ECLI:NL:RBMNE:2025:767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
24/21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist inzake openbaarmaking op basis van de Wet open overheid

In deze zaak hebben eisers, die een zienswijze hebben ingediend over de herontwikkeling van een pand in Zeist, beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Dit beroep volgde op een besluit van het college dat op 3 december 2021 was genomen naar aanleiding van een verzoek om openbaarmaking van informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eisers waren ontevreden over de afhandeling van hun verzoek en hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Na een lange procedure, waarin het college op 14 april 2023 alsnog op het bezwaar heeft beslist, hebben eisers opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een nieuwe beslissing. De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 behandeld en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Op 28 november 2023 heeft het college een nieuwe beslissing genomen, maar eisers hebben hiertegen opnieuw beroepsgronden ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 behandeld en geconcludeerd dat eisers geen procesbelang meer hadden bij de beoordeling van het beroep wegens het niet tijdig beslissen, omdat het college inmiddels een nieuwe beslissing had genomen. De rechtbank heeft het beroep tegen het nieuwe besluit ongegrond verklaard, maar heeft het college wel veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.500,- aan eisers wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, maar het college moet wel het griffierecht aan eisers vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/21

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, het college

(gemachtigde: mr. WA.E. Braam).

Inleiding

1. Op 11 oktober 2022 hebben eisers een zienswijze gegeven met betrekking tot het ontwerpbesluit inzake de herontwikkeling van het pand van de voormalige [bedrijf] gelegen aan het adres [adres] in [plaats] . Daarin hebben eisers ook gevraagd om nadere informatie. Het college heeft deze zienswijze aangemerkt als een verzoek om openbaarmaking van die informatie in de zin van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Bij besluit van 3 december 2021 (primaire besluit) heeft het college beslist op dit Wob-verzoek. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Op 29 juli 2022 hebben eisers beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
1.3.
Bij besluit van 14 april 2023 heeft het college alsnog beslist op het bezwaar. Eisers hebben tegen dit besluit beroepsgronden ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft dit beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld en heeft het besluit van 14 april 2023 vernietigd. [1] De rechtbank heeft daarbij het college de opdracht gegeven om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
1.5.
Op 17 oktober 2023 hebben eisers nogmaals beroep ingesteld vanwege het uitblijven van een nieuwe beslissing op bezwaar.
1.6.
Op 28 november 2023 heeft het college alsnog een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het bezwaar van eisers gegrond is verklaard en het primaire besluit herroepen is. Het college heeft op basis van een nieuwe zoekslag een aantal documenten (geanonimiseerd) verstrekt en de proceskosten in bezwaar vergoed.
1.7.
Eisers zijn het niet eens met de nieuwe beslissing op bezwaar en hebben hiertegen op 29 december 2023 beroepsgronden ingediend. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.8.
De rechtbank heeft beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van het beroep niet tijdig beslissen
2. De rechtbank overweegt dat eisers beroep hebben ingesteld omdat het college niet tijdig een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen. Op 28 november 2023 heeft het college alsnog een nieuwe beslissing op het bezwaar genomen. Dit betekent dat eisers geen procesbelang meer hebben bij de beoordeling van het beroep wegens het niet tijdig beslissen. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Dit laatste is niet het geval nu eisers beroepsgronden tegen het nieuwe besluit hebben ingediend. De rechtbank zal daarom hieronder een inhoudelijk oordeel geven op het beroep tegen het nieuwe besluit.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het besluit van het college op het Woo-verzoek van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Daarbij constateert de rechtbank dat het college openbaarmaking van onderdelen van documenten heeft geweigerd, omdat deze onderdelen persoonsgegevens van werknemers bevat. Eisers hebben tegen deze weigeringsgrond geen beroepsgronden ingediend.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zoekslag
