmentin 1 g (met werkzame stof Amoxicilin) zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel, en/of
D. 1 eenheid Kariflox (met werkzame stof enrofloxacine), zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl de etikettering in strijd met artikel 4.11 juncto artikel 2.22 van de Regeling diergeneesmiddelen was, en/of
E. 2, althans één of meer eenheid/eenheden Streptococ-coli Cure, zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel dat ex tempore is bereid, terwijl de etikettering in strijd met artikel 4.12 onder g van de Regeling diergeneesmiddelen was, en/of
P. 2 althans één of meer eenheid/eenheden Orni Injection), zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel dat ex tempore bereid was terwijl de etikettering in strijd met artikel 4.12 onder g. van de Regeling diergeneesmiddelen was;
(strafbaarstelling artikel 2.19 lid 1 Wet dieren juncto artikel 1 onder 1 wet op de economische delicten
Feit 3
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als een houder van een dier (een) diergeneesmiddel(en) of een diervoeder met medicinale werking op of in de nabijheid van de ruimte of het terrein waar dieren werden gehouden danwel op zijn bedrijf aanwezig heeft gehad, terwijl de toepassing van dit/deze diergeneesmiddel(en) bij de aanwezige dieren of het voederen van het diervoeder met medicinale werking aan deze dieren niet was toegestaan volgens de informatie die krachtens wettelijk voorschrift of verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PbEU 2004, L 136), was aangebracht op de verpakking van het diergeneesmiddel of diervoeder met medicinale werking of bij deze verpakking was gevoegd immers is/zijn onder meer aangetroffen in bedrijfsruimten aan de [straatnaam] :
R. Ampicilline 20%, zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl dit middel niet voor duiven vergund was en/of
S. Linco Spectin, zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl dit middel niet voor duiven vergund was, en/of
T. Helgrin oogdruppels, zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl dit middel niet voor duiven vergund was;
(strafbaarstelling artikel 8A.8 lid 1 besluit diergeneesmiddelen juncto artikel 2.20 lid 2 aanhef en onder a Wet dieren juncto artikel 1 onder 1 wet op de economische delicten m.i.v. 1 juli 2014 is deze regelgeving uit het besluit diergeneeskunde overgeheveld naar art 1.22 Besluit houders van dieren (via art 2.2. lid 10 van de Wet dieren)
Feit 4
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of België en/of Canada en/of Kuwait en/of Bahrein en/of Taiwan en/of Israël en/of Indonesië en/of Bangladesh, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) gezondheidscertifica(a)t(en), te weten:
1. Export health certificate export pigeons to Canada CFAI Import #> A2011-05794-3 danwel A-2011-05603-3 (zaaksdossier 2, zending 2 met betrekking tot 165 duiven d.d. 11/11/2011, document p. 3348-3351) en/of
2. Health certificate for Export of Birds, number 2012 0802 3 A (zaaksdossier 3, zending 1, zending met betrekking tot 150 duiven naar Kuwait op 21 februari 2012, document p. 8267) en/of
3. Health certificate for Export of Birds, number 2011 2212 1756 A (zaaksdossier 4, zending 3, met betrekking tot 52 duiven naar Bahrein op 23 december 2011, document p. 8105) en/of
4. Veterinary certificate for ornamental birds to be exported tot Kuwait, cert.nr. 2013 0310 1478 (zaaksdossier 6, export 1, met betrekking tot 197 vogels op 3 oktober 2013, document p. 8344) en/of
5. Gezondheidscertificaat reference-number 213459993 (zaaksdossier 7, export 1 met betrekking tot 154 duiven naar Taiwan op 16 oktober 2013, document p. 8397-8402) en/of
6. Gezondheidscertificaat reference-number 2013 1911 6633A (zaaksdossier 8, export 2 met betrekking tot 99 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p. 5038-5040) en/of
7. Health certificate for Export of Birds, number 2011 1508 A (zaaksdossier 12, export 3 van [exporteur 1] , zending met betrekking tot 200 kanaries naar Indonesië op 5 september 2011, document p.3324) en/of
8. Health Certificate certifcaat number 2013 0803 A met betrekking tot 500 duiven op 22 maart 2013 naar Bangladesh (document p. 2727),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) gezondheidscertifica(a)t(en) (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, en daarmee doen voorkomen dat de zending(en) volde(e)d(en) aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid en/of dierenwelzijn,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op #> A2011-05794-3 danwel A-2011-05603-3 een (valse) handtekening van de Official Veterinarian en/of (valse) stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of een (valse) handtekening van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP en/of (valse) stempel van de Animal Clinic Amsterdam, St. Frederiksplein 101, 2052 CP en/of
