12.3.De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing ten aanzien van het bodemonderzoek niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat en waarom het gehanteerde bodemonderzoek van 2005 niet meer voldoet. De enkele omstandigheid dat een onderzoek enkele jaren oud is, maakt op zichzelf niet dat deze niet aan het besluit ten grondslag hadden mogen worden gelegd. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 12 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4040). De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid dit rapport niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. Deze beroepsgrond slaagt niet. 13. Ten aanzien van hetgeen eisers voor het overige hebben aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
14. Zoals hiervoor is overwogen onder 2.4 kleeft aan het bestreden besluit een gebrek. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder in overeenstemming met artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bro inzicht geven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. De enkele stelling dat het plan financieel haalbaar is, is onvoldoende. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
15. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers en derde-partijen
in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
16. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik
maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze
tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en
aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, voorzitter, en mr. M.E. Fortuin en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. M. Dittmer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.