ECLI:NL:RBNHO:2018:10929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
17/2054
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens ernstig verstoorde arbeidsrelatie en de gevolgen daarvan voor de werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een lerares, en haar werkgever, de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het college van bestuur van Stichting Spaarnesant. Eiseres was per 1 december 2013 ontslagen wegens een ernstig verstoorde arbeidsrelatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vanaf de indiensttreding van eiseres regelmatig conflicten en moeilijkheden zijn geweest omtrent haar functioneren, met name op het gebied van samenwerking en communicatie met collega's en leidinggevenden. Ondanks meerdere kansen en coachingstrajecten heeft eiseres niet de nodige veranderingen in haar gedrag en houding laten zien, wat heeft geleid tot een onherstelbaar arbeidsconflict. De rechtbank oordeelde dat het ontslag rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een ontslagvergoeding, aangezien het merendeel van de problemen aan eiseres zelf te wijten was.

De rechtbank heeft ook geoordeeld over de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De totale duur van de procedure was meer dan vier jaar, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 2.500,- voor eiseres. De rechtbank heeft de kosten van de rechtsbijstand vastgesteld op € 501,-, die ook door de verweerder en de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/2054

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.C. van Etten),
en
het college van bestuur van Stichting Spaarnesant,gevestigd te Haarlem, verweerder
(gemachtigde: mr. V.G.A. Kellenaar),
en

de Staat der Nederlanden.

Procesverloop

Bij besluit van 28 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 1 december 2013 ontslag verleend.
Bij besluit van 24 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1. Ambtshalve overweegt de rechtbank dat de Stichting Spaarnesant niet als onderdeel van een gemeente of van een gemeenschappelijke regeling is aan te merken. Nu de Stichting een “ander bestuursorgaan” is als bedoeld in artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, brengt dit mee dat de woonplaats van eiseres bepalend is voor de bevoegdheid van de rechtbank. Dit betekent dat de rechtbank Amsterdam bevoegd was over het geschil te oordelen. De zaak is dus ten onrechte overgedragen aan de rechtbank Noord-Holland. Ter zitting hebben partijen ingestemd met de behandeling van de zaak door de rechtbank Noord-Holland. Om proceseconomische redenen en het belang van eiseres bij een spoedige uitspraak, verwijst de rechtbank de zaak dan ook niet terug en doet zelf uitspraak.
2.1.
Per 1 februari 2008 is eiseres aangesteld als leraar op basis van een tijdelijke aanstelling bij wijze van proef tot uiterlijk 1 augustus 2008 op openbare basisschool (OBS) [school 1] met een werktijdfactor (wtf) van 0,7696 (3,5 dag per week). Overeengekomen is dat eiseres les geeft aan groep 1/2 en groep 7.
2.2.
Op 30 mei 2008 is een beoordeling over het functioneren van eiseres opgemaakt. De beoordelaar heeft een negatief advies uitgebracht over het functioneren van eiseres. Uit de toelichting bij het beoordelingsformulier blijkt dat eiseres in februari 2008 na twee weken heeft aangegeven geen les meer te willen geven aan groep 7 en dat zij de verschillende opties ter verlichting van haar taakbelasting niet heeft willen uitproberen. Eisers is per 1 april 2008 gestopt met het lesgeven aan groep 7. Door de manier waarop eiseres zich in deze situatie heeft opgesteld trekt de beoordelaar haar loyaliteit in twijfel. Volgens de beoordelaar is sprake van een vertrouwensbreuk en is de werkrelatie, ook met het team, zo beschadigd dat deze niet hersteld kan worden.
2.3.
Bij brief van 8 juli 2008 heeft verweerder aan eiseres te kennen gegeven dat de beoordeling van OBS [school 1] gehandhaafd blijft en dat haar tijdelijke aanstelling wordt verlengd tot uiterlijk 1 augustus 2009. Eiseres wordt herbenoemd voor 0,6220 wtf (2,5 dag per week) en aangesteld als een poolleerkracht.
2.4.
