Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser1] (zaaknummer 5933933)
gemachtigde: mr. M.H.D. Vergouwen
1.de besloten vennootschap Flexcargo Services B.V. en
beide gevestigd te Beverwijk
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Uitzendovereenkomst fase 1 & 2”overeengekomen. In de uitzendovereenkomsten met [eiser1] c.s. staat onder meer het volgende:
3.De vorderingen
4.Het verweer van Flexcargo en DMW
5.De beoordeling
Kamerstukken II, 2010-2011, 32 895, nr. 3). Artikel 8 lid 1 Waadi moet daarom worden uitgelegd in overeenstemming met de Uitzendrichtlijn (zie: HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR: 2017:689 (
Focus on human)).
fulltimediensten werkten. Dit verschil in aantal gewerkte uren brengt volgens Flexcargo mee dat geen sprake is van gelijke of gelijkwaardige functies of werkzaamheden. De kantonrechter volgt Flexcargo hierin niet. Voor zover al sprake is geweest van een verschil in het aantal gewerkt uren – [eiser1] c.s. hebben dat ontkend – doet deze enkele omstandigheid er niet aan af dat het gaat om gelijke of gelijkwaardige functies en werkzaamheden. Het gaat immers naar zijn aard en feitelijk om dezelfde werkzaamheden, die zowel door [eiser1] c.s. als werknemers van DHL in ploegendienst werden verricht. Dat de werkzaamheden die [eiser1] c.s. hebben verricht in de loop van de tijd ingewikkelder zijn geworden en niet altijd gelijk zijn geweest in de periode waarop de vorderingen zien, zoals Flexcargo op de zitting ook nog heeft aangevoerd, is niet gebleken. Gelet op eerdergenoemde beschrijving van de werkzaamheden door [eiser1] c.s. gaat het om eenvoudige werkzaamheden, die blijkens de toelichting door [eiser1] c.s. in ongeveer één week konden worden aangeleerd. Flexcargo heeft daartegenover niet duidelijk kunnen maken waarom de betreffende werkzaamheden in de loop van de tijd ingewikkelder of anders zouden zijn geworden. Er is ook niet gebleken van andere relevante verschillen die tot de conclusie kunnen leiden dat geen sprake is van gelijke of gelijkwaardige functies, of die kunnen rechtvaardigen om af te wijken van het in de NBBU CAO, de Waadi en de Uitzendrichtlijn neergelegde beginsel dat gelijke arbeid gelijk moet worden beloond.
warehouse operator 1, respectievelijk
warehouse operator 2, te weten functies die zijn beschreven in en ontleend aan de DHL CAO. Ook uit de ter zitting overgelegde e-mail van 20 januari 2016 van DHL en de e-mail 22 januari 2016 aan DHL blijkt dat DHL per 1 januari 2016 wilde starten met
“verloning van de uitzendkrachten volgens DHL CAO”en dat er in de DHL CAO loonschalen zijn opgenomen voor flexwerkers. Daaruit volgt dus ook dat de door [eiser1] c.s. feitelijk verrichte werkzaamheden kunnen worden ondergebracht bij functies en loonschalen in de DHL CAO, en dat die werkzaamheden gelijk of gelijkwaardig zijn aan functies bij DHL.
warehouse operator 1, afkomstig uit de DHL CAO van 2006, blijkt dat de werkzaamheden die bij die functie behoren grotendeels gelijk zijn aan het werk dat [eiser1] c.s. deden. Het verweer van Flexcargo dat niet kan worden aangeknoopt bij deze functiebeschrijving omdat het bij die beschrijving gaat om het lossen van vrachtwagens en niet om het lossen van vliegtuigen, treft geen doel. Kern van de functiebeschrijving is het verwerken, registreren en lossen van goederen, waarbij niet onderscheidend is of die goederen nu worden aangevoerd door vrachtwagens of vliegtuigen. Daarnaast is van belang dat uit een door [eiser1] c.s. overgelegd getuigschrift van 7 juni 2013 van DHL blijkt dat [eiser6] vanaf 3 november 2008 als uitzendkracht in de vrachthal van DHL heeft gewerkt, waarbij de functie van [eiser6] wordt beschreven als die van
“warehouse operator at our HUB at Schiphol Airport”. Ook het voorgaande leidt dus tot de conclusie dat de functie die [eiser1] c.s. hebben vervuld, gelijk of gelijkwaardig is aan functies bij DHL en van de DHL CAO.
warehouse operator 1, respectievelijk
warehouse operator 2, genoemd in de DHL CAO. Dat zijn functies die worden beloond overeenkomstig functiegroep 4 en de bijbehorende loonschaal van de DHL CAO.
