Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
";
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 29 oktober 2002 van twee medewerkers van de Belastingdienst FIOD-ECD waarbij deze (onder meer) verklaren dat eiser op 10 oktober 2002 (als verdachte en na het tonen van een microfiche) heeft verklaard nooit een bankrekening te hebben gehad bij KBL;
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 27 februari 2003 van een medewerker van de Belastingdienst waarin onder meer is verklaard dat de raadsman van eiser telefonisch had gemeld dat zijn cliënt "inmiddels tot een hoger inzicht was gekomen en dat er blijkbaar door hem wel een rekening in Luxemburg is aangehouden"; dat de raadsman de door eiser opgevraagde stukken na ontvangst ter beschikking zou stellen aan de FIOD; en dat deze stukken niet bij de FIOD zijn ontvangen.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond met betrekking tot de navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991;
- verklaart het beroep gegrond met betrekking tot de uitspraken van de inspecteur betreffende de navorderingsaanslagen ib/pvv 1991, vb 1992, ib/pvv 1992 en vb 1993, doch slechts voorzover deze uitspraken betrekking hebben op de opgelegde boeten en vernietigt de bij deze navorderingsaanslagen opgelegde boeten;
- verklaart het beroep ongegrond met betrekking tot de uitspraken van de inspecteur betreffende de navorderingsaanslagen ib/pvv 1993 en vb 1994,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk met betrekking tot de navorderingsaanslagen ib/pvv 1994, vb 1995, ib/pvv 1995, vb 1996, ib/pvv 1996, vb 1997, ib/pvv 1997, vb 1998, ib/pvv 1998, vb 1999, ib/pvv 1999, vb 2000 en ib/pvv 2000 en de daarmee verband houdende beschikkingen;
- verklaart het beroep ongegrond met betrekking tot de aanslagen ib/pvv 2001 en 2002 en de daarbij genomen beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen;
- verklaart het beroep gegrond met betrekking tot de aanslag ib/pvv 2003 en vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.101 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.044;
- verklaart het beroep ongegrond met betrekking tot de aanslag ib/pvv 2004;
- vermindert de bij de aanslagen ib/pvv 2003 en ib/pvv 2004 opgelegde boeten tot op 64% van de boetegrondslag;
- vermindert de bij de aanslagen ib/pvv 2005 tot en met ib/pvv 2008 opgelegde boeten tot op 80% van de boetegrondslag;
- vermindert het bedrag van de in rekening gebrachte heffingsrente overeenkomstig de hiervoor vastgestelde verminderde belastingaanslagen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 730,50;
- gelast verweerder het griffierecht ad € 176 aan eiser te vergoeden en
- wijst de verzoeken om immateriële schadevergoeding af.