Per september 2008 is eiseres als een poolleerkracht voor 2 dagen per week geplaatst op de OBS [school 2] . Uit het verslag ervaringen van de directeur van OBS [school 2] van 16 februari 2009 blijkt dat de start moeizaam verliep en dat er diverse gesprekken met eiseres zijn gevoerd. Terugkerend onderwerp van de gesprekken was dat eiseres zich moeilijk kon vinden in de afspraken die het bestuur met haar had gemaakt. Binnen het lerarenteam was men niet tevreden over het functioneren van eiseres. Zonder twijfel werd aangegeven dat als zich een vacature zou voordoen binnen [school 2] , eiseres daarvoor niet in aanmerking zou komen. De directeur concludeert dat eiseres in een baan zit waar zij niet voor gekozen heeft en geen reëel beeld over heeft. Hij acht eiseres licht manipulatief in haar gedrag, zij blijft volgens hem feiten en afspraken verdraaien en probeert bestuur/school/collega’s tegen elkaar uit te spelen.
2.5.
Per 1 augustus 2009 is eiseres overgeplaatst naar de OBS [school 3] . Eiseres was één van de twee groepsleerkrachten van groep 5. Op 15 april 2010 is het functioneren van eiseres door [naam 2] , directeur, beoordeeld over de periode augustus 2009 tot 15 april 2010. Haar functioneren op de diverse resultaatsgebieden is voldoende dan wel goed. Op het resultaatsgebied ‘Communicatie’ scoort zij een onvoldoende. De samenvattende beoordeling is voldoende. Onder het kopje ‘Omstandigheden die de functievervulling hebben beïnvloed’ is vermeld dat de start op OBS [school 3] niet gemakkelijk is geweest. Met name de samenwerking met haar duocollega verliep aanvankelijk stroef. Uiteindelijk heeft eiseres dit professioneel opgelost. De tijdelijke aanstelling is per 1 augustus 2010 overgegaan in een vaste aanstelling.
2.6.
In het schooljaar 2010-2011 was eiseres één van de twee groepsleerkrachten van groep 4, samen met een andere duocollega. Uit het verslag van het functioneringsgesprek van de duocollega blijkt dat zij niet tevreden is over de samenwerking met eiseres, dat enkele ouders alleen met de duocollega wilden communiceren en dat zij vindt dat eiseres niet altijd handig is in de communicatie richting collega’s, kinderen en ouders.
2.7.
In het schooljaar 2011-2012 werkte eiseres met opnieuw een andere duocollega. Op 11 oktober 2012 heeft er op verzoek van de duocollega een gesprek plaatsgevonden tussen haar, de directeur, de intern begeleider en eiseres over de moeizame samenwerking en de communicatie tussen de twee duocollega’s. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt met daarin de gemaakte afspraken over de onderlinge communicatie en evaluatie. Eiseres heeft via een e-mailbericht op het verslag gereageerd en daarbij gewezen op de volgens haar in het verslag opgenomen onjuistheden. Ook vindt zij het wenselijk dat iemand van buitenaf dit verder met haar bekijkt.
2.8.
Op 8 november 2012 hebben de directeur en de intern begeleider opnieuw een gesprek met eiseres gehad. Uit het gespreksverslag blijkt dat eiseres heeft aangegeven niet meer met de directeur te willen praten. Volgens de directeur zal dit leiden tot een onwerkbare situatie, hetgeen eiseres heeft erkend. Afgesproken is dat eiseres een coachingstraject gaat volgen, waarbij ze zal reflecteren op haar eigen handelen ten aanzien van communicatie en samenwerking. Het uiteindelijke doel is dat het welbevinden en het gevoel van veiligheid van eiseres op het werk wordt vergroot. Ook is van groot belang dat eiseres vertrouwen heeft in de directeur en dat zij ervan uitgaat dat zijn intenties positief zijn. Aangegeven is dat eiseres in het belang van een professionele samenwerking te allen tijden bereid moet zijn in gesprek met de directeur te gaan. In het verslag is tot slot vermeld dat de gemaakte afspraken geen vrijblijvend karakter hebben en dat bij de coaching wordt uitgegaan van een verplicht succes. Indien de afspraken niet haalbaar zijn, zal in overleg met het bestuur gezocht worden naar een andere werkplek voor eiseres. Eiseres heeft dit verslag voor akkoord getekend.
2.9.
