ECLI:NL:RBNHO:2014:11002
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de evenredigheid van een opgelegde boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de hoogte van een opgelegde boete op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin een boete van € 9.000,00 was opgelegd wegens overtredingen van artikel 2 van de Wav. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister bij het opleggen van de boete de beleidsregels boeteoplegging Wav 2013 heeft toegepast, maar dat deze toepassing niet zonder meer redelijk is. De rechtbank heeft de evenredigheid van de boete beoordeeld en geconcludeerd dat de verhoging van het boetenormbedrag niet voldoende is onderbouwd en dat de boete dient te worden gematigd.
De rechtbank heeft de boete vastgesteld op € 6.000,00, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de ernst van de overtredingen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eisers niet de intentie hadden om de Wav te overtreden en dat de arbeid van de vreemdelingen slechts van korte duur was. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de boete verder te matigen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden, evenals de proceskosten die door eisers zijn gemaakt.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de toepassing van de Wav en de evenredigheid van bestuurlijke boetes.