ECLI:NL:RBNHO:2019:1955

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
7255605
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van eigendom van een strook grond en de rechtspositie van de Gemeente Langedijk

In deze zaak heeft de kantonrechter te Alkmaar op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Gemeente Langedijk over de eigendom van een strook grond. [eiser] stelt dat hij door verjaring eigenaar is geworden van de strook grond die aan zijn woning grenst, terwijl de Gemeente Langedijk de eigendom van deze grond betwist. De procedure begon op 1 oktober 2018, toen partijen zich tot de kantonrechter wendden om het geschil te beslechten. Tijdens de zitting op 7 februari 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] is eigenaar van een woning in de gemeente Langedijk en heeft een strook grond aan de zijkant van zijn woning. De Gemeente Langedijk heeft in 2011 aanspraak gemaakt op deze strook grond en heeft [eiser] een huurvoorstel gedaan. [eiser] heeft echter betoogd dat hij door verjaring eigenaar is geworden, omdat hij en zijn rechtsvoorgangers de strook grond al meer dan twintig jaar in gebruik hebben. De Gemeente Langedijk betwist dit en stelt dat [eiser] slechts houder is en geen eigenaar.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij door verjaring eigenaar is geworden. De rechter heeft vastgesteld dat de Gemeente Langedijk de oorspronkelijke eigenaar is en dat [eiser] niet heeft aangetoond dat hij de strook grond ondubbelzinnig in bezit heeft genomen. De vordering van [eiser] is afgewezen en de Gemeente Langedijk is in het gelijk gesteld. [eiser] is veroordeeld om de strook grond te ontruimen en ter beschikking te stellen aan de Gemeente Langedijk. De proceskosten zijn voor rekening van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 7255605 \ CV EXPL 18-6750 (PA)
Uitspraakdatum: 13 maart 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. G.L. Breunesse
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Langedijk
gevestigd te Zuid-Scharwoude
gedaagde
verder te noemen: Gemeente Langedijk
gemachtigde: mr. A. Glijnis

1.Het procesverloop

1.1.
Op 1 oktober 2018 hebben [eiser] en Gemeente Langedijk zich in onderling overleg tot de kantonrechter te Alkmaar gewend in het kader van de bij artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde mogelijkheid om het geschil aan deze rechter voor te leggen.
1.2.
[eiser] en Gemeente Langedijk hebben zich het recht van hoger beroep voorbehouden.
1.3.
Op 7 februari 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft Gemeente Langedijk bij brief van 25 januari 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de onroerende zaak (woning) aan de [adres] gemeente Langedijk.
2.2.
[eiser] heeft aan de zijkant van zijn woning een strook grond. De strook grond maakt deel uit van het kadastrale perceel gemeente Langedijk, [kadastrale gegevens] , dat inmiddels is gewijzigd in [kadastrale gegevens] . De Gemeente Langedijk staat bij het Kadaster als eigenaar van dit perceel geregistreerd.
2.3.
Bij brief van 12 mei 2011 heeft de Gemeente Langedijk de eigendom van de strook grond opgeëist en aan [eiser] een aanbod tot huur van de strook grond gedaan.
2.4.
Bij brief van 19 mei 2011 schrijft [eiser] aan de Gemeente Langedijk onder meer het volgende:

Uit het feit dat betrokkenen erfafscheiding en beplanting hebben aangebracht, mag u duidelijk zijn dat er destijds (mondelinge) afspraken met uw medewerkers over dit gebruik zijn gemaakt. Deze afspraak bestaat al jaren en wordt doorbroken met uw brief. Er is geïnvesteerd in beplanting, wat niet plaats vindt als er geen duidelijkheid over het gebruik bestaat. De strook grond langs de woning is altijd als groenstrook in gebruik geweest.
2.5.
Bij brief van 13 juni 2011 schrijft [eiser] aan de Gemeente Langedijk onder meer het volgende:

