ECLI:NL:RBNHO:2013:11226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
15/810046-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen in het kader van onderzoek Vinson

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De tenlastelegging omvatte meerdere geldbedragen die in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 januari 2012 zijn gestort op verschillende rekeningen van de verdachte, zowel in Nederland als in Kaapverdië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van witwassen, waarbij zij een gewoonte heeft gemaakt van het verbergen en verhullen van de herkomst van geldbedragen die afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat het witwassen bewezen kan worden geacht indien het niet anders kan dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor de bevroren banksaldi die aan de verdachte toebehoren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had in het verleden al eerder te maken gehad met justitie, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte door haar handelen de integriteit van het financiële verkeer heeft aangetast en dat haar gedrag het plegen van strafbare feiten stimuleert.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810046-13
Uitspraakdatum: 21 november 2013
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2013 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Republiek Kaapverdië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis,
hierna te noemen verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Hagemeier en van wat verdachte en haar raadsman, mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks in de periode van 1 januari 2010 tot en met 17 januari 2012, te Rotterdam, althans in Nederland en/of te Kaap Verdie, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte (telkens) van een voorwerp, te weten (telkens) geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft zij (telkens)
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten (telkens) een geldbedrag, was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten (telkens) een geldbedrag, voorhanden had,
en/of
heeft zij, verdachte een voorwerp, te weten (telkens) een geldbedrag, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten (telkens) een geldbedrag, gebruik gemaakt;
immers zijn er op spaarrekening op naam van verdachte bij de Banco Comercial do Atlantico met rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of de betaalrekening op naam van verdachte bij de Banco Comercial do Atlantico met rekeningnummer [rekeningnummer 2] de navolgende geldbedragen bij en/of afgeschreven
- op 27 januari 2010 een bedrag van 1.984.770,00 CVE (Kaapverdische Escusdo)
(omgerekend ongeveer 18.000 euro) middels overboeking van rekening [rekeningnummer 3]
ontvangen op voornoemde BCA betaalrekening en/of (vervolgens) een bedrag van
1.982.216,00 CVE overgeboekt naar genoemde BCA spaarrekening en/of
- op 16 april 2010 een geldbedrag van 9.262.260,00 CVE (omgerekend ongeveer
84.000 euro) middels storting verworven op genoemde BCA betaalrekening en/of
(vervolgens) een bedrag van 9.244.963,00 CVE overgeboekt naar genoemde BCA
spaarrekening
en/of
immers zijn op de betaalrekening van verdachte bij de ING met rekeningnummer
[rekeningnummer 4] de navolgende geldbedragen (met een totaal van 21.550- euro) gestort
- op 18 januari 2010 een geldbedrag van 18.000 euro en/of
- op 2 maart 2011 een geldbedrag van 50 euro en/of
- op 27 mei 2011 een geldbedrag van 1.200 euro en/of
- op 6 juli 2011 een geldbedrag van 500 euro en/of
- op 12 september 2011 een geldbedrag van 1.800 euro
en/of
immers zijn op de betaalrekening op naam van verdachte bij de ABN Amro met
rekeningnummer [rekeningnummer 5] de navolgende geldbedragen (totaal ongeveer 11.500
euro) gestort
- op 8 februari 2010 een geldbedrag van 1.000,- euro en/of
- op 9 maart 2010 een bedrag van 500,- euro en/of
- op 12 mei 2010 een bedrag van 500- euro en/of
