ECLI:NL:RBMNE:2025:743

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/522
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing energietoeslag wegens verhuizing van eiser naar Hilversum

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van de energietoeslag aan eiser, die eerder in Almere woonde. Eiser ontving in 2022 energietoeslag, maar op 1 december 2023 ontving hij een brief van het college van burgemeester en wethouders van Almere waarin stond dat hij niet automatisch recht had op de energietoeslag voor 2023, omdat hij niet aan de voorwaarden voldeed. Eiser maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er volgens hen geen aanvraag was gedaan. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 behandeld. De centrale vraag was of de brief van 1 december 2023 als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de brief wel degelijk rechtsgevolg had en dat eiser bezwaar kon maken. Het college had het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Desondanks oordeelde de rechtbank dat eiser geen recht had op de energietoeslag, omdat hij op de aanvraagdatum niet meer in Almere woonde, maar in Hilversum. Eiser had wel energietoeslag ontvangen van de gemeente Hilversum, maar volgens de wet kan iemand slechts voor één woning energietoeslag ontvangen.

De rechtbank concludeerde dat het college terecht had afgewezen dat eiser recht had op de energietoeslag 2023, en dat het evenredigheidsbeginsel in deze zaak niet van toepassing was. De rechtbank vernietigde het besluit van het college, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Eiser kreeg wel het griffierecht vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigde: P.J.M. Hendriks).