2. op 2012 0802 3 A als afzender [naam bedrijf] [adres België] Belgium en/of als Official Veterinary Surgeon Dr. B. Zoetmelk en/of een (valse) handtekening van Dr. B. Zoetmelk en/of (valse) stempel van de Official Belgium Veterinary Competent Regional Authority/Agriculture Official Approved veterinarian Kingdom of Belgium en/of
3. op 2011 2212 1756 A als afzender [naam bedrijf] [adres België] Belgium en/of als Official Veterinary Surgeon, Drs T. Mensink en/of een (valse) handtekening van Drs. T. Mensink en/of (valse) stempel van de Official Belgium Veterinary Competent Regional Authority/Agriculture Official Approved veterinarian Kingdom of Belgium en/of
4. op 2013 0310 1478 als afzender [naam bedrijf] [adres België] Belgium en/of als Official Veterinary Surgeon Dr, B. Bavel en/of een (valse) handtekening van Dr. B. Bavel en/of (valse) stempel van Official Belgium Veterinary Competent Regional Authority/Agriculture Official Approved veterinarian Kingdom of Belgium, en/of
5. op 213459993 een (valse) handtekening namens de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of (valse) stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of als dierenarts van de NVWA R. Weijers en/of een (valse) handtekening van deze R. Weijers, en/of
6. op 2013 1911 6633A een (valse) handtekening namens de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of (valse) stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of als dierenarts van de (N)VWA T. Mensink en/of (valse) handtekening van deze T. Mensink, en/of
7. op 2011 1508 A een (valse) handtekening van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP Amsterdam en/of (valse) stempel van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP Amsterdam en/of als Official Veterinary Surgeon dr. T. Menzink en/of een (valse) handtekening van deze T. Menzink, en/of
8. op 2013 0803A een (valse) handtekening namens dierenkliniek [naam dierenarts] en/of stempel van dierenkliniek [naam dierenarts] en/of als Registered Veterinary Surgeon Ricksen en/of een (valse) handtekening van deze Ricksen, en/of
(telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 vervalste gezondheidscertifica(a)t(en) voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat gezondheidscertifica(a)t(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
Feit 5
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, en/of in België, en/of Kuwait en/of Israël, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) laboratoriumuitslag(en), te weten:
1. Laboratory results van de Gezondheidsdienst voor Dieren, submissionnumber IP2012-06020 (zaaksdossier 1, export 1 van 165 chinchilla's naar Kuwait op 3 februari 2012, document p. 7685-7686) en/of
2. Laboratory results van de Gezondheidsdienst voor Dieren, submissionnumber IP2013-20500 (zaaksdossier 6, export 1 met betrekking tot 197 vogels naar Kuwait op 4 oktober 2013, document p. 8342) en/of
3. Laboratorytestresults van de Central Veterinary Institute, Report Number 14025444-U01 (zaaksdossier 8, export 2 van 99 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p.5041-5044) en/of
4. Laboratorytestresults van de Central Veterinary Institute, Report Number 14025236-U01 (zaaksdossier 8, export 2 van 80 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p.5045-5048) en/of
5. CODA Laboratory results met submission number IP2013-21355, 194 vogels naar Kuwait (document p.2795-2796) en/of
6. CODA Laboratory results met submission number IP2013-21360, 1095 vogels naar Kuwait (document p.2797-2798),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) laboratoriumuitslag(en) (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, alsof de gezondheid van deze dieren was getest op het al dan niet aanwezig zijn van dierziekten,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op IP2012-06020 dat 165 chinchilla's waren getest en/of als Managing Director van de Gezondheidsdienst voor Dieren dr. [ex-werknemer GD] en/of een (valse) handtekening van dr. [ex-werknemer GD] en/of relatienummer 36760222 en/of als opdrachtgever [naam bedrijf] [adres België] Belgium, en/of
2. op IP2013-20500 als Managing Director van de Gezondheidsdienst voor Dieren dr. [ex-werknemer GD] en/of een ((ver)vals(t)e) handtekening van dr. [ex-werknemer GD] en/of relatienummer 36760222, en/of
3. op 14025444-U01 als aanvrager [rechtspersoon 2] en/of de term 'final report' en/of in de koptekst 'for quality of live' en/of referentienummer 120534436 en/of als report number 14025444-U01, en/of
4. op 14025236-U01 als aanvrager [rechtspersoon 2] en/of de term 'final report' en/of in de koptekst 'for quality of live' en/of referentienummer 120534450 en/of report number 14025236-U01, en/of
