ECLI:NL:HR:2013:BY8957

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/00849
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over falende bewijsklachten bij witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van witwassen, waarbij het Openbaar Ministerie stelde dat hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 17 juli 2007, samen met anderen, een grote hoeveelheid geld had verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit misdrijf. De verdediging voerde aan dat het geld niet van misdrijf afkomstig was en bepleitte vrijspraak. De Advocaat-Generaal concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de bewezenverklaring van het misdrijf en de strafoplegging, en vroeg om terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het verbergen en verhullen van de herkomst van de gelden toereikend was gemotiveerd door het Hof. De verdachte had bankrekeningen in Marokko, waarvan hij de herkomst niet had opgegeven aan de uitkeringsinstantie in Nederland. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, en dat de betrokkenheid van een tweede persoon bij het verbergen van het geld in de auto voldoende was aangetoond. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan de bewijsvoering worden gesteld in zaken van witwassen, en de noodzaak voor verdachten om een legale herkomst van hun vermogen aan te tonen. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtszekerheid en het handhaven van de wetgeving omtrent financieel strafrecht.

Uitspraak

29 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/00849
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 1 februari 2011, nummer 21/003646-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde misdrijf en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - onder 1 tenlastegelegd dat:
"hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 17 juli 2007, te Soest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten een (grote) hoeveelheid geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen, en/of een of meer voorwerp(en), te weten een (grote) hoeveelheid geld, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten een (grote) hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf."
2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 17 juli 2007, te Soest, van een grote hoeveelheid geld de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
en
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 17 juli 2007, te Soest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander van een grote hoeveelheid geld, de herkomst en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.3.1. De bestreden uitspraak houdt onder "overweging met betrekking tot het bewijs" het volgende in:
"De verdediging persisteert bij hetgeen zij in eerste aanleg heeft aangevoerd. Zo handhaaft zij haar standpunt dat het geld dat in de auto en op de bankrekening in Marokko is aangetroffen niet van enig misdrijf afkomstig is. De raadsman heeft op grond hiervan vrijspraak bepleit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een deel van het geld dat hij in de auto had verstopt van hem was. Hij heeft verklaard dat hij het geldbedrag, ondanks zijn zeer geringe inkomsten, heeft kunnen sparen. De andere twee geldpakketjes die in de auto zijn aangetroffen, waren van twee verschillende personen, van wie hij de namen niet wilde noemen.
Verdachte heeft verklaard dat hij het geld op de bankrekening in Marokko heeft ontvangen van zijn vader.
Wat de in de auto aangetroffen geldbedragen betreft leidt het hof uit de volgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang gezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn:
- de plaats waar de bedragen zijn aangetroffen, te weten verborgen in het portier van de auto;
- de omstandigheid dat met de auto kort daarop een reis naar Marokko zou worden gemaakt;
- de omstandigheid dat verdachte niet heeft aangegeven van wie hij de pakketjes heeft ontvangen waarin telkens 10.000 euro zat;
- de omstandigheid dat verdachte - zoals onder 2 bewezen verklaard - in de betreffende periode handelde in drugs;
- de omstandigheid dat verdachte een uitkering had;
- de omstandigheid dat het - zoals blijkt uit de berekeningen in het proces-verbaal van politie - (hoogst) onwaarschijnlijk is dat verdachte daarvan een substantieel bedrag zou kunnen sparen;
- de omstandigheid dat verdachte ook overigens geen aannemelijke en min of meer verifieerbare verklaring heeft afgelegd waaruit een legale herkomst van de geldbedragen naar voren komt.