6. Eisers voeren aan dat er nog steeds stukken ontbreken. Onder verwijzing naar de inventarislijst, stellen zij zich op het standpunt dat ten aanzien van in elk geval vijf bijlagen kan worden gesteld dat er nog documenten ontbreken. Zo ontbreken volgens hun (versies) van een planschadeovereenkomst, documenten die zouden zijn gedeeld via downloadlink Cryptshare, een doorzendbericht van een e-mailbericht van eisers van 10 september 2021 en een zienswijze die wel bij een eerder Woo-verzoek openbaar is gemaakt. Ook stellen eisers dat het college stukken die bij de Omgevingsdienst Regio Utrecht berusten door het college opgevraagd had moeten worden en alsnog overgelegd moeten worden.
Verder wijzen eisers er op dat het college ten aanzien van een aantal documenten ten onrechte stelt dat deze niet langer beschikbaar zijn. Volgens eisers volgt uit de Selectielijst gemeenten en intergemeentelijke organen van de VNG dat die documenten wel degelijk bewaard hadden moeten blijven.
7. Uit vaste rechtspraak [2] volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat er niet meer documenten onder hem berusten dan de documenten die zijn gevonden en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. De vraag of het geloofwaardig is dat er niet meer documenten aanwezig zijn bij het bestuursorgaan hangt samen met de vraag of zorgvuldig is gezocht door het bestuursorgaan. Daarbij acht de rechtbank ook van belang wat de zoekslag heeft opgeleverd en of de gevonden documenten aanwijzingen bevatten dat de zoekslag onzorgvuldig is geweest. [3] De rechtbank vindt de in deze rechtspraak geformuleerde hoofdregels voor Wob-verzoeken ook relevant voor Woo-verzoeken, omdat zij geen aanwijzing heeft dat de wetgever een verandering heeft willen aanbrengen in de wijze waarop een bestuursorgaan een Woo-verzoek moet behandelen.
8. De rechtbank is van oordeel dat de mededeling van het college dat er niet meer documenten onder hem berusten dan nu openbaar zijn gemaakt haar niet ongeloofwaardig voorkomt. Het college heeft voldoende inzichtelijk gemaakt hoe er is gezocht en in welke systemen. Samengevat heeft het college in het nieuwe besluit en in een brief aan de adviescommissie bezwaarschriften van 17 november 2023 toegelicht dat zij de zoekslag in lijn met de uitspraak van de rechtbank heeft beperkt tot de periode 14 april 2020 – 15 oktober 2021. Er is gezocht op de digitale O-schijf in de mappen ‘Publiek’ en ‘Dienstverlening en Ruimtelijke Ontwikkeling’. Ook is gezocht in het algemene post- en registratiesysteem en het zaaksysteem van de gemeente en zijn betrokken medewerkers en hun e-mailaccounts geraadpleegd. Verder heeft het college aangegeven per systeem met welke zoektermen er is gezocht. De gebruikte zoektermen sluiten aan bij wat er in het Wob-verzoek is gevraagd. Op de zitting heeft de gemachtigde naar voren gebracht dat ook naar aanleiding van het beroep nog een keer is gezocht, maar geen nieuwe documenten zijn aangetroffen.
9. Omdat de mededeling van het college de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, is het, gelet op de hiervoor aangehaalde rechtspraak, aan eisers om aannemelijk te maken dat er meer documenten zijn die onder het college moeten berusten en dat de zoekslag dus niet compleet is geweest. De rechtbank vindt dat eisers daarin niet zijn geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. Volgens eisers ontbreekt de planschadeovereenkomst waarnaar het e-mailbericht verwijst dat als bijlage 80 is opgenomen. Het college heeft aangegeven en ter zitting nader toegelicht dat de betreffende planschadeovereenkomst is opgenomen als bijlage 87. Dat er meerdere versies van de planschadeovereenkomst zijn, is de rechtbank niet gebleken. Verder voeren eisers aan dat in bijlage 81 een downloadlink is opgenomen van Cryptshare maar dat de te downloaden documenten ontbreken. Hierover heeft het college verklaard en ter zitting nader toegelicht dat de bedoelde documentatie niet bewaard is en ook niet meer te achterhalen is. Het college heeft naar aanleiding van het beroep nogmaals gekeken of de bedoelde documentatie aanwezig is, maar heeft verklaard dat deze niet meer te vinden is. Verder heeft het college aangegeven en ter zitting toegelicht dat het doorzendbericht van 14 september 2021 niet meer beschikbaar is. De rechtbank vindt het niet ongeloofwaardig dat deze documenten en het e-mailbericht niet meer beschikbaar zijn. Het is naar het oordeel van de rechtbank ook niet aannemelijk geworden dat de gemeente deze documenten wel had moeten bewaren. Dit volgt ook niet uit de onderdelen van de door eisers genoemde Selectielijst. Die onderdelen zien niet op deze stukken dan wel vermelden niet een langere bewaartermijn. Ook verwijzen eisers naar een zienswijze die in het kader van een ander Woo-verzoek door hen ontvangen zou zijn. Volgens eisers zou deze in het kader van dit Wob-verzoek meegenomen moeten zijn. Waarom dit volgens eisers het geval zou moeten zijn is de rechtbank niet duidelijk geworden. Wat betreft de stukken die eisers al bij de ODRU hebben opgevraagd en verkregen, volgt de rechtbank het standpunt van het college dat een doorwijzing in de zin van artikel 4.2 van de Woo niet aan de orde is, omdat eisers al over de desbetreffende stukken beschikken.