De vorige bewoners van [adres] zijn kort na oplevering van de woning bij openbare werken van de gemeente geweest en hebben gevraagd of ze de strook konden huren. Dit is mondeling afgehandeld en kennelijk bij de gemeente ook niet correct in de systemen verwerkt op het moment dat u aangeeft dat er geen enkele afspraak aanwezig is in uw administratie. De overeenkomst met de gemeente zijn destijds gemaakt met dhr. [naam 1] . Het ontbreken van deze overeenkomst in uw administratie geeft echter niet aan dat er geen afspraken gemaakt zijn. Het is nog steeds zo dat ook mondelinge overeenkomst als bindende overeenkomst geldt. Vooral gezien de ruim 30 jaren dat deze strook wordt bijgehouden door de bewoners van [adres] kan er wel degelijk gesteld worden dat er een overeenkomst is gesloten.
2.6.
Bij brief van 6 juli 2011 vraagt [eiser] aan de Gemeente Langedijk om een voorstel voor huur van een gedeelte van de strook grond.
2.7.
Bij brief van 23 augustus 2011 gaat de Gemeente Langedijk akkoord met gedeeltelijke huur van de strook grond. Bij brief van 20 september 2011 stuurt de Gemeente Langedijk een huurovereenkomst ter ondertekening aan [eiser] . [eiser] tekent de huurovereenkomst niet.
2.8.
Bij brief van 2 november 2011 doet [eiser] een beroep op verjaring.

3.De vordering

3.1.
[eiser] verzoekt, kort samengevat, een verklaring voor recht dat [eiser] door verjaring de eigendom heeft verkregen van de strook grond, en indien dit voor de inschrijving in de openbare registers vereist mocht zijn, de Gemeente Langedijk te veroordelen om mee te werken aan het verlijden van een notariële akte waarin deze verjaring wordt vastgelegd en, bij gebreke van tijdige medewerking door de Gemeente Langedijk, te bepalen dat dit vonnis in de plaats van deze notariële akte zal treden.
3.2.
[eiser] verzoekt voorts om de vordering tot schadevergoeding van de Gemeente Langedijk af te wijzen.
3.3.
[eiser] legt aan zijn verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat door de wijze waarop zijn rechtsvoorgangers en in aansluiting daarop [eiser] zich de feitelijke macht over de strook grond hebben verschaft en deze hebben ingericht en onderhouden, zij deze strook grond voor zichzelf zijn gaan houden en hebben gehouden met de pretentie daarvan eigenaar te zijn. Nu sprake is van bezit, heeft dat meer dan twintig jaren voortgeduurd. De feitelijke inbezitneming heeft begin jaren tachtig van de vorige eeuw plaatsgevonden. Er is toen een afscheiding in de vorm van een hekwerk geplaatst en er zijn struiken geplant. Daarnaast is er een schuur geplaatst en is er een vijver aangelegd. De eerste brief van de Gemeente Langedijk waarin werd gesteld dat de strook grond onrechtmatig gebruik werd, is van 12 mei 2011. Op dat moment was de vordering van de Gemeente Langedijk tot beëindiging van het bezit verjaard.
stelt voorts dat over het in gebruik nemen van de strook grond noch door zijn rechtsvoorgangers, noch door hem een afspraak met de Gemeente Langedijk is gemaakt. Van een erkenning van het eigendomsrecht van de Gemeente Langedijk door [eiser] was geen sprake. Indien [eiser] dat recht wel erkend mocht hebben, heeft hij dat op een tijdstip gedaan dat hij reeds eigenaar was.