- op 1 juni 2010 een bedrag van 500,- euro en/of
- op 4 juni 2010 een bedrag van 500,- euro en/of
- op 21 juni 2010 een bedrag van 500,- euro en/of
- op 6 juli 2010 een bedrag van 1.500,- euro en/of
- op 12 juli 2010 een bedrag van 1.500,- euro en/of
- op 29 juli 2010 een bedrag van 1.000,- euro en/of
- op 7 oktober 2010 een bedrag van 1.000,- euro en/of
- op 4 november 2010 een bedrag van 500,- euro en/of
- op 30 november 2010 een bedrag van 500,- euro en/of
- op 17 december 2010 een bedrag van 500 euro en/of
- op 29 december 2010 een (totaal) bedrag van 1.000,- euro en/of
- op 5 januari 2011 een bedrag van 500,- euro;
terwijl zij (telkens) wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 17 januari 2012 wordt verdachte aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet en in het verlengde daarvan vindt een doorzoeking plaats in de woning van verdachte op het adres [adres] te [woonplaats]. Bij die doorzoeking worden bescheiden aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte over rekeningen beschikt bij de ING bank met het nummer [rekeningnummer 6] en de, tegenwoordig genoemd, ABN Amro bank met het nummer [rekeningnummer 7] Tevens zijn bankafschriften aangetroffen van rekeningen op naam van verdachte bij een buitenlandse bank, te weten de bank Banco Comercial Do Atlântico (BCA) te Kaapverdië, met de nummers [rekeningnummer 8] en [rekeningnummer 2]. Het saldo overzicht zoals weergegeven op die BCA afschriften over de periode 16 april 2010 tot 5 december 2011 laat zien dat er op deze rekeningnummers meerdere mutaties zijn waarbij hoge bedragen af- en bijgeboekt worden. [2]
Naar aanleiding van deze bevindingen wordt een rechtshulpverzoek gericht aan Kaapverdië. Uit de door de Kaapverdische autoriteiten overhandigde stukken (waaronder BCA bankafschriften van verschillende rekeningnummers op naam van verdachte over de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 februari 2012) komt onder meer het volgende naar voren:
verdachte is sinds 16 maart 1993 houder van de BCA rekeningnummers [rekeningnummer 1] (dit betreft een spaarrekening) en [rekeningnummer 2] (dit betreft een lopende rekening); [3]
voornoemde BCA spaarrekening, eindigend op [rekeningnummer], is actief geweest tot 5 december 2011. Na deze datum heeft er geen banksaldo meer op de rekening gestaan; [4]
op 27 januari 2010 wordt een bedrag van 1.984.770,- Kaapverdische Escudos (CVE) (omgerekend € 18.000,-) overgeboekt van de Nederlandse ING-rekening op naam van verdachte met rekeningnummer [rekeningnummer 6] naar de Kaapverdische BCA rekening [rekeningnummer 2] en vervolgens wordt diezelfde dag een bedrag van 1.982.216 CVE doorgeboekt naar de Kaapverdische BCA spaarrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1]; [5]
op 16 april 2010 wordt er door het omwisselen van buitenlands valuta (bankbiljetten en munten) een bedrag van 9.262.260,- CVE (omgerekend € 84.000,-) gestort op de BCA rekening [rekeningnummer 2]. Vervolgens wordt op dezelfde dag een bedrag van 9.244.963,- CVE doorgeboekt naar de BCA spaarrekening in Kaapverdië met nummer [rekeningnummer 1];
op 5 december 2011 is van BCA rekening [rekeningnummer 2] een bedrag van 6.000.000 CVE naar een BCA termijndeposito-rekening met nummer [rekeningnummer 9] op naam van verdachte overgeboekt (omgerekend € 54.414,36); [6]
het saldo op de lopende rekening van verdachte bij BCA bedraagt op 7 februari 2012 1.179.865, - CVE, omgerekend destijds ongeveer € 10.700,26. [7]
In de periode tussen januari 2010 en september 2011 wordt in totaal € 21.550,- aan contanten gestort op de ING-rekening met nummer [rekeningnummer 6] door de volgende stortingen:
een storting van € 18.000,- op 18 januari 2010; [8]
een storting van € 50,- op 2 maart 2011; [9]
een storting van € 1.200,- op 27 mei 2011; [10]
een storting van € 500,- op 6 juli 2011; [11]
een storting van € 1.800,- op 12 september 2011. [12]
