RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).
Inleiding
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1952 en woont vanaf 2 augustus 1969 in Nederland. Zij was toen 17 jaar oud.
2. Eiseres heeft op 10 juli 2024 een aanvraag ingediend voor de eenmalige tegemoetkoming van € 5000,- op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst (hierna: het Tijdelijk besluit).
3. De aanvraag is door verweerder afgewezen met het besluit van 5 augustus 2024 (het primaire besluit), met als reden dat eiseres niet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming voldoet omdat zij jonger was dan 18 jaar toen zij naar Nederland kwam. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard met het besluit van 3 februari 2025 (het bestreden besluit I). Eiseres heeft hier op 3 maart 2025 beroep tegen ingesteld.
5. Daarna heeft verweerder op 16 april 2025 een nieuw besluit (het bestreden besluit II) genomen, dat het besluit van 3 februari 2025 vervangt. Verweerder heeft echter inhoudelijk geen wijziging