4.Het verweer

4.1.
Gemeente Langedijk betwist de vordering van [eiser] . De Gemeente Langedijk verzoekt, kort samengevat, een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de strook grond en vordert veroordeling van [eiser] om de strook grond te ontruimen en in behoorlijke staat ter vrije beschikking van de Gemeente Langedijk te stellen, zulks op straffe van een dwangsom.
4.2.
Voor zover [eiser] wel eigenaar is geworden op grond van verkrijgende verjaring, stelt de Gemeente Langedijk dat [eiser] dan schadeplichtig is jegens haar op grond van onrechtmatige daad. Gemeente Langedijk vordert dan ook bij wijze van schadevergoeding veroordeling van [eiser] om de strook grond aan haar in eigendom over te dragen, op straffe van een dwangsom en om [eiser] te veroordelen om de kosten die verbonden zijn aan de overdracht aan de Gemeente Langedijk te voldoen.
4.3.
Meer subsidiair vordert de Gemeente Langedijk [eiser] te veroordelen medewerking te verlenen aan het in de openbare registers wijzigen van de kadastrale grenzen zulks op straffe van een dwangsom en [eiser] te veroordelen in de kosten die daarmee gemoeid gaan.
4.4.
De Gemeente Langedijk voert aan – samengevat – dat [eiser] en zijn rechtsvoorgangers geen bezitter van de strook grond zijn geweest. [eiser] is slechts houder. Aan geen van de criteria van “bezit” in de zin van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. Er is geen pretentie van eigendom, er is geen sprake van feitelijke macht en er is geen sprake van ondubbelzinnig bezit. Aan het vereiste van bezit voor een onafgebroken periode van 20 jaren is evenmin voldaan. [eiser] heeft daarnaast ook het eigendomsrecht van de Gemeente Langedijk erkend.

