15.2Eiser heeft zich in de aanvraagfase laten bijstaan door de huidige gemachtigde, destijds werkzaam bij [naam 6] adviseurs en accountants ( [naam 6] ). De rechtbank acht de inschakeling van rechtsbijstand door eiser in de aanvraagfase redelijk. Welke werkzaamheden [naam 6] in de aanvraagfase voor eiser heeft verricht, is door eiser niet onderbouwd en blijkt voor het grootste deel ook niet uit de overgelegde facturen. De gefactureerde ‘juridische werkzaamheden’ kunnen namelijk ook op andere procedures en werkzaamheden zien, zoals een kennelijk door eiser gevoerde bestemmingsplanprocedure.
De factuur van 2 augustus 2013 vermeldt voor wat betreft de periode tot en met juni 2013 een bedrag van € 363,40 voor ‘Aanvraag bij Schadeschap luchthaven Schiphol’. Dit lijkt verband te houden met de op 3 mei 2013 bij verweerder binnengekomen reactie van eiser op het conceptadvies van de Adviescommissie [naam adviescommissie 1] . Eiser schrijft in deze reactie dat hij bij het opstellen daarvan is bijgestaan door de gemachtigde. Deze factuur komt daarom voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de omvang van de verrichte werkzaamheden (3,6 uur) niet redelijk is of dat het gehanteerde uurtarief (ongeveer € 100,- per uur) niet redelijk is. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat een bedrag van € 439,71 (inclusief BTW) voor tijdens de aanvraagfase gemaakte kosten dient te worden toegewezen. In zoverre slaagt deze beroepsgrond. De rechtbank zal op dit punt zelf in de zaak voorzien door verweerder te veroordelen deze kosten aan eiser te vergoeden.
16. De kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase komen op grond van artikel 7:15 van de Awb voor vergoeding in aanmerking. De hoogte van deze kosten wordt bepaald op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). De rechtbank ziet geen aanleiding het Besluit niet toe te passen en gaat daarom voorbij aan declaraties van de gemachtigde. Verweerder heeft aan eiser een bedrag toegekend van € 742,50, gebaseerd op 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting en 0,5 punt voor de reactie op het Nader Advies [naam adviescommissie 2] , bij een gemiddelde zwaarte van de zaak en een vergoeding van € 495,- per punt. De rechtbank acht dit niet onjuist. Het betoog van eiser slaagt niet.
17. Eiser voert tot slot aan dat verweerder ten onrechte een lagere vergoeding voor de kosten van de inschakeling van deskundige [naam adviesbureau 2] in de bezwaarfase heeft toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze kosten heeft mogen afwijzen op de grond dat deze hoog voor komen en niet gespecificeerd zijn. Ook in beroep is geen specificatie naar uurtarief en het aantal bestede uren ingebracht. De tijdsbesteding van 24,5 uur, waar verweerder bij de toekenning vanuit is gegaan, is door eiser niet weersproken. Mede in aanmerking genomen de uitspraken van de Afdeling van 16 juli 2014, ECLI:RVS:2014:2592, 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:336, 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:222 en van 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650, is de rechtbank van oordeel dat verweerder daarom in dit geval een forfaitair bedrag van € 75,- per uur voor het inroepen van een deskundige door eiser heeft kunnen hanteren. De rechtbank acht de tijdsbesteding waar verweerder vanuit is gegaan ook niet onredelijk. Het betoog van eiser slaagt dus niet. 18. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder dient met inachtneming van deze uitspraak, en dan met name de overwegingen 9.4 tot en met 9.8, 10.7 en 10.8, een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Verweerder dient zich opnieuw te beraden op de vaststelling van de waardevermindering van de woning van eiser en zal nieuw advies moeten inwinnen en aanvullend onderzoek moeten laten uitvoeren naar grondgeluid door de reverse thrust. De rechtbank acht het verder wenselijk dat partijen de gelegenheid krijgen hoger beroep in te stellen tegen het oordeel van de rechtbank, voordat extra kosten worden gemaakt en tijd wordt besteed aan advisering en onderzoek. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van de bestuurlijke lus en gaat de opdracht opnieuw te beslissen pas in na het onherroepelijk worden van deze uitspraak.
19. Eiser heeft verzocht te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt indien niet binnen de daarvoor te stellen termijn een nieuw besluit wordt genomen. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding. Verweerder zal nieuw advies moeten inwinnen en aanvullend onderzoek moeten laten uitvoeren alvorens een nieuw besluit kan worden genomen. Gelet daarop heeft verweerder slechts gedeeltelijk in eigen hand of aan de door de rechtbank te stellen termijn wordt voldaan en is het verbinden van een dwangsom daaraan op dit moment niet passend.
20. Eiser verzoekt vergoeding van de kosten van de deskundige [naam 1] die hij in beroep heeft ingeschakeld. Met betrekking tot de werkzaamheden van [naam 1] heeft eiser twee facturen overgelegd van de Nederlandse Stichting Geluidshinder van 5 februari 2018 en van 28 februari 2018. Vanwege de rapportages die [naam 1] heeft uitgebracht, komen deze kosten tot een bedrag van in totaal € 6.382,75 (inclusief BTW) voor vergoeding in aanmerking. Verder heeft eiser zich ter zitting door [naam 1] als deskundige laten bijstaan. Ook de kosten daarvan komen voor vergoeding in aanmerking. [naam 1] heeft ter zitting laten weten dat zijn uurtarief € 90,- (exclusief BTW) bedraagt. De rechtbank stelt de vergoeding voor zijn aanwezigheid vast op basis van 5 uur aanwezigheid op de twee zittingen, 2 uur voorbereidingstijd, en totaal 7 uur reistijd (Holten-Haarlem). De vergoeding daarvoor bedraagt dan € 1.524,60 (inclusief BTW).
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van verweerder dat de kosten in verband met de tweede zitting niet voor vergoeding in aanmerking komen. De zitting van 15 februari 2018 is aangehouden omdat eiser kort voor de zitting het rapport van [naam 1] had ingediend en verweerder nog de gelegenheid wenste te krijgen daarop schriftelijk te reageren. De reden voor de late indiening van de rapporten van [naam 1] is gelegen in het feit dat eiser de meetgegevens van [naam adviesbureau 1] uit 2016 pas half december 2017 heeft ontvangen. Dat een tweede zitting nodig was, kan eiser dus niet tegengeworpen worden. Ook die kosten komen daarom voor vergoeding in aanmerking.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de gemaakte proceskosten in beroep. De rechtbank ziet ook hier geen aanleiding het Besluit niet toe te passen en stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de eerste zitting en 0,5 punt voor het verschijnen op de tweede zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Hetgeen bij de deskundigenkosten is overwogen over de tweede zitting, is ook hier van toepassing.
22. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.