In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Het college had hun bijstandsuitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) ingetrokken en de terugvordering van een te veel verstrekte uitkering van € 25.254,44 bruto opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet hebben aangetoond dat zij geen eigenaar zijn van onroerende zaken in Turkije, die op hun naam staan geregistreerd. De rechtbank oordeelt dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden door deze onroerende zaken niet te melden bij hun aanvraag voor bijstand. De taxatie van de onroerende zaken door het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) werd als betrouwbaar beschouwd, terwijl de taxatie door eisers onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaart het beroep tegen de intrekking en terugvordering ongegrond, maar het beroep tegen de afwijzing van de nieuwe aanvraag wordt gegrond verklaard, omdat deze onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank vernietigt het besluit van het college met gedeeltelijke instandhouding van de rechtsgevolgen, omdat eisers nog steeds onvoldoende informatie hebben verstrekt om recht op bijstand vast te stellen.