5.De beoordeling

5.1.
Kern van het geschil is wie thans de eigenaar van de strook grond is. [eiser] stelt dat hij door bevrijdende verjaring als bedoeld in artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo 3:314 BW eigenaar is geworden van de strook grond. De Gemeente Langedijk betwist dit.
5.2.
Vast staat dat de Gemeente Langedijk oorspronkelijk eigenaar is van de strook grond en dat die toestand in het kadaster is vastgelegd. Eveneens staat vast dat de Gemeente Langedijk de strook grond niet aan een ander heeft overgedragen. Dit betekent dat de Gemeente Langedijk het bezit van de strook grond alleen kan hebben verloren als een ander het in bezit heeft genomen. Bezit bevindt zich immers altijd in één hand: inbezitneming door de één leidt tot bezitsverlies van de ander.
5.3.
Op grond van artikel 3:105 lid 1 BW verkrijgt hij die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw.
Ingevolge artikel 3:314 lid 2 BW vangt de verjaringstermijn van een rechtsvordering die strekt tot beëindiging van het bezit van een niet-rechthebbende aan op de dag nadat de niet-rechthebbende bezitter is geworden.
Uit art. 3:107 lid 1 BW in verbinding met art. 3:108 BW volgt dat de vraag of iemand bezitter is moet worden beantwoord naar de verkeersopvatting, met inachtneming van de wettelijke regels inzake het bezit en op grond van uiterlijke feiten. Er geldt dus een objectieve maatstaf. De rol van de verkeersopvatting brengt mee dat bij de aan de orde zijnde vraag de aard en bestemming van het betrokken goed in aanmerking moet worden genomen. Hoewel in tegenstelling tot het oud BW de vereisten van ‘ondubbelzinnigheid’ en ‘openbaar’ niet meer expliciet worden gesteld, blijkt uit de wetsgeschiedenis dat ook naar huidig recht deze eisen gelden en dat beide eigenschappen in het wettelijk begrip ‘bezit’ besloten liggen (HR 24 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:309). ‘Niet-dubbelzinnig bezit’ is aanwezig wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn (HR 15 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993: ZC0826). In dit geval gaat aan het bezit van de niet-rechthebbende – die het bezit immers niet overgedragen heeft gekregen – inbezitneming vooraf. Voor inbezitneming van een goed dat in het bezit van een ander is, zijn volgens art. 3:113 lid 2 BW enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen ontoereikend. Vereist is dat de machtsuitoefening zodanig is dat naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke eigenaar teniet wordt gedaan (vgl. HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2743).
5.4.
Vast staat dat de Gemeente Langedijk bij brief van 12 mei 2011 aanspraak heeft gemaakt op de strook grond. Voor een geslaagd beroep op verjaring is derhalve van belang dat vast komt te staan dat op of voor 12 mei 1991 (de rechtsvoorganger van) [eiser] de strook grond ondubbelzinnig in bezit heeft genomen.
5.5.
[eiser] heeft betoogd dat de Gemeente Langedijk het bezit heeft verloren. Hij stelt daartoe dat zijn rechtsvoorganger begin jaren 80 van de vorige eeuw de strook grond voor zich heeft gehouden. Hij verwijst daartoe naar een verklaring van zijn rechtsvoorganger, mevrouw [naam 2] , naar verklaringen van twee buren en naar een aantal foto’s. Het bezit uit zich volgens hem hierin dat mevrouw [naam 2] de strook grond bij de tuin heeft betrokken, dat er op de grens met het publieke trottoir een hek geplaatst is en coniferen zijn geplant. Er zijn paaltjes met ijzerdraad ertussen geplaatst. Verder is er een overkapping geplaatst en is er een vijver aangelegd. De strook grond is geheel afgesloten en is niet vrij toegankelijk. Hij verzorgde de strook grond als eigenaar.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [eiser] aangevoerde feiten, bezien in het licht van hetgeen hiervoor onder 5.3. is overwogen, onvoldoende zijn om tot het oordeel te komen dat de macht van de Gemeente Langedijk over de grond is geëindigd. Van inbezitneming door [eiser] is geen sprake geweest. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.7.
[eiser] stelt weliswaar dat de strook grond in gebruik is genomen en dat dit is gedaan door het plaatsen van paaltjes met ijzerdraad ertussen en het plaatsen van coniferen, maar uit de overgelegde, ongedateerde, foto blijkt dit niet. Het enkele aanknopingspunt voor inbezitneming in dit dossier is de verklaring van de rechtsvoorganger van [eiser] , mevrouw [naam 2] . [eiser] heeft ook andere foto’s overgelegd, maar ter zitting heeft [eiser] verklaard dat die foto’s dateren uit 2011, toen hij al enige tijd de woning bewoonde. Die foto’s zien dan ook niet op de periode waarin de verjaring zou moeten hebben plaatsgevonden.
5.8.
Voor zover [naam 2] heeft verklaard dat ze de strook grond heeft gebruikt, blijkt daaruit niet dat ze beoogd heeft om als eigenaar van de stuk grond gebruik te maken. Immers [naam 2] stelt dat zij de strook grond met coniferen en een hekwerk heeft afgezet en daarna deugdelijk heeft onderhouden. Dit wijst naar het oordeel van de kantonrechter niet op ondubbelzinnig bezit van (de rechtsvoorganger van) [eiser] . Deze wijze van gebruik is immers evenzeer verenigbaar met het gebruik in een andere hoedanigheid dan die van eigenaar, zoals het gebruik door een erfpachter of huurder. Naar verkeersopvattingen (voor de objectieve derde) valt daarom uit dergelijk gebruik niet een als zodanig kenbare eigendomspretentie af te leiden. De Gemeente Langedijk heeft tegen deze achtergrond terecht aangevoerd dat zij uit de wijze waarop (de rechtsvoorganger van) [eiser] de strook grond heeft gebruikt niet heeft kunnen afleiden dat zij de eigendom daarvan pretendeerde.
