2.3.1. De bestreden uitspraak houdt onder "overweging met betrekking tot het bewijs" het volgende in:
"De verdediging persisteert bij hetgeen zij in eerste aanleg heeft aangevoerd. Zo handhaaft zij haar standpunt dat het geld dat in de auto en op de bankrekening in Marokko is aangetroffen niet van enig misdrijf afkomstig is. De raadsman heeft op grond hiervan vrijspraak bepleit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een deel van het geld dat hij in de auto had verstopt van hem was. Hij heeft verklaard dat hij het geldbedrag, ondanks zijn zeer geringe inkomsten, heeft kunnen sparen. De andere twee geldpakketjes die in de auto zijn aangetroffen, waren van twee verschillende personen, van wie hij de namen niet wilde noemen.
Verdachte heeft verklaard dat hij het geld op de bankrekening in Marokko heeft ontvangen van zijn vader.
Wat de in de auto aangetroffen geldbedragen betreft leidt het hof uit de volgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang gezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn:
- de plaats waar de bedragen zijn aangetroffen, te weten verborgen in het portier van de auto;
- de omstandigheid dat met de auto kort daarop een reis naar Marokko zou worden gemaakt;
- de omstandigheid dat verdachte niet heeft aangegeven van wie hij de pakketjes heeft ontvangen waarin telkens 10.000 euro zat;
- de omstandigheid dat verdachte - zoals onder 2 bewezen verklaard - in de betreffende periode handelde in drugs;
- de omstandigheid dat verdachte een uitkering had;
- de omstandigheid dat het - zoals blijkt uit de berekeningen in het proces-verbaal van politie - (hoogst) onwaarschijnlijk is dat verdachte daarvan een substantieel bedrag zou kunnen sparen;
- de omstandigheid dat verdachte ook overigens geen aannemelijke en min of meer verifieerbare verklaring heeft afgelegd waaruit een legale herkomst van de geldbedragen naar voren komt.
Wat betreft het geld op de bankrekeningen in Marokko leidt het hof uit de volgende omstandigheden, in onderling verband en samenhang gezien, af dat het niet anders kan zijn dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn:
- de omstandigheid dat verdachte de bankrekening in Marokko niet heeft opgegeven aan de uitkeringsinstantie;
- de omstandigheid dat verdachte een en ander aanvankelijk niet heeft aangegeven bij zijn verhoren in het opsporingsonderzoek maar aanvankelijk ontkende een bankrekening in Marokko te hebben;
- de omstandigheid dat verdachte - zoals onder 2 bewezen verklaard - in de betreffende periode handelde in drugs;
- de omstandigheid dat verdachte een uitkering had;
- de omstandigheid dat het - zoals blijkt uit de berekeningen in het proces-verbaal van politie - (hoogst) onwaarschijnlijk is dat verdachte daarvan een substantieel bedrag zou kunnen sparen;
- de omstandigheid dat het hof geen geloof hecht aan de verklaring van verdachte dat het geldbedrag op de rekening in Marokko van zijn vader zou zijn, omdat het hof niet aannemelijk acht dat zijn vader hetzij door zijn verdiensten in Nederland hetzij nadien zo veel inkomsten heeft verworven, dat hij aanzienlijke geldbedragen kon storten op rekeningen van een aantal van zijn kinderen, onder wie verdachte. Het hof overweegt in de eerste plaats dat er niet is gebleken van stortingsbewijzen waaruit kan worden opgemaakt dat de vader van verdachte het geld op de rekening van verdachte heeft gestort. Uit het financiële recherche onderzoek is bovendien gebleken dat de vader van verdachte gedurende de periode van 1964 tot 1984 in Nederland heeft gewerkt, waarna hij WAO en AOW heeft ontvangen. In Nederland heeft de vader van verdachte verschillende laagbetaalde banen gehad. De vader van verdachte zou zijn gezin derhalve hebben achtergelaten in Marokko om naar Nederland te gaan en daar laagbetaald werk te verrichten. Het hof acht dit niet aannemelijk mede omdat hij in de voorstelling van de verdediging reeds toen een aanzienlijk geldbedrag bezat afkomstig uit erfenis of spaartegoed. Voorts is niet gebleken van stukken waaruit kan worden afgeleid dat de vader van verdachte door onder meer handel in vastgoed in Marokko zulke bedragen heeft verdiend dat daarmee de tegoeden op de bankrekeningen bij benadering zouden kunnen worden verklaard. Gelet op het voorgaande acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat verdachte het geld dat op de bankrekening op naam van verdachte staat, heeft gekregen van zijn vader.
Het hof merkt op dat het hier te lande verhullen en het verbergen van de geldbedragen (op een of meer bankrekeningen in Marokko) heeft bestaan in het door verdachte niet opgeven aan de uitkeringsinstantie in Nederland dat hij beschikte over een of meer bankrekeningen in Marokko met een aanzienlijk geldbedrag.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen."