In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 28 september 2015, wordt de verantwoording van het persoonsgebonden budget (pgb) van eiser over de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014 behandeld. Eiser had een pgb toegekend gekregen voor zorg in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Verweerder, Univé Zorgkantoor B.V., heeft een deel van de verantwoording afgekeurd, omdat de facturen niet voldeden aan de vereisten van de Regeling Subsidies AWBZ 2014 (RSA). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij wel degelijk recht heeft op de goedkeuring van de verantwoording, omdat hij in een beschermde woonomgeving verblijft en zorg ontvangt die voldoet aan de eisen van de AWBZ.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de bezwaren van eiser ongegrond heeft verklaard en dat de verantwoording niet volgens de geldende regels is uitgevoerd. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat verweerder zijn besluit niet met de nodige zorgvuldigheid heeft voorbereid. De rechtbank heeft de indruk dat verweerder een onjuist beeld heeft van de aan eiser geleverde zorg en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden van de zorgverlening aan eiser. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen, met een termijn van acht weken voor het indienen van een nieuwe beslissing op bezwaar.
De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat verweerder in contact treedt met de zorginstelling om een juist beeld te krijgen van de zorg die aan eiser is verleend. De uitspraak is gedaan in het kader van de zorgvuldigheidseisen die gelden voor bestuursorganen bij het nemen van besluiten en de verantwoordelijkheden van budgethouders voor de verantwoording van hun pgb.