Op 28 november 2012 heeft eiseres zich ziek gemeld. Omdat de directeur geen contact kon krijgen met eiseres, heeft hij de bedrijfsarts ingeschakeld. Volgens het rapport spreekuur van de bedrijfsarts van 12 december 2012 is sprake van een schurende arbeidsverhouding. Bij brief van 13 december 2012 heeft de directeur het bestuur geadviseerd het werkverband van eiseres bij OBS [school 3] per direct te beëindigen en haar per 1 januari 2013 in de verplichte mobiliteit te plaatsen. Om problemen op eventuele andere scholen te voorkomen acht hij het noodzakelijk dat eiseres een coachingstraject aangaat. Hij verwijst daarbij naar eerder gemaakte afspraken.
2.10.
Op 21 januari 2013 vond een gesprek tussen eiseres en verweerders personeelsadviseur plaats. Bij brief van 5 februari 2013 is aan eiseres bevestigd wat er in het gesprek aan de orde is gekomen. Hieruit blijkt het volgende. Eiseres heeft in het gesprek bevestigd dat sprake is van schurende verhoudingen tussen haar en de directeur van OBS [school 3] . Eiseres acht zich niet meer gewenst op OBS [school 3] en zal op haar verzoek op korte termijn geplaatst worden op een van de andere scholen van verweerder. Deze herplaatsing is tot uiterlijk 1 augustus 2013. Daarna wordt haar definitief een school aangeboden. Aan een herplaatsing zal een verplicht coachingstraject worden verbonden en dit traject zal worden geformuleerd door de directeur van OBS [school 3] . Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar. Indien zich opnieuw een situatie voordoet zoals op OBS [school 1] en OBS [school 3] zal de arbeidsverbintenis verbroken worden. Eiseres heeft begrip voor dit standpunt. De brief besluit met de mededeling dat eiseres geplaatst kan worden op de OBS [school 4] .
2.11.
Bij e-mailbericht van 8 februari 2013 heeft eiseres gereageerd. Eiseres is nog niet toe aan een herplaatsing en wil eerst de situatie op de OBS [school 3] afronden. Zij heeft geen begrip voor het standpunt van verweerder ten aanzien van het verbreken van de arbeidsverbintenis.
2.12.
Met de brief van de personeelsadviseur van 6 maart 2013 is aan eiseres te kennen gegeven welke bindende afspraken gelden die zijn verbonden aan haar overplaatsing. Vanwege de verstoorde werkrelatie kan eiseres na haar ziekteperiode niet terugkeren naar OBS [school 3] . Zij kan tot aan de zomervakantie twee dagen per week aan de slag op OBS [school 4] . De bedrijfsarts heeft op 27 februari 2013 bepaald dat eiseres per maart 50% gaat re-integreren en per april 2013 volledig is hersteld. Mocht op OBS [school 4] de werkverhouding tot een conflict of disfunctioneren leiden, zal de aanstelling van eiseres worden ontbonden en zal tot ontslag worden overgegaan. Om eiseres te ondersteunen en om herhaling te voorkomen, is afgesproken dat eiseres bij HSA een intensief coachingstraject gaat volgen. In samenspraak met eiseres en de coach zal de definitieve coachingsopdracht met realistische doelen worden geformuleerd. Bij het vroegtijdig stoppen van het coachingstraject of het niet behalen van de vooraf gestelde doelen, zal verweerder de aanstelling van eiseres ontbinden.
2.13.
Vanaf maart 2013 was eiseres werkzaam bij OBS [school 4] . Uit het verslag van een interview gehouden met de directeur van OBS [school 4] op 20 juni 2013 blijkt dat volgens hem bij eiseres sprake was van een obsessieve houding ten opzichte van haar vorige schooldirecteur en dat deze obsessie haar parten speelde in haar hele gedrag en functioneren. Haar gedrag had effect op de leerlingen en leidde tot klachten bij ouders. Volgens de directeur is de situatie op OBS [school 4] binnen een maand geëscaleerd. Per 16 mei 2013 heeft eiseres zich opnieuw ziek gemeld.
2.14.