Wat betreft het geld op de bankrekeningen in Marokko leidt het hof uit de volgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang gezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn:
- de omstandigheid dat verdachte de bankrekening in Marokko niet heeft opgegeven aan de uitkeringsinstantie;
- de omstandigheid dat verdachte een en ander aanvankelijk niet heeft aangegeven bij zijn verhoren in het opsporingsonderzoek maar aanvankelijk ontkende een bankrekening in Marokko te hebben;
- de omstandigheid dat verdachte - zoals onder 2 bewezen verklaard - in de betreffende periode handelde in drugs;
- de omstandigheid dat verdachte een uitkering had;
- de omstandigheid dat het - zoals blijkt uit de berekeningen in het proces-verbaal van politie - (hoogst) onwaarschijnlijk is dat verdachte daarvan een substantieel bedrag zou kunnen sparen;
- de omstandigheid dat het hof geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat het geldbedrag op de rekening in Marokko van zijn vader zou zijn, omdat het hof niet aannemelijk acht dat zijn vader hetzij door zijn verdiensten in Nederland hetzij nadien zo veel inkomsten heeft verworven, dat hij aanzienlijke geldbedragen kon storten op rekeningen van een aantal van zijn kinderen, onder wie verdachte. Het hof overweegt in de eerste plaats dat er niet is gebleken van stortingsbewijzen waaruit kan worden opgemaakt dat de vader van verdachte het geld op de rekening van verdachte heeft gestort. Uit het financiële recherche onderzoek is bovendien gebleken dat de vader van verdachte gedurende de periode van 1964 tot 1984 in Nederland heeft gewerkt, waarna hij WAO en AOW heeft ontvangen. In Nederland heeft de vader van verdachte verschillende laagbetaalde banen gehad. De vader van verdachte zou zijn gezin derhalve hebben achtergelaten in Marokko om naar Nederland te gaan en daar laagbetaald werk te verrichten. Het hof acht dit niet aannemelijk mede omdat hij in de voorstelling van de verdediging reeds toen een aanzienlijk geldbedrag bezat afkomstig uit erfenis of spaartegoed. Voorts is niet gebleken van stukken waaruit kan worden afgeleid dat de vader van verdachte door onder meer handel in vastgoed in Marokko zulke bedragen heeft verdiend dat daarmee de tegoeden op de bankrekeningen bij benadering zouden kunnen worden verklaard. Gelet op het voorgaande acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat verdachte het geld dat op de bankrekening op naam van verdachte staat, heeft gekregen van zijn vader.
Het hof merkt op dat het hier te lande verhullen en het verbergen van de geldbedragen (op een of meer bankrekeningen in Marokko) heeft bestaan in het door verdachte niet opgeven aan de uitkeringsinstantie in Nederland dat hij beschikte over een of meer bankrekeningen in Marokko met een aanzienlijk geldbedrag.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen."
2.3.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt het volgende in:
"Alle hierna aangehaalde en weergegeven verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1:
(...)
1. Het relaas van de verbalisant [verbalisant] voornoemd in het eind-proces-verbaal PL0930/07-011718B, onder meer inhoudende:
Op 12 juli 2007 stond in het bedrijfsprocessen systeem (B.P.S.) van de politie Utrecht de navolgende anonieme melding vermeld:
Het gaat om 2 personen die zich aktief met harddrugs bezig houden in Soest: [Verdachte], groot postuur, kaal hoofd, woont aan de [a-straat]? te Soest. Rijdt in een zwarte Seat Léon, kenteken begint met 07. Auto gekocht van drugsgeld. Werkt op tel. bestelling. Hij gaat zondag 15 juli a.s. met zijn auto op vakantie naar Marokko en neemt behoorlijk wat drugsgeld mee.
Centrale Infodesk: betreft [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1976. [AA-00-BB] is een zwarte Seat Leon op naam van [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1974. Hier rijdt [verdachte] in.
Teneinde de bewegingen van de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1976, te controleren werd door de officier van justitie toestemming gegeven voor de inzet van een observatieteam.
2. Het op ambtseed en ambtsbelofte door verbalisanten opgenomen in het proces-verbaal onder het aan het aan hen verstrekte unieke nummer, opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer 17072007.01 Nachtzwaluw van 18 juli 2007, inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 17 juli 2007 hebben wij de navolgende waarnemingen gedaan:
Te 14.50 uur, werd de Seat [AA-00-BB], aangetroffen op het Oude Grachtje te Soest, ik zag dat de Seat [AA-00-BB] stond geparkeerd op het Oude Grachtje te Soest.
Te 14.52 uur, zag ik, dat er een personenauto van het merk Renault, type Megane, kleur grijs en voorzien van het kenteken [CC-00-DD] aan kwam rijden. Ik zag, dat de Renault werd geparkeerd naast de Seat. Ik zag dat er een onbekende man met een Noord Afrikaans uiterlijk uitstapte. Deze man zal verder als NN4 worden genoemd.
Zag ik dat er ook een onbekende vrouw met Noord Afrikaans uiterlijk uit de Renault stapte. Zag ik dat NN4 en de vrouw naar binnen gingen bij genoemde woning.
