In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 26 september 2013, staat de vraag centraal of eiser recht heeft op immateriële schadevergoeding in verband met de lange duur van de belastingprocedures en de navorderingsaanslagen die aan hem zijn opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. drs. S. Bharatsingh, heeft tegen verschillende navorderingsaanslagen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 1990 en 1991 zijn vernietigd door de inspecteur van de Belastingdienst, maar dat eiser geen processueel belang meer heeft bij het beroep tegen deze aanslagen. De rechtbank oordeelt dat de verzoeken om immateriële schadevergoeding niet kunnen worden toegewezen, omdat eiser tijdens de bezwaarfase niet om schadevergoeding heeft gevraagd. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de behandeling van de belastingzaken niet is overschreden, mede door de instemming van eiser met aanhoudingen en uitstel van de motivering van zijn bezwaren. De rechtbank vermindert de boetebeschikking voor het jaar 2005 tot € 57, maar verklaart de beroepen inzake de navorderingsaanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2008 ongegrond. Eiser wordt in de proceskosten van € 944 vergoed.