Bij brief van 18 mei 2013 heeft de coach van HSA aan verweerder meegedeeld dat zij de coaching van eiseres niet langer voortzet. Volgens de coach sloot haar stijl van coaching onvoldoende aan bij datgene waar eiseres in wilde investeren. Ook had eiseres de laatste afspraak afgezegd en had eiseres, ondanks herhaald verzoek daartoe, niet meer geregeerd op de vraag hoe zij haar rol in de coaching op het terrein van zelfreflectie vorm wilde geven en wat zij daarin van de coach vroeg. Omdat eiseres niets meer van zich heeft laten horen, heeft de coach de opdracht teruggegeven.
2.15.
In opdracht van verweerder heeft een externe arbeidspsycholoog vervolgens onderzoek gedaan naar de vraag of er sprake is van een arbeidsconflict tussen eiseres en verweerder, en zo ja wat het aandeel van eiseres hierin is en welke oplossingsmogelijkheden er zijn. Van dit onderzoek is op 19 juli 2013 een rapport opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat de arbeidspsycholoog heeft gesproken met eiseres, de directeuren van OBS [school 3] en OBS [school 4] , de intern begeleider van OBS [school 3] , de algemeen plaatsvervangend directeur van Spaarnesant en de personeelsadviseur. Ook hebben vier leerkrachten van OBS [school 3] een gezamenlijk verslag ingediend over het werkklimaat op school. De arbeidspsycholoog concludeert dat uit de gesprekken is gebleken dat overduidelijk sprake is van een (ernstig) arbeidsconflict. Alle geïnterviewden zien dat zo, behalve eiseres zelf. Eiseres is in belangrijke mate verantwoordelijk voor het ontstaan van de opeenvolgende conflicten, door grote moeite in samenwerking en communicatie en door grote moeite in het omgaan met en het ontvangen van kritiek van collega’s en leidinggevenden. Bovendien is zij volgens de arbeidspsycholoog welhaast volledig verantwoordelijk voor het voortbestaan en verdiepen van het arbeidsconflict, door het niet aangrijpen van nieuwe kansen en het niet aangaan van het aangeboden coachingstraject. Verweerder en de medewerkers zien geen mogelijkheden meer voor eiseres binnen Spaarnesant en een beëindiging van de arbeidsrelatie lijkt dan ook onontkoombaar, aldus de arbeidspsycholoog.
2.16.
In reactie op het rapport heeft eiseres bij mail van 30 augustus 2013 aangegeven dat zij zich niet kan vinden in de conclusie van het rapport. Volgens haar is de conclusie niet meer dan een aantal bij elkaar gevoegde meningen. Zij heeft te kennen gegeven geen (verdere) reactie te geven.
3.1.
Na daartoe het voornemen kenbaar te hebben gemaakt, waarop eiseres haar zienswijze heeft gegeven, heeft verweerder bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, eiseres per 1 december 2013 ontslag verleend op grond van andere redenen van gewichtige aard als bedoeld in artikel 4.7, aanhef en onder k, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Primair Onderwijs 2013 (CAO PO). Aan dit ontslag is een aanbod tot een outplacementtraject verbonden van € 4.000,-.
Aan het ontslagbesluit heeft verweerder - kort samengevat - ten grondslag gelegd dat er vanaf de indiensttreding van eiseres regelmatig conflicten en moeilijkheden zijn geweest omtrent haar functioneren. Voorts vormt moeizame samenwerking met haar collega’s en het management een rode draad door het dienstverband. Eiseres heeft weinig veranderbereidheid getoond en heeft weinig blijk gegeven van zelfreflectie. (Onvrijwillige) overplaatsingen, begeleiding en coaching - met name op het gebied van communicatie en samenwerking - hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Volgens verweerder is er sprake van een onherstelbaar arbeidsconflict. Ook de arbeidspsycholoog heeft dit geconstateerd. Van een overwegend aandeel van verweerder in het ontstaan en voortbestaan van het conflict is geen sprake. Er is dus geen aanleiding om een ontslagvergoeding toe te kennen.
3.2.