5. op IP-2013-21355 de ((ver)vals(t)e) handtekening van [naam] en/of submission number IP-2013-21355 en/of relatienummer 3676022, en/of
6. op IP-2013-21360 de ((ver)vals(t)e) handtekening van [naam] en/of submission number IP-2013-21360 en/of relatienummer 3676022,
en/of (telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 vervalste laboratoriumuitslag(en) voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat laboratoriumuitslag(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
(strafbaarstelling artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 6
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België en/of Indonesië en/of Kuwait, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) certifica(a)t(en) van oorsprong, te weten:
1. Certificaat van Oorsprong nr S100538898 (zaakdossier 5, export 1 van 1210 kanaries en 12 kardinalen naar Indonesië op 11 oktober 2013 (document p. 8168) en/of
2. Certificaat van Oorsprong nr S100538893, 197 (zaaksdossier 6, export 1 document met betrekking tot 197 vogels naar Kuwait op 3 oktober 2013 (doc p. 8341)) en/of
3. Certificaat van Oorsprong nr S100305115, 1576 vogels naar Indonesië, afgegeven op 26 april 2013 (document p. 2748) en/of
4. Certificaat van Oorsprong nr V744492, zaaksdossier 12, export 3 van [exporteur 1] , zending met betrekking tot 200 kanaries naar Indonesië op 5 september 2011 (document p. 3325),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) certific(a)t(en) van oorsprong (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op S100538898 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van K. Groot als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen en/of België als land van oorsprong en/of als afzender [rechtspersoon 2] , [adres België] (België), en/of
2. op S100538893 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van K. Groot als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen,
en/of
3. op S100305115 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van L. Mensink als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen,
en/of
4. op V744492 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van L. Bavel als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen,
en/of (telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 vervalste certifica(a)t(en) van oorsprong voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat certifica(a)t(en) van oorsprong bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
(strafbaarstelling: artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 7
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België, en/of Kuwait en/of Indonesië, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), te weten:
1. Airwaybill 074-56362563 (zaaksdossier 3 zending 1, zending met betrekking 150 duiven naar Kuwait op 21 februari 2012, document p. 8240)
en/of
2. Commercial Invoice 2013 1505 (zaaksdossier 5 export 2, met betrekking tot 1800 kanaries naar Indonesië (document p. 8174)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) documenten (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op Airwaybill 074-56362563 all pigeons from belgium origin, en/of als shippers name and address [naam bedrijf] , [adres België] Belgium en/of
2. op Commercial Invoice 2013 1505 all not CITES-birds are captivity bred in Belgium;
en/of (telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 vervalste Airwaybill en/of Commercial Invoice voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat Airwaybill en/of Commercial Invoice bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
(strafbaarstelling: artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 8
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en/of in België en/of Canada en/of Kuwait en/of Bahrein en/of Taiwan en/of Israël en/of Indonesië en/of Bangladesh,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een of meer personen bestaande uit hem, verdachte, [rechtspersoon 1] en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen welke organisatie telkens tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk verrichten van handelingen waardoor een besmetting dan wel verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt (101a GWWD)
en/of
- het opzettelijk gebruik maken van en/of opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst terwijl zij/hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd waren voor zodanig gebruik als bedoeld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht,
(strafbaarstelling artikel 140 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 1, 2, 3, 4 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
