In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van de energietoeslag aan eiser, die eerder in Almere woonde. Eiser ontving in 2022 energietoeslag, maar op 1 december 2023 ontving hij een brief van het college van burgemeester en wethouders van Almere waarin stond dat hij niet automatisch recht had op de energietoeslag voor 2023, omdat hij niet aan de voorwaarden voldeed. Eiser maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er volgens hen geen aanvraag was gedaan. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 behandeld. De centrale vraag was of de brief van 1 december 2023 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de brief wel degelijk rechtsgevolg had en dat eiser bezwaar kon maken. Het college had het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks oordeelde de rechtbank dat eiser geen recht had op de energietoeslag, omdat hij op de aanvraagdatum niet meer in Almere woonde, maar in Hilversum. Eiser had wel energietoeslag ontvangen van de gemeente Hilversum, maar volgens de wet kan iemand slechts voor één woning energietoeslag ontvangen.
De rechtbank concludeerde dat het college terecht had afgewezen dat eiser recht had op de energietoeslag 2023, en dat het evenredigheidsbeginsel in deze zaak niet van toepassing was. De rechtbank vernietigde het besluit van het college, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Eiser kreeg wel het griffierecht vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.