Eiseres heeft - kort samengevat - gesteld dat verweerder haar vanaf het begin af aan geen faire kans heeft geboden. Zij had een slechte start bij OBS [school 1] en is onnodig overgeplaatst naar OBS [school 2] . Vervolgens had ze een valse doorstart bij OBS [school 3] , omdat de directeur en enkele collega’s haar niet in het team wilden hebben. Er was sprake van een ontmoedigingsbeleid in de hoop dat zij zelf zou vertrekken. In oktober 2012 is het misgegaan nadat de directeur de schuld van de moeizame samenwerking met de duocollega volledig bij eiseres heeft neergelegd. Daarna zijn de spanningen verder opgelopen en moest eiseres verplicht naar een coach. Eiseres wilde door de coach begeleid worden bij de problemen die ze ervaarde in haar klas op OBS [school 4] . Met die hulpvraag werd echter niets gedaan. Volgens eiseres had verweerder meer moeten doen om de problemen dan wel de opgelopen spanningen weg te nemen. Het ontslag op deze grond kan dan ook volgens eiseres geen stand houden.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 4.7, aanhef en onder k, van de CAO PO kan de werknemer, met inachtneming van het in artikel 4.8 bepaalde, ontslag worden verleend op grond van andere met name genoemde en aan de werknemer schriftelijk meegedeelde redenen van gewichtige aard.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank was er ten tijde van de ontslagverlening sprake van een ernstige verstoring van de arbeidsrelatie tussen eiseres en verweerder. Vanaf 2008 hebben zich met regelmaat problemen voorgedaan op het gebied van de samenwerking en communicatie. Deze problemen ontstonden zowel tussen eiseres en de verschillende directeuren als tussen haar en meerdere (duo)collega’s. Het verschil in visie over de wijze van samenwerking en communicatie is na het gesprek op 11 oktober 2012 geëscaleerd toen eiseres niet meer met de directeur van OBS [school 3] wilde spreken. De verslagen van de nadien gehouden gesprekken laten zien dat een herstel van een goede arbeidsrelatie niet is gelukt. Dat er een verstoorde arbeidsrelatie was tussen eiseres en de directeur van [school 3] heeft eiseres ter zitting ook niet ontkend. Met het aanbieden van een baan op OBS [school 4] en een coachingstraject heeft verweerder eiseres een reële oplossing voor het conflict geboden. Van eiseres mocht worden verwacht dat ze hieraan zou meewerken. Eiseres wilde echter op OBS [school 3] werkzaam blijven en heeft het coachingstraject niet afgerond. Ook op de OBS [school 4] escaleerde de situatie binnen een maand. Eiseres heeft zich vervolgens ziek gemeld en ook niet meer gereageerd op de e-mail van de directeur van OBS [school 4] , waarin deze aangaf dat zij andere taken kon krijgen voor het restant van het jaar. De kans op verbetering van de werkrelatie heeft eiseres daarmee verder gefrustreerd. Ook de arbeidspsycholoog heeft naar aanleiding van de diverse gesprekken die hij met betrokkenen heeft gevoerd, geconstateerd dat de onderlinge verhoudingen zo verstoord zijn dat een beëindiging van de arbeidsrelatie onontkoombaar lijkt. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat het rapport van de arbeidspsycholoog onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat de conclusies ervan onjuist zijn. De rechtbank onderschrijft dan ook het standpunt van verweerder dat er geen uitzicht meer was op een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie en dat van hem niet kon worden verlangd het dienstverband voort te zetten. Verweerder was dus niet alleen bevoegd was om eiseres ontslag te verlenen maar heeft ook in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik kunnen maken.
4.3.
Eiseres heeft, voor het geval haar ontslag in stand blijft, om een ontslagvergoeding gevraagd, waarbij er volgens haar van moet worden uitgegaan dat het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde verhoudingen geheel aan verweerder is te wijten.
4.4.