zij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk, als houder van dieren, te weten:
5. 154 duiven op 16 oktober 2013 (zaaksdossier 7, export 1) naar Taiwan
terwijl zij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door haar handelen of nalaten een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt,
niet alle maatregelen hebben genomen die in redelijkheid konden worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers door bij het verzamelen voor transport en verzenden van dieren en het exporteren van dieren gebruik te maken van een vals gezondheidscertificaat, hebben verdachte en haar mededaders telkens doen voorkomen alsof de zending voldeed aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en veterinaire regelgeving;
Feit 2
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk handelingen heeft verricht die ertoe strekten diergeneesmiddelen voorhanden te hebben, terwijl deze handelingen niet waren toegestaan krachtens een vergunning die was verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers zijn onder meer aangetroffen in bedrijfsruimten aan de [straatnaam] :
B. 3 eenheden Norofloxazine 25% (met werkzame stof norfloxazine), zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel dat via de cascaderegeling in de handel is gebracht, terwijl de etikettering in strijd met artikel 2.22 van de Regeling diergeneesmiddelen was, en
C. 2 eenheden Augmentin 1 g (met werkzame stof Amoxicilin) zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel, en
D. 1 eenheid Kariflox (met werkzame stof enrofloxacine), zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl de etikettering in strijd met artikel 4.11 juncto artikel 2.22 van de Regeling diergeneesmiddelen was, en
E. 2 eenheden Streptococ-coli Cure, zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel dat ex tempore is bereid, terwijl de etikettering in strijd met artikel 4.12 onder g van de Regeling diergeneesmiddelen was, en
P. 2 eenheden Orni Injection, zijnde een niet in Nederland vergund diergeneesmiddel dat ex tempore bereid was terwijl de etikettering in strijd met artikel 4.12 onder g. van de Regeling diergeneesmiddelen was;
Feit 3
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 12 november 2014 te Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, als een houder van een dier, diergeneesmiddelen in de nabijheid van de ruimte waar dieren werden gehouden dan wel op zijn bedrijf aanwezig heeft gehad, terwijl de toepassing van deze diergeneesmiddelen bij de aanwezige dieren niet was toegestaan volgens de informatie die krachtens wettelijk voorschrift of verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PbEU 2004, L 136), was aangebracht op de verpakking van het diergeneesmiddel of bij deze verpakking was gevoegd, immers, zijn aangetroffen in bedrijfsruimten aan de [straatnaam] :
R. Ampicilline 20%, zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl dit middel niet voor duiven vergund was, en
S. Linco Spectin, zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl dit middel niet voor duiven vergund was, en
T. Helgrin oogdruppels, zijnde een in Nederland vergund diergeneesmiddel terwijl dit middel niet voor duiven vergund was;
Feit 4
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of Taiwan tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals gezondheidscertificaat, te weten:
5. Gezondheidscertificaat reference-number 213459993 (zaaksdossier 7, export 1 met betrekking tot 154 duiven naar Taiwan op 16 oktober 2013, document p. 8397-8402) en
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd gezondheidscertificaat werd verstuurd aan de autoriteiten ten behoeve van de export van dieren, en daarmee doen voorkomen dat de zending voldeed aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn,
en bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld:
5. op 213459993 een valse handtekening namens de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en een valse stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en als dierenarts van de NVWA R. Weijers en een valse handtekening van deze R. Weijers;
Feit 8
zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en/of in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van (rechts)personen bestaande uit haar, verdachte en [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , welke organisatie telkens tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk verrichten van handelingen waardoor een besmetting dan wel verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt (101a GWWD) en
- het opzettelijk gebruik maken van en/of opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd waren voor zodanig gebruik als bedoeld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.