Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoekster
De raadsvrouw heeft ter zitting het verzoek als volgt nader toegelicht. Gezien de schriftelijke reactie van de rechters leest de raadsvrouw dat de door de voorzitter en oudste rechter gemaakte opmerkingen namens de hele zittingscombinatie zijn gemaakt. Daarom strekt het wrakingsverzoek zich nog steeds uit tot alle rechters.
De officier van justitie heeft tijdens de zitting van 25 februari 2016 een vordering wijziging tenlastelegging ingediend. De verdediging heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Nog voordat de rechtbank op de vordering had beslist, maakte de voorzitter een opmerking over de datum in de tenlastelegging in relatie tot de data in het dossier. Op dat betreffende moment was het niet aan de rechtbank om dit punt glad te strijken. Het is niet van belang of er sprake is van een kennelijke fout. De rechtbank dient op dat moment alleen een beslissing te nemen over de vordering. Door op de (mogelijk) verkeerde datum te wijzen, bemoeit de rechtbank zich met de inhoud van de tenlastelegging, namelijk de tijdsaanduiding. Een foutieve tijdsaanduiding staat aan een bewezenverklaring in de weg. Door die datum ter discussie te stellen meteen nadat de officier van justitie een vordering wijziging tenlastelegging heeft gedaan, is de rechtbank de officier aan het souffleren. De rechtbank is op dat moment op de stoel van de officier van justitie gaan zitten, althans heeft ten aanzien van verdachte die indruk gewekt. Al voordat de inhoudelijke behandeling was aangevangen, heeft de rechtbank op de datum gewezen. Pas na beraadslaging zou de rechtbank zich moeten uitlaten over een kennelijke misslag in de tenlastelegging, maar op het moment van de vordering wijziging tenlastelegging is dit niet aan de orde. Doordat de rechtbank op dat specifieke moment het punt van de datum aan de orde stelde, is de objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid en/of de schijn van vooringenomenheid bij verdachte gewekt. Hiertoe heeft de raadsvrouw verwezen naar drie uitspraken van Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2016:1336), Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2010:BK8530) en Rechtbank Arnhem (ECLI:RBARN:2009:BK0047). Het verzoek moet derhalve gegrond worden verklaard, aldus de raadsvrouw.