ECLI:NL:RBNHO:2019:10076
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van een stichting particulier fonds op Curaçao en de toepassing van de toerekeningsstop van de Wet IB 2001
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een stichting particulier fonds, opgericht op Curaçao, die door de inspecteur een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 is opgelegd. De aanslag is berekend op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.974 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.281. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de handhaving van deze aanslag door de inspecteur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting particulier fonds, hierna aangeduid als [A], is opgericht door erflater en dat het vermogen van [A] bestaat uit een banktegoed. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de bezittingen van [A] voor de toepassing van de Wet IB 2001 moeten worden aangemerkt als bezittingen van erflater, waarbij de toerekeningsstop van artikel 2.14a, zevende lid, van de Wet IB 2001 van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de belastingheffing op Curaçao reëel is en dat de toerekeningsstop van toepassing is, waardoor de bezittingen van [A] niet aan erflater worden toegerekend.
De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd naar € 22.574. Tevens is de inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 46 aan eisers te vergoeden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de redelijke termijn niet is overschreden, aangezien de uitspraak binnen twee jaar na ontvangst van het bezwaarschrift is gedaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.