Inleiding

1. In 2022 ontving eiser energietoeslag. Het college heeft eiser op 1 december 2023 een brief gestuurd waarin staat dat hij niet (automatisch) recht heeft op de energietoeslag 2023 omdat hij niet aan de voorwaarden voldoet en dat, als eiser denkt dat hij wel aan de voorwaarden voldoet, hij tot 30 juni 2023 een aanvraag kan doen
.
1.1.
Eiser heeft op 11 december 2023 bezwaar gemaakt. Eiser voert aan dat hij wel recht heeft op een deel van de energietoeslag 2023 omdat hij van 1 januari 2023 tot 6 juli 2023 in Almere woonde.
1.2.
Het college heeft met het bestreden besluit van 21 december 2023 eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het college is de brief van 1 december 2023 een informatieve brief waarin eiser wordt geïnformeerd dat het voor het college niet mogelijk is aan hem (ambtshalve) de energietoeslag toe te kennen. Omdat er geen sprake is geweest van een aanvraag als bedoeld in artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is er geen besluit genomen waartegen bezwaar openstaat.
1.3.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
2. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de brief van 1 december 2023 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
3. In artikel 1.3, eerste lid, van de Awb staat wat ‘een besluit’ is: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt gedoeld op een handeling gericht op rechtsgevolg. Dat betekent dat een beslissing moet zijn gericht op het doen ontstaan van een bevoegdheid, recht of verplichting of teniet te doen daarvan. [1]
4. De rechtbank oordeelt dat de brief van 1 december 2023 op rechtsgevolg is gericht. De brief is niet alleen informatief van aard omdat het college in deze brief vermeldt dat recente gegevens over eisers’ inkomen en woonsituatie zijn vergeleken met de voorwaarden energietoeslag 2023. Het college heeft daarbij gezien dat eiser niet aan de voorwaarden voldoet en daarom geen recht heeft op de energietoeslag 2023. In die zin verandert de brief iets aan eisers’ bestaande rechtspositie. De brief van 1 december 2023 moet daarom worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb zodat eiser daartegen bezwaar kon maken. Anders dan het college stelt maakt het voor de vraag of de brief van 1 december 2023 op rechtsgevolg is gericht niet uit of eiser een aanvraag heeft gedaan. Ook een ambtshalve genomen besluit kan immers op rechtsgevolg zijn gericht.
5. Het college heeft eisers bezwaar dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het besluit van 21 december 2023. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 21 december 2023 in stand te laten. Het college heeft in het verweerschrift alsnog voldoende gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor de energietoeslag 2023. Dit betekent dat eiser, hoewel zijn beroep gegrond is, inhoudelijk toch geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Heeft het college de aanvraag om energietoeslag terecht afgewezen?
6. Het college vermeldt in het verweerschrift dat eiser geen recht heeft op de energietoeslag 2023 omdat hij op de aanvraagdatum niet (meer) in Almere maar in Hilversum woonde.
7. Eiser voert aan dat hij in 2023 een periode zowel in Almere als in Hilversum een woning had en dat hij voor beide woningen energiekosten had. Van de gemeente Hilversum heeft hij wel energietoeslag ontvangen en hij verwacht dat hij van de gemeente Almere 50% van het bedrag van € 1.300,- ontvangt. Eiser vindt het een mankement in de wet dat iemand maar voor één woning de energietoeslag kan ontvangen en hij vindt dat er naar maatwerk moet worden gekeken. Voor eiser is het een principiële zaak; er zijn meer mensen die twee huizen hebben en voor beide huizen energiekosten hebben.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat sprake is van een mankement in de wet omdat iemand maar voor één woning energietoeslag kan ontvangen. De wetgever heeft bewust de keuze gemaakt om de energietoeslag in de vorm van bijzondere bijstand te verlenen waardoor de regels voor toekenning van (bijzondere) bijstand van de Participatiewet (Pw) van toepassing zijn. [2] In artikel 40, eerste lid van de Pw staat dat recht op bijstand bestaat tegenover het college van de gemeente waar de aanvrager zijn woonplaats heeft (woonplaatsvereiste). Hieruit [3] volgt dat er maar bij één gemeente tegelijk recht op (bijzondere) bijstand bestaat. In die zin is er geen sprake van een mankement in wet.
9. De rechtbank oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor de energietoeslag 2023 jegens de gemeente Almere. Eiser is immers op 6 juli 2023 verhuisd naar Hilversum en hij was dus op 11 december 2023 – het moment dat de aanvraag om energietoeslag kon worden gedaan – niet meer woonachtig in Almere. Ook op de in de beleidsregels genoemde peildatum van 1 september 2023 woonde eiser al niet meer in Almere. Bovendien heeft eiser het volledige bedrag van de energietoeslag 2023 al van de gemeente Hilversum ontvangen.
Is het besluit om geen energietoeslag toe te kennen in strijd met het evenredigheidsbeginsel?
10. Voor zover eisers beroep op maatwerk moet worden gezien als een beroep op het evenredigheidsbeginsel, oordeelt de rechtbank dat dit beroep niet slaagt. Het college heeft de energietoeslag afgewezen op grond van artikel 40, eerste lid, van de Pw. Deze bepaling is dwingend geformuleerd, neergelegd in een wet in formele zin en biedt gemeenten geen beleidsruimte om daarvan af te wijken. [4] Een wet in formele zin kan niet worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel en voor een contra legem-toepassing van het evenredigheidsbeginsel ziet de rechtbank in deze zaak geen aanleiding. [5] In de situatie van eiser strekt het evenredigheidsbeginsel naar het oordeel van de rechtbank niet zo ver dat het college in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Pw – contra legem – aan eiser de energietoeslag 2023 had moeten toekennen. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat eiser de energietoeslag al van de gemeente Hilversum heeft ontvangen en dat hij er zelf voor heeft gekozen de woning in Hilversum te kopen voordat hij zijn woning in Almere kon verkopen waardoor hij een periode twee woningen had.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op wat de rechtbank onder 5 heeft overwogen is het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. Op grond van alles wat hiervoor is vastgesteld en overwogen laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit geheel in stand.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart moet het college wel het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
13 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bv de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 17 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:795.
2.Zie hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2 van de Memorie van Toelichting (MvT) bij de wet ‘Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen’, Kamerstuk 36057, nr. 3, vergaderjaar 2021-2022, te raadplegen via overheid.nl.
3.En ook uit de rechtspraak over artikel 40, eerste lid, van de Pw. Zie bv de uitspraak van de CRvB van 23 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1459.
4.Op andere onderdelen van de regeling van energietoeslag hebben gemeenten wel beleidsvrijheid. Zie hoofdstuk I paragraaf 2 van de MvT. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld zelf bepalen wat onder een laag inkomen moet worden verstaan en hoe dat inkomen moet worden vastgesteld.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 8 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1525 (overweging 4.6).