Te 14.54 zagen wij dat het subject en NN4 uit de genoemde woning kwamen. Wij zagen dat NN4 de kofferbak van de Renault opende. Wij zagen dat NN4 de binnenwandbekleding van de kofferbak open maakte. Ik zag dat het subject aan de rechterzijkant bij het achterportier ging zitten. Ik zag dat het subject de binnenwandbekleding van het rechterachterportier open maakte. Ik zag dat het subject handelingen verrichtte in het rechterachterportier. Ik zag dat het subject de binnenwandbekleding weer bevestigde en een aantal keren het rechterachterportier open en dicht deed. Wij zagen dat NN4 ook de binnenwandbekleding van de kofferbak weer bevestigde en daarna de kofferbak dicht deed. Ik zag dat het subject en NN4 het perceel [b-straat 1] binnen gingen.
Gedurende de observatieperiode werden video-opnamen gemaakt.
3. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal nr. PL0930/226576 van 25 juli 2007, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent, dossierpagina's 89 en 90 en onder meer inhoudende als relaas van de verbalisant:
Door het observatieteam werden op 17 juli 2007 videobeelden gemaakt op de [b-straat] te Soest. Ik heb de videobeelden bekeken. Hierbij werd door mij het volgende waargenomen:
Op een gegeven moment komt er een voor mij bekende man aan de achterzijde van de grijze Renault aangelopen. Ik herken deze man voor 100% als zijnde [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1976.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0930/226576 van 30 juli 2007, opgemaakt door [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], allen brigadier, dossierpagina's 102 tot en met 112, onder meer inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Op 17 juli 2007 werd door ons de Renault Megane, kenteken [CC-00-DD], onderzocht. In het portier, rechts achter, werd na het verwijderen van de binnenbekleding een pakket aangetroffen. Wij zagen dat het pakket bestond uit een groenkleurige plastictas en een zwart wit gestreepte.
Wij zagen dat in deze tas 3 (drie) met bruine tape omwikkelde pakketten zaten en 1 (een) afwijkend pakket. Dit afwijkende pakket bestond uit twee gripzakken met een rode belijning en waren omwikkeld met grijskleurige brede tape. Wij zagen dat dit afwijkende pakket bankbiljetten bevatte. Door ons werden alle aangetroffen pakketten ontdaan van tape en gripzakken. Wij zagen dat ook de bruin omwikkelde pakketten inhoudelijk ook bankbiljetten bevatte.
Het door ons aangetroffen geld werd door ons, verbalisant [verbalisant 2 en 3] geteld en bewaard in waardezakken.
(...)
De totale waarden van de inhoud van de pakketten betrof 44.400 euro (vier en veertigduizend en vierhonderd).
5. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal nr. PL0930/226576 van 3 augustus 2007, opgemaakt door [verbalisant 5], brigadier, dossierpagina's 95 tot en met 97, onder meer als relaas van de verbalisant:
Op 17 juli 2007 heeft er een huiszoeking plaats gevonden in de woning [a-straat 1] te Soest. Deze woning wordt bewoond door [verdachte]. In de woning werd (onder meer) in beslag genomen:
- 60x bankafschriften SNS-bank t.n.v. [verdachte];
- 2 x formulier met mededeling PIN-code.
6. Het respectievelijk op ambtsbelofte en ambtseed opgemaakte proces-verbaal nr. PL0930/226576 van 1 augustus 2007, door [verbalisant 2] en [verbalisant 4], beiden brigadier, dossierpagina 137, onder meer inhoudende als relaas van de verbalisanten:
Proces-verbaal van het door ons op 24 juli 2007 ingesteld onderzoek.
Naar aanleiding van het door ons eerder ingestelde onderzoek d.d. 17 juli 2007 in een personenauto van het merk Renault, type Megane en kenteken [CC-00-DD] en het daarbij aangetroffen verborgen pakket met geld, werd een nader onderzoek ingesteld naar de verpakking van de bankbiljetten.
Door ons werden diverse delen tape en de plastictas onderzocht op aanwezigheid van dactyloscopische sporen. Door ons werden diverse dactyloscopsiche sporen aangetroffen waarna slecht één enkele voldoende dactyloscopsiche kenmerken bevatte ten behoeve van een identificatie onderzoek. Het stuk grijze tape alwaar dit spoor werd aangetroffen, betrof een stuk tape wat aan de buitenzijde van de groene tas zat, welke in het portier van de Renault Megane met het kenteken [CC-00-DD] was vastgeplakt. Het dactyloscopische spoor bevond zich op de plak/kleef zijde van de tape.
Zowel de originele tape alsmede de daarvan vervaardigde foto werden overgedragen aan de afdeling dactyloscopie van de Forensische Opsporing van de politie Utrecht.
De hieronder genoemde sporen werden door ons op de daarvoor voorgeschreven wijze behandeld, gewaarmerkt en in beslag genomen en overgebracht naar de afdeling Technische Recherche van de Politie Utrecht: Spoornummer PL0930/07-226576/2/10.
7. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal nr. PL0930/226576 van 31 juli 2007, van [verbalisant 6], brigadier, dossierpagina 138, onder meer inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op woensdag 25 juli 2007 heb ik door middel van nazoekingen in het geautomatiseerde systeem, het dactyloscopische signalement ten name van:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1976, vergeleken met het, door de brigadier van politie Utrecht, [verbalisant 2], divisie recherche, op woensdag 25 juli 2007, aangetroffen dactyloscopisch spoor op grijze tape. Deze tape was afkomstig uit de personenauto van het merk: Renault, type Megane en voorzien van het kenteken [CC-00-DD].
Ik zag dat het dactyloscopisch spoor, gewaarmerkt PL0930/07-226576/002/010, aangetroffen op vermelde grijze tape, op grond van voldoende dactyloscopische punten van overeenkomst identiek was aan een afdruk van de rechterwijsvinger, voorkomende op het vingerafdrukkenblad ten name van [verdachte], voornoemd.
De identificatie betekent dat het dactyloscopisch spoor, aangetroffen op de grijze tape afkomstig uit de personenauto van het merk Renault, type Megane en voorzien van het kenteken [CC-00-DD], identiek is aan een afdruk van de geïdentificeerde.
Vanwege de eenmaligheid van vingerafdrukken betekent dit tevens dat dit dactyloscopische spoor van niemand anders afkomstig kan zijn.
8. Een proces-verbaal inhoudende de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting bij de rechtbank Utrecht op 11 september 2009, onder meer inhoudende:
Ik wilde met mijn broer naar Marokko gaan. Op 17 juli 2007 kwam ik bij de woning te Soest van mijn broer [betrokkene 1]. Hij was nog aan het inpakken. Ik had ruim 14.000 euro contant bij. Dat geld heb ik een pakketje achter de binnenwandbekleding in het rechterachterportier gestopt.
(...)
9. Een op respectievelijk ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal nr. PL0930/226576 van [verbalisant 1] en [verbalisant 7], respectievelijk hoofdagent en agent, inhoudende de verklaring van verdachte van 17 juli 2007, dossierpagina's 1423:
Vandaag zou ik naar Marokko gaan.
10. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 7 januari 2008, opgemaakt door [verbalisant 8], voornoemd, dossier pagina's 10 tot en met 50, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Gegevens Sociale Dienst
Door de officier van justitie Mr. M.J. Nijenhuis is, op 10 augustus 2007, de Sociale Dienst, ex. artikel 126nd Wetboek van Strafvordering, gevorderd informatie te verstrekken aangaande [verdachte]. Van de uitlevering en bevindingen is proces-verbaal opgemaakt, zie NWM/AH04.
Uit de gegevens van de Sociale Dienst blijkt dat [verdachte] de volgende dienstverbanden gehad heeft van 1994 tot heden:
Dienstverbanden van [verdachte] van 1994 tot heden
Uit bovenstaande tabel blijkt dat [verdachte] geen (legaal) inkomen genoten heeft uit arbeid vanaf 19 april 2003 tot en met heden.
(...)
Resumerend: Meer dan de legale inkomsten op de rekening van [verdachte] worden besteed aan de uitgavenposten zoals hiervoor beschreven. Er is een tekort op de rekening, welke wordt opgeheven door € 2.085,41 gestort kasgeld. Er was volgens de WWB-aanvraag van [verdachte] op 4 november 2004 geen spaargeld en er blijft geen spaargeld over op de bankrekening van de SNS. Op 27 juli 2007 is het saldo negatief op de bankrekening.
Banktegoed Banque Centrale Populaire.
Op 17 juli 2007 werd ter inbeslagname (doorzoeking) op grond van artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering, binnengetreden in de woning van [verdachte], [a-straat 1] te Soest. Tijdens de doorzoeking werd een formulier aangetroffen van Banque Centrale Populaire, waarin een pincode stond en de tekst GAB WAFRA HICO.
Bij navraag bij de Banque Centrale Populaire (adviesbureau-financieel) op de Rokin 87, 1012 KL te Amsterdam, bleek het hoofdkantoor van deze bank zich op de Bd. Zerktouni, 20.000 Casablanca, in Marokko te bevinden.
Op grond van het tussen Nederland en Marokko geldende "Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen"
(Wenen, 20 december 1988) is een verzoek om assistentie verstuurd aan de bevoegde autoriteiten van Marokko.
11. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, onderzoek nachtzwaluw, map 5, aanvulling NWM/AH/22 van 11 juli 2008 van de politie Utrecht, opgemaakt door [verbalisant 8] voornoemd, alsmede de daarbij behorende bijlagen in de vorm van processen-verbaal en overige bescheiden, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Uitvoering Rechtshulpverzoek
De volgende informatie blijkt uit de stukken, die opgestuurd zijn naar aanleiding van het rechtshulpverzoek.
[Verdachte], houder van de nationale identiteitskaart nr. [001]
Banque Centrale Populaire
Uit een brief van 27 februari 2008 van de Banque Populaire (te Nador-AI Hoceima) blijkt dat er op naam van [verdachte] twee rekeningen zijn:
- [002]: het saldo is 0,00 Dirham
- [003]: het saldo is 1.089.275,16 Dirhams, dit is, omgerekend met behulp van de site www.wisselkoers.nl € 94.99871.
Op 3 februari 2005 en 1 februari 2006 en 1 februari 2007 vinden stortingen plaats van respectievelijk € 17.442,56, € 90.396,04 en € 90.396,04. Tevens vinden zowel op 1 februari 2005 en als 1 februari 2006 opnamen plaats van € 87.212,78 (= 1.000.000,- Dirham). Een overzicht van alle mutaties op deze rekening vanaf 1 januari 2004 staan vermeld in bijlage 1 van dit proces-verbaal.
Attijariwafa bank
Uit een brief van 5 maart 2008 van de Attijariwafa bank (Casablanca) blijkt dat er op naam van [verdachte], adres [adres] te Soest (Netherlands), een rekening is: [004]: het saldo is 1.112.497,50 Dirhams, dit is, omgerekend met behulp van de site www.wisselkoers.nl € 97.024,00.
De rekening is geopend op 1 augustus 2006. Op 1 en 2 augustus 2006 vinden contante stortingen plaats van respectievelijk € 87.212,78 en € 6.104,89. Op 2 augustus 2006 wordt € 87.212,78 afgeschreven ten behoeve van een rekening met een vaste periode (deposito). Een jaar later op 2 augustus 2007 wordt vanaf deze depositorekening € 90.919,32 teruggestort op de rekening. Een overzicht van alle mutaties op deze rekening vanaf augustus 2006 staan vermeld in bijlage 2 van dit proces-verbaal.
[Verdachte] heeft in Marokko bij de Banque Centrale Populaire een banktegoed van 1.089.275,16 Dirhams (€ 94.998,71 ) en bij de Attijariwafa Bank 1.112.497,50 Dirhams (€ 97.024,-). Dit is tezamen een banktegoed van € 192.022,71.
[Verdachte] heeft d.d. 17 juli 2007 het volgende verklaard:
Ik heb een bankrekening bij de SNS bank. Op dit moment sta ik rood op de rekening. Verder heb ik geen bankrekening bij een andere bank;
- Ik heb geen bankrekening in Marokko;
- Ik heb geen spaarrekening."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van feit 1 wat betreft het "verbergen en/of verhullen van de herkomst" ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2. Anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, heeft dit deel van de bewezenverklaring kennelijk betrekking op gelden die zijn gestort op ten name van de verdachte gestelde bankrekeningen in Marokko, zoals hiervoor onder 2.3.2 weergegeven (bewijsmiddel 11). Dat de verdachte aldus de herkomst van deze gelden heeft verborgen en/of verhuld heeft het Hof - gelet op zijn onder 2.3.1 en 2.3.2 weergegeven bewijsvoering - toereikend gemotiveerd.
3.3. Het middel faalt.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van feit 1 wat betreft het "medeplegen" ontoereikend heeft gemotiveerd.
4.2. Anders dan het middel tot uitgangspunt neemt, heeft dit deel van de bewezenverklaring kennelijk betrekking op een pakket bankbiljetten dat na het verwijderen van de binnenbekleding is aangetroffen in het portier van de Renault Megane met kenteken [CC-00-DD], zoals hiervoor onder 2.3.2 weergegeven (bewijsmiddel 4). Dat de verdachte zich met betrekking tot dit voorwerp schuldig heeft gemaakt aan het "tezamen en in vereniging met een ander" witwassen als bedoeld in art. 420bis, eerste lid aanhef en onder b, Sr, heeft het Hof toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat uit de gebezigde bewijsmiddelen (bewijsmiddel 2) kan worden afgeleid dat bij het verbergen van dit pakket in de Renault Megane, afgezien van de verdachte (bewijsmiddel 8), een tweede persoon (bewijsmiddel 2) betrokken was.
4.3. Het middel faalt.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 29 januari 2013.