Voor toekenning van een vergoeding, naast wat de toepasselijke rechtspositieregeling (als minimum) voorschrijft, bestaat op grond van vaste rechtspraak van de CRvB (zie de uitspraak van 28 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2044) in het algemeen slechts aanleiding als sprake is van een overwegend aandeel van het bestuursorgaan in het ontstaan en het voortbestaan van de verstoorde arbeidsrelatie. In dit geval is aan die voorwaarde niet voldaan. Ondanks dat er van meet af aan kritiek op de houding en het gedrag van eiseres bestond, is aan eiseres een nieuwe kans geboden op OBS [school 2] en nadien op OBS [school 3] . Ook heeft zij na een voldoende beoordeling een vaste aanstelling gekregen. Het betoog van eiseres, dat verweerder haar vanaf het begin van haar dienstverband geen eerlijke kans heeft geboden, volgt de rechtbank dus niet. Nadat zij wederom was aangesproken op de moeizame samenwerking en communicatie met een duocollega heeft zij zelf al snel het vertrouwen opgezegd in de directeur van OBS [school 3] . Vanaf dat moment heeft zij niet meer meegewerkt aan het herstellen van het vertrouwen en het bereiken van een werkbare situatie. Zij heeft daarvoor verschillende mogelijkheden gehad, maar die niet benut. Ook ter zitting heeft zij niet inzichtelijk gemaakt wat de oorzaak was van haar gebrek aan vertrouwen en waaruit het volgens haar bestaande ontmoedigingsbeleid van de directeur dan bestond. Door haar starre houding in de vertrouwenskwestie met de directeur en het afwijzen van nieuwe kansen, zoals het aangeboden coachingstraject en de nieuwe werkplek op OBS [school 4] , heeft eiseres de kans op verbetering van de verstoorde verhoudingen geblokkeerd. Uit de gehele gang van zaken, zoals die blijkt uit de stukken, waaronder de rapportage van de arbeidspsycholoog, en de toelichting van partijen ter zitting, kan de rechtbank slechts concluderen dat niet verweerder maar eiseres door haar onbuigzame houding en gebrek aan zelfinzicht een overwegend aandeel heeft gehad in het ontstaan en voortbestaan van de verstoorde relatie. Voor het toekennen van een vergoeding bestaat dan ook geen reden.
5. Uit de overwegingen hiervoor volgt dat het beroep van eiseres ongegrond is.
6.1.
Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.2.
De vraag of de redelijke termijn bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld en het processuele gedrag van verzoeker gedurende de gehele procesgang.
6.3.
In zaken als deze is de redelijke termijn voor een procedure in twee instanties in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan twee jaar in beslag heeft genomen. Daarbij geldt dat in beginsel het bezwaar binnen een half jaar en het beroep binnen anderhalf jaar zouden moeten worden afgehandeld. In beginsel is een vergoeding gepast van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank gaat bij de berekening van de overschrijding van de redelijke termijn en de toerekening daarvan aan de bezwaar- en de beroepsfase uit van de uitspraak van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
6.4.
Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 7 januari 2014 tot aan de datum van deze uitspraak (13 december 2018) zijn vier jaren en ruim 11 maanden verstreken (afgerond 59 maanden). Dat de totale duur van de procedure zo lang is geweest, is voor een deel het gevolg van de proceshouding van (de gemachtigde van) eiseres. Zo blijkt uit de gedingstukken dat de geplande hoorzitting in de bezwaarfase tot driemaal toe op verzoek van de gemachtigde van eiseres is verdaagd. De rechtbank ziet hierin aanleiding de redelijke termijn voor de behandeling van deze zaak te verlengen met acht maanden, zodat deze in totaal (twee jaar + 8 maanden =) 32 maanden bedraagt.
6.5.
De redelijke termijn is dus overschreden met (59 - 32=) 27 maanden. Dat leidt tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De bezwaarfase heeft van de ontvangst van het bezwaarschrift op 7 januari 2014 tot de datum van het bestreden besluit (24 oktober 2016) afgerond 34 maanden geduurd en daarmee (34 - 6 - 8 =) 20 maanden te lang. De beroepsfase heeft van de datum van het bestreden besluit tot de uitspraak van de rechtbank op 13 december 2018 afgerond 25 maanden geduurd en daarmee (25 – 18 =) 7 maanden te lang. Hieruit volgt dat verweerder 20/27 deel van € 2.500,- dient te betalen (€ 1.852,-) en de Staat der Nederlanden (het ministerie van Justitie en Veiligheid) 7/27 deel (€ 648,-).
7. De rechtbank veroordeelt verweerder en de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiseres voor zover die voortkomen uit het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501,- (1 punt voor het doen van het verzoek, 1 punt voor de toelichting ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 0,5). Hiervan komt € 250,50 ten laste van verweerder en € 250,50 ten laste van de Staat der Nederlanden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.852,-;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (het ministerie van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 648,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 250,50;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (het ministerie van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 250,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.N. Nijhuis, voorzitter, en mr. M. Kraefft en
mr. A. Buiskool, leden, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.