Op de rekening met het nummer [rekeningnummer 7] bij ABN Amro wordt in de periode van februari 2010 tot en met januari 2011 in totaal € 11.500 gestort door de volgende stortingen:
een storting van € 1.000,- op 8 februari 2010; [13]
een storting van € 500,- op 9 maart 2010; [14]
een storting van € 500,- op 12 mei 2010; [15]
een storting van € 500,- op 1 juni 2010; [16]
een storting van € 500,- op 4 juni 2010; [17]
een storting van € 500,- op 21 juni 2010; [18]
een storting van € 1.500,- op 6 juli 2010; [19]
een storting van € 1.500,- op 12 juli 2010; [20]
een storting van € 1.000,- op 29 juli 2010; [21]
een storting van € 1.000,- op 7 oktober 2010; [22]
een storting van € 500,- op 4 november 2010; [23]
een storting van € 500,- op 30 november 2010; [24]
een storting van € 500,- op 17 december 2010; [25]
een storting van € 1.000,- op 29 december 2010; [26]
een storting van € 500,- op 5 januari 2011. [27]
Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat verdachte in 2010 slechts beschikte over een legaal inkomen van € 18.854,- en in 2011 over een legaal inkomen van € 16.075,-. Uit deze gegevens blijkt tevens dat zij in 2010 en 2011 geen fiscale partner had en dat zij nimmer tegoeden op de BCA rekeningen te Kaapverdië heeft opgegeven bij de Belastingdienst. [28]
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer verklaard dat zij rekeninghoudster is van voornoemde rekeningen bij de BCA te Kaapverdië, dat de BCA rekeningen ook worden gebruikt door haar ex-man, de vader van (één van) haar kinderen, en dat haar ex-man sinds 2009 vast zit. Voorts verklaarde zij dat zij in de loop der tijd geld, met een totale waarde van € 21.550,-, heeft gekregen dat afkomstig was van haar ex-man die het haar persoonlijk gaf of meestuurde met anderen, en dat zij dat geld in de periode januari 2010 tot en met september 2010 zelf op de ING rekening met nummer [rekeningnummer 6] heeft gestort. Het geld van de storting van 9.262.260,- CVE, omgerekend € 84.000,-, op de BCA rekening met nummer [rekeningnummer 2] is volgens verdachte afkomstig van verdiensten uit het bedrijf waarvan haar ex-man vennoot is. Zij heeft geen verklaring voor de stortingen op de rekening bij de, tegenwoordig, ABN Amro (totaal bedrag van € 11.500,-) anders dan dat het afkomstig moet zijn van haar ING rekening. [29]
3.3. Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. Hij heeft samengevat naar voren gebracht dat er geen sprake is van onverklaarbaar inkomen en dat niet kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde bedragen afkomstig zijn uit misdrijf.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2004:AP2124 en ECLI:NL:HR:2010:BM0787) kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, het witwassen niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
In onderhavige zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte in de periode van januari 2010 tot en met januari 2012 heeft beschikt over substantieel meer vermogen in Nederland en Kaapverdië dan zij op basis van haar legaal inkomen over die periode, zijnde in totaal € 34.779,- (te weten € 18.854,- loon in 2010 en € 15.925,- loon in 2011), heeft kunnen genereren. Tevens is op 18 januari 2010 een bedrag van € 18.000,- gestort op haar ING rekening en dit bedrag is vervolgens op 26 januari 2010 door geboekt naar haar BCA rekening te Kaapverdië. Verdachte heeft haar buitenlandse BCA rekeningen met bijbehorende saldi nimmer doorgegeven aan de Belastingdienst in Nederland. Er zijn door verdachte in de periode van februari 2010 tot en met januari 2011 ook meerdere contante stortingen gedaan op haar ABN Amro rekening, waarbij het opvallend is dat dit steeds bedragen zijn van € 500,- of een veelvoud daarvan. De rechtbank leidt uit een en ander af dat de legale inkomsten van verdachte geen ruimte lieten voor het bezit van grote hoeveelheden contant geld. Het overboeken van en naar buitenlandse rekeningen duidt onder deze omstandigheden op het willen verhullen van het geld (in ieder geval deels afkomstig uit