(assistent) supervisor. Ook zij hebben hun vordering echter uitsluitend gebaseerd op hun werkzaamheden als vrachthalmedewerker en indeling in de functie
warehouse operator 1, respectievelijk
warehouse operator 2, zodat de werkzaamheden als
(assistent) supervisorin deze zaak niet relevant zijn. Overigens moet ervan worden uitgegaan dat ook ten aanzien van de functie
(assistent) supervisoreen gelijke of gelijkwaardige functie zou kunnen worden aangewezen in de DHL CAO, zoals blijkt uit hetgeen hierna onder 5.42 wordt overwogen.
“gelijkwaardige functies in dienst van de inlener”.Dat roept de vraag op wie als ‘inlener’ in de zin van artikel 22 lid 1 NBBU CAO moet worden gezien en hoe de NBBU CAO in dit verband moet worden uitgelegd.
Balans Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten)).
“waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt”, als daar feitelijk geen werkzaamheden worden verricht door de uitzendkracht of daar zelfs in het geheel geen activiteiten plaatsvinden. Ook een uitleg van artikel 22 lid 1 NBBU CAO in overeenstemming met artikel 8 lid 1 Waadi leidt dus tot de conclusie dat als ‘inlener’ moet worden aangemerkt de onderneming waar de terbeschikkingstelling feitelijk en daadwerkelijk plaatsvindt.
Care 4 Care)). Dat brengt mee dat aan de hand van alle feiten en omstandigheden moet worden vastgesteld bij wie toezicht en leiding liggen (zie ook: conclusie A-G, 15 april 2016, ECLI: NL:PHR:2016:238). Het Gerechtshof Amsterdam heeft in geval van een uitzendovereenkomst en doorlening geoordeeld dat voor de vraag wie als derde heeft te gelden onder wiens leiding en toezicht de uitzendkracht arbeid verricht, niet beslissend is onder wiens feitelijke leiding de uitzendkracht zijn arbeid verricht, maar de rechtsverhouding waaraan de eindinlener zijn instructiebevoegdheid ten opzichte van de uitzendkracht ontleent (zie: Gerechtshof Amsterdam, 12 september 2017, ECLI:NL: GHAMS:2017:3723 (
StiPP/ Percival)). Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de instructiebevoegdheid op grond van de arbeidsovereenkomst bij de uitzendonderneming als werkgever berust, en dat bij gebreke van een contractuele relatie tussen de uitzendonderneming en de eindinlener, die eindinlener de instructiebevoegdheid uitsluitend kan ontlenen aan de contractuele relatie met de doorlener.
supervisors, een
duty manageren een
directorwerkten, die in dienst waren van DHL, en die toezicht hielden op de werkzaamheden, pauzes regelden, aanwijzingen gaven en zo nodig hulp verleenden. Op de zitting is door Flexcargo ook erkend dat DHL
supervisorsin dienst heeft die in de vrachthal werkzaam waren. Gelet daarop kan als vaststaand worden aangenomen dat in de periode waar het hier om gaat feitelijk sprake is geweest van leiding en toezicht (uitsluitend) door DHL. Dat mogelijk bij aanvang van de werkzaamheden in 2008 en enige tijd nadien MAC nog een rol heeft gehad bij de planning en het toezicht in de vrachthal van DHL, zoals Flexcargo op de zitting heeft gesteld, is niet van belang, omdat niet is gebleken dat dit in de perioden waarop de vorderingen zien nog steeds in relevante mate het geval was. Ook is niet gebleken dat Flexcargo, MAC of MWC feitelijk enig vorm van toezicht of leiding hebben uitgeoefend over [eiser1] c.s.
“voor de werkzaamheden die de medewerkers van FlexCargo uitvoeren bij Menzies, er geen functie bestaat in de CAO van Menzies World Cargo”en dat de medewerkers van Flexcargo niet voldoen
“aan de functie-eisen van een allround Warehouse Agent, de laagste functieschaal in de CAO”.
werknemer cargo control,
facility medewerkeren
warehouse agent. De eerste twee functies vallen in functiegroep 2 (MC2), feitelijk de laagste functiegroep van de MWC CAO, de laatstgenoemde functie valt in functiegroep 4 (MC4).
werknemer cargo controlof
facility medewerker. Het andersluidende standpunt van Flexcargo is in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd. De enkele verwijzing naar genoemde e-mail van 5 oktober 2015 schiet in ieder geval tekort.
werknemer cargo controlof
facility medewerker. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen, kan de kantonrechter [eiser3], [eiser4] en [eiser14] daarin volgen.