Zorgvuldig inzicht in overgelegde documenten
11. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke documenten zijn overlegd. Daarbij wijzen zij er op dat bij het nieuwe besluit weer een set van documenten is overgelegd en het aan eisers wordt overgelaten om te bezien in hoeverre deze set overeenkomt met de documenten die bij het eerdere besluit al openbaar zijn gemaakt.
12. Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat een inventarisatielijst niet verplicht is maar dat het zorgvuldigheidsbeginsel vereist dat het college bij de vestrekking van de openbaargemaakte documenten duidelijk maakt wat het verstrekt.
13. De rechtbank constateert dat het college als bijlage bij de nieuwe beslissing op bezwaar een lijst heeft gevoegd waarbij de documenten zijn genummerd en op chronologische volgorde zijn geplaatst. Deze lijst is opgesteld nadat een nieuwe zoekslag is gedaan na vernietiging van de eerdere beslissing op bezwaar. Daarbij past dat de lijst documenten bevat die al eerder zijn overgelegd én documenten die zijn voortgekomen uit de nieuwe zoekslag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college de documenten voldoende inzichtelijk aan eisers heeft verstrekt.
Benoemen deskundige
14. Eisers hebben de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen die de zoekslag voor het college kan doen.
15. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, mede gelet op het voorgaande.
Immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding redelijke termijn
16. Eisers hebben de rechtbank verder verzocht om een vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
17. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn toe. De redelijke termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaarschrift heeft ontvangen. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar duren en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar. In totaal gaat het dus om twee jaar. De periode waarin het bestuursorgaan, na vernietiging van een besluit door de bestuursrechter, een nieuwe besluit neemt, telt hierin mee, alsook de daartegen gerichte procedure(s). Hier is het bezwaarschrift op 13 februari 2022 door het college ontvangen. Dit betekent dat tot de datum van deze uitspraak de procedure (afgerond) drie jaar en twee maanden heeft geduurd. De termijn van twee jaar is dus met één jaar en drie maanden overschreden, welke overschrijding naar boven wordt afgerond op anderhalf jaar. Bij overschrijding van de redelijke termijn dient voor de schadevergoeding als uitgangspunt een tarief te worden gehanteerd van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden. Hierdoor bestaat aanspraak op een schadevergoeding van € 1.500,- (3 x € 500,-). In een geval als dit, waarin een eerder besluit door de rechtbank (gedeeltelijk) is vernietigd en na een nieuw genomen besluit opnieuw wordt geprocedeerd, wordt de overschrijding van de redelijke termijn in beginsel in zijn geheel aan het bestuursorgaan toegerekend. [5] De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt in deze zaak af te wijken. Het college wordt daarom veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.500,- aan eisers.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen, is niet-ontvankelijk. Het college moet wel het griffierecht aan eisers vergoeden. Dit omdat eisers terecht beroep hebben ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing.
19. Het beroep, voor zover gericht tegen de nieuwe beslissing op bezwaar is, ongegrond. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep tegen het niet tijdig beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 november 2023 ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college om aan eisers een schadevergoeding van € 1.500,- te betalen in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L.K. Dagmar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4652.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van de Raad van State (de Afdeling) van 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2437 en 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:240.
3.Zie ro. 4.1. van de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1743.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van de Raad van State van 23 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2276.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2978.