Nederland) op deze rekeningen. Verdachte heeft tot aan de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting gezwegen over de herkomst van dit geld. Ter zitting heeft zij verklaard dat een deel van het geld op de BCA rekeningen afkomstig is van een bedrijf in Portugal waar haar ex man, de vader van (één van) haar kinderen, vennoot is. Deze verklaring is echter op geen enkele wijze onderbouwd door middel van een registerinschrijving of andere relevante bedrijfsstukken. Deze verklaring, alsmede de verklaring van verdachte dat zij het geld dat door haarzelf werd gestort op haar ING rekening in ieder geval kreeg overhandigd van haar ex-man, terwijl verdachte tevens verklaart dat haar ex sinds 2009 gedetineerd is in Lissabon en de stortingen op voornoemde rekening plaatsvinden tussen januari 2010 en september 2011 in welke periode haar ex vastzat, is dermate ongeloofwaardig dat de rechtbank daaraan geen waarde hecht. Overigens merkt de rechtbank in dit verband nog op dat uit het dossier blijkt (p. 14) dat de ex-man van verdachte eveneens gedetineerd zit in verband met een opiumdelict, zodat ook niet kan worden uitgesloten dat als het geld wel van haar ex-man afkomstig zou zijn, verdachte dit geld op haar rekening heeft laten zetten om de opbrengsten van de opiumdelicten die haar ex-man heeft gepleegd wit te wassen. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte in 2005 in Frankrijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren ter zake betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Niet in de laatste plaats neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte op 22 november 2012 door deze rechtbank -hoewel niet onherroepelijk- is veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf voor – kort gezegd – het medeplegen van de invoer van heroïne en cocaïne en de voorbereidingshandelingen daartoe. Verdachte zou daarbij een belangrijke rol hebben gehad in het betalingsverkeer van de organisatie en uit dien hoofde ook over geld van de organisatie hebben beschikt.
Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat verdachte, nu zij ten aanzien van de herkomst van het geld niet-aannemelijke en niet-verifieerbare verklaringen heeft afgelegd, dit ook wist.
Van belang daarbij is dat verdachte, door het niet opgeven van de buitenlandse tegoeden aan de Belastingdienst, het veelvuldig omzetten van chartaal geld in giraal geld door de stortingen op de Nederlandse rekeningen van verdachte en het vervolgens doorstorten van tenminste een deel van het geld naar de BCA rekeningen in Kaapverdië, de herkomst van het geld heeft verborgen en verhuld (zie ook ECLI:NL:HR:2013:BY8957).
Gelet op de periode waarin verdachte voornoemde handelingen heeft verricht, te weten bijna 2 jaren, en de frequentie van de stortingen van en naar de verschillende rekeningen in Nederland en Kaapverdië, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Bespreking voorwaardelijk verzoeken van de raadsman
De raadsman van verdachte heeft het voorwaardelijke verzoek - voor het geval de rechtbank de verklaring van verdachte dat het geld afkomstig was van (het bedrijf van) haar ex-man niet zou volgen - gedaan tot het oproepen van de ex-man van verdachte, [ex-man], als getuige, nu deze volgens verdachte ook toegang had tot de rekeningen bij Banco Comercial Do Atlântico en daar geld op stortte. Derhalve zou deze [ex-man] iets kunnen verklaren over de herkomst van het geld, aldus de raadsman.
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman wordt gedaan op een erg laat moment en voorts is datgene wat verdachte heeft verklaard over de machtiging van die [ex-man] tot voornoemde rekeningen en de uit een vennootschap afkomstige storting(en) op geen enkele wijze onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Het horen van deze getuige acht de rechtbank dan ook niet noodzakelijk voor enig te nemen beslissing in dit stadium van het onderzoek en wordt derhalve niet gehonoreerd.
In het verlengde daarvan wijst de rechtbank tevens het andere voorwaardelijke verzoek van de raadsman om de bankgegevens over de periode van 2000 tot 2010 op te vragen, af. Nu verdachte zich op het standpunt stelt dat het geld afkomstig is van haar ex-man en zij dit standpunt op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt, valt niet in te zien wat het toevoegen van de bankgegevens van tien jaar voor de ten laste gelegde periode bijdraagt aan deze onderbouwing. Verdachte heeft zelf ook niet aangegeven dat uit stortingen uit die periode zou kunnen blijken dat het geld daadwerkelijk van haar ex-man afkomstig is dan wel een legale herkomst heeft. Ook deze verzochte gegevens acht de rechtbank derhalve niet noodzakelijk voor enig te nemen beslissing in dit stadium van het onderzoek en wordt derhalve niet gehonoreerd.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen in de periode van 18 januari 2010 tot en met 17 januari 2012, te Rotterdam en Kaapverdië, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft zij, verdachte, telkens van een voorwerp, te weten telkens een geldbedrag, de herkomst verborgen en verhuld en heeft zij, verdachte, een voorwerp, te weten telkens een geldbedrag, verworven, voorhanden gehad en omgezet,
immers zijn er op de spaarrekening op naam van verdachte bij de Banco Comercial Do Atlântico met rekeningnummer [rekeningnummer 1] en de betaalrekening op naam van verdachte bij de Banco Comercial Do Atlântico met rekeningnummer [rekeningnummer 2], de navolgende geldbedragen bij en/of afgeschreven:
- op 27 januari 2010 een bedrag van 1.984.770,00 CVE (Kaapverdische Escudo)
(omgerekend ongeveer 18.000 euro) middels overboeking van rekening [rekeningnummer 3]
ontvangen op voornoemde BCA betaalrekening en vervolgens een bedrag van
1.982.216,00 CVE overgeboekt naar genoemde BCA spaarrekening en
- op 16 april 2010 een geldbedrag van 9.262.260,00 CVE (omgerekend ongeveer
84.000 euro) middels storting verworven op genoemde BCA betaalrekening en
vervolgens een bedrag van 9.244.963,00 CVE overgeboekt naar genoemde BCA spaarrekening
en zijn op de betaalrekening van verdachte bij de ING met rekeningnummer [rekeningnummer 4] de navolgende geldbedragen (met een totaal van 21.550- euro) gestort:
- op 18 januari 2010 een geldbedrag van 18.000 euro en
- op 2 maart 2011 een geldbedrag van 50 euro en
- op 27 mei 2011 een geldbedrag van 1.200 euro en
- op 6 juli 2011 een geldbedrag van 500 euro en
- op 12 september 2011 een geldbedrag van 1.800 euro
en zijn op de betaalrekening op naam van verdachte met rekeningnummer [rekeningnummer 5] de navolgende geldbedragen (totaal ongeveer 11.500 euro) gestort:
- op 8 februari 2010 een geldbedrag van 1.000,- euro en
- op 9 maart 2010 een bedrag van 500,- euro en
- op 12 mei 2010 een bedrag van 500- euro en
- op 1 juni 2010 een bedrag van 500,- euro en
- op 4 juni 2010 een bedrag van 500,- euro en
- op 21 juni 2010 een bedrag van 500,- euro en
- op 6 juli 2010 een bedrag van 1.500,- euro en
- op 12 juli 2010 een bedrag van 1.500,- euro en
- op 29 juli 2010 een bedrag van 1.000,- euro en
- op 7 oktober 2010 een bedrag van 1.000,- euro en
- op 4 november 2010 een bedrag van 500,- euro en
- op 30 november 2010 een bedrag van 500,- euro en
- op 17 december 2010 een bedrag van 500 euro en
- op 29 december 2010 een (totaal) bedrag van 1.000,- euro en
- op 5 januari 2011 een bedrag van 500,- euro,
terwijl zij telkens wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden, met aftrek conform artikel 27 Sr.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Hoofdstraf
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer twee jaren schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Met deze witwaspraktijken heeft verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Met de strafbaarstelling van witwassen heeft de wetgever beoogd voornoemde integriteit te beschermen. Verdachte heeft laten blijken daar geen acht op te hebben geslagen. Zij heeft aldus handelend getracht grote bedragen aan het zicht van politie en justitie te onttrekken. Daarbij komt dat het handelen van verdachte het plegen van strafbare feiten lonend maakt, waardoor het plegen van strafbare feiten wordt gestimuleerd, hetgeen de rechtbank verdachte aanrekent.
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatiedienst d.d. 14 maart 2013 blijkt dat verdachte in het verleden eenmaal eerder is veroordeeld voor een fraudedelict, maar dat dateert van 1999 en daarom zal hier geen rekening mee worden gehouden bij het bepalen van de op te leggen straf. Gelet op de periode waarbinnen verdachte het bewezenverklaarde heeft gepleegd en de veroordeling d.d. 22 november 2012 door de meervoudige strafkamer te Haarlem, houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf in de onderhavige zaak rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Bijkomende straf: verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een tweetal geldbedragen (valuta Kaapverdische escudo) op een tweetal bankrekeningen van Banco Comercial Do Atlântico te Kaapverdië, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren, dat verdachte de voorwerpen geheel ten eigen bate kan aanwenden en dat voorts het bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- Geld buitenlands 1.179.865,50 CVE banksaldo bevroren i.h. buitenl.;
- Geld buitenlands 6.000.000,00 CVE banksaldo bevroren i.h. buitenl.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2013.
Mr. Ten Voorde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2012, p. 52 e.v. met bijlagen, waaronder schriftelijke bescheiden, zijnde kopieën van inbeslaggenomen goederen waaronder bankafschriften van BCA op naam van verdachte, p. 80 en 81.
3.Een schriftelijk bescheid, zijnde een verslag van de UIF (Eenheid Financiële informatie) d.d. 11 juli 2012, p. 140 (vertaling op p. 141).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2013, aanvulling op zaaksdossier B07/Vermogen, p. 2, en een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een bankafschrift van BCA op naam van verdachte d.d.10 juli 2012 p. 163, zaaksdossier B07.
5.Schriftelijk bescheid, zijnde een BCA rekeningafschrift d.d. 7 februari 2012, p. 110 (vertaling p. 121), zaaksdossier B07, en proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2013, p. 3, aanvulling ZD B07/Vermogen.
6.Schriftelijke bescheiden, zijnde kopieën van BCA bankrekeningafschrift p. 110 en 112 (vertaling op p. 122 en 123).
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een verslag van de UIF (Eenheid Financiële informatie) d.d. 11 juli 2012, p. 140 (vertaling op p. 141), en een schriftelijk bescheid, zijnde een bankafschrift van BCA d.d. 7 februari 2012, p. 110-111 (vertaling op p. 121-122), en een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2013, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 3, en algemene informatie betreffende de wisselkoers van de Kaapverdische Escudo aangetroffen op www.wisselkoers.nl.
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een bankafschrift van ING op naam van verdachte, rekeningnummer [rekeningnummer 6], d.d. 15 februari 2010, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 8.
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een bankafschrift van ING op naam van verdachte, rekeningnummer [rekeningnummer 6], d.d. 21 maart 2011, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 19.
10.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een bankafschrift van ING op naam van verdachte, rekeningnummer [rekeningnummer 6], d.d. 20 juni 2011, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 23.
11.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een bankafschrift van ING op naam van verdachte, rekeningnummer [rekeningnummer 6], d.d. 18 juli 2011, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p 27.
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een bankafschrift van ING op naam van verdachte, rekeningnummer [rekeningnummer 6], d.d. 19 september 2011, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 32.
13.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 54.
14.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 59.
15.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 71.
16.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 72.
17.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 72.
18.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 72.
19.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 72.
20.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 72.
21.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 81.
22.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 82.
23.Een schriftelijk bescheid, zijnde een uitdraai van rekeningnummer [rekeningnummer 7] op naam van verdachte, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 84.
24.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een rekeningafschrift van rekening [rekeningnummer 7] van de ABN AMRO op naam van verdachte d.d. 30 november 2010, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 85.
25.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een rekeningafschrift van rekening [rekeningnummer 7] van de ABN AMRO op naam van verdachte d.d. 31 december 2010, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 93.
26.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een rekeningafschrift van rekening [rekeningnummer 7] van de ABN AMRO op naam van verdachte d.d. 31 december 2010, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 90.
27.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie van een rekeningafschrift van rekening [rekeningnummer 7] van de ABN AMRO op naam van verdachte d.d. 31 januari 2011, aanvulling zaaksdossier B07/Vermogen, p. 100.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2012, p. 52 e.v. en schermafdrukken uit het systeem van de Belastingdienst betreffende verdachte, p. 33-47.
29.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting op 7 november 2013.