5.9.
De buren van [eiser] verklaren dat de eigenaar van de woning aan de [adres] de strook grond al meer dan 20 jaar in gebruik heeft en onderhouden wordt. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt ook hieruit niet dat [eiser] eigenaar van de strook grond is geworden. Immers dit is geen bevestiging van de feitelijke inbezitneming met eigendomspretenties, met als doel om als eigenaar te gelden.
5.10.
De conclusie van het bovenstaande is dan ook dat [eiser] door middel van de overgelegde foto’s en verklaringen niet geslaagd is in zijn stelling dat hij door verjaring eigenaar van de strook grond is geworden. Dit brengt met zich dat de Gemeente Langedijk steeds eigenaar van de bestreden strook grond is gebleven. Dat betekent dat de gevraagde verklaring voor recht aan zijde van [eiser] wordt afgewezen en dat de gevraagde verklaring voor recht aan de zijde van de Gemeente Langedijk wordt toegewezen. Ook betekent dit dat de door de Gemeente Langedijk gevraagde veroordeling om strook grond te ontruimen en ter beschikking te stellen zal worden toegewezen.
5.11.
De gevorderde dwangsommen zullen echter worden afgewezen. Aangezien de Gemeente Langedijk de mogelijkheid heeft om zelf de ontruiming te bewerkstelligen en de kosten daarvan op [eiser] te verhalen, ontbreekt het belang bij het opleggen van een dwangsom als prikkel tot nakoming van de veroordeling tot ontruiming.
5.12.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat het verzoek van [eiser] aan de Gemeente Langedijk in 2011 om de strook grond te mogen kopen of huren onverenigbaar is met zijn eigenaarspretenties. Hij voert in dit verband aan dat hij over onvoldoende juridische kennis beschikte en dat de verjaring reeds was voltooid, vóór hij het verzoek om te mogen kopen of huren had gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter mag een beroep op een gebrek aan juridische kennis niet snel worden gehonoreerd. Van belang is dat in de akte van levering duidelijk omschreven is dat hij eigenaar werd van een perceel van 162 m2. Van hem had verwacht mogen worden, dat hij zich zou hebben afgevraagd op grond waarvan hij tevens eigenaar is geworden van het andere, thans in geschil zijnde perceel. Dat laatste perceel is 120 m2, dus bijna net zo groot als het aan hem bij akte geleverde perceel. Voor het bedenken van deze vraag is geen bijzondere kennis van het recht vereist.
5.13.
Uit het feit dat [eiser] vraagt de strook grond te mogen kopen dan wel te huren moet in de eerste plaats worden afgeleid, dat hij geen eigenaar pretendeerde te zijn van de strook grond die hij in gebruik had.
5.14.
Indien de verjaring al was voltooid vóór [eiser] het verzoek aan de Gemeente Langedijk had voldaan, moet uit het verzoek tot koop of huur van de strook grond worden afgeleid dat hij de desbetreffende grond kennelijk niet door zijn rechtsvoorganger in eigendom geleverd heeft gekregen en dat hij vervolgens evenmin is gaan houden voor zichzelf (zie tevens gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 april 2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:1487 r.o. 3.3.5 en vervolgens HR 8 juli 2016 ECLI:NL:HR:2016:1469). In beide gevallen moet uit de vraag om te mogen kopen of huren worden afgeleid, dat [eiser] geen bezitter is (geworden) van de strook grond.
5.15.
De kantonrechter merkt tot slot op dat het [eiser] vrij staat desgewenst een poging te doen de ontruiming te voorkomen door de Gemeente Langedijk te verzoeken de strook grond tegen betaling te mogen blijven gebruiken. De Gemeente Langedijk is immers in beginsel bereid de gemeentegrond te verhuren aan haar inwoners die deze grond thans om niet in gebruik hebben, wanneer de bestemming van de grond niet in de weg staat.
5.16.
De overige geschilpunten behoeven geen bespreking meer, nu dit niet tot een andere uitkomst zal leiden.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt, waaronder de helft van het griffierecht (zijnde de helft van € 79,--) nu het een gezamenlijk verzoekschrift betreft. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de Gemeente Langedijk worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de Gemeente Langedijk eigenaar is van de strook grond zoals genoemd in deze procedure en zoals weergegeven op de als productie 4 overgelegde foto, met een totale oppervlakte van bij benadering 120 m2, en welke strook grond deel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend is als Gemeente Langedijk, [kadastrale gegevens] ;
6.2.
veroordeelt [eiser] om de strook genoemd zoals genoemd in deze procedure en zoals weergegeven als de als productie 4 overgelegde foto, met een totale oppervlakte van bij benadering 120 m2, en welke strook grond deel uitmaakt van het perceel dat kadastraal bekend is als Gemeente Langedijk, [kadastrale gegevens] , binnen twee maanden na dagtekening van het vonnis, volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en in behoorlijke staat ter vrije beschikking van de Gemeente Langedijk te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, met machtiging aan de Gemeente Langedijk om indien [eiser] nalatig blijven aan het voormelde te voldoen, dit zelf te doen uitvoeren op kosten van [eiser] , zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
6.3.
veroordeelt Gemeente Langedijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 39,50
salaris gemachtigde € 480,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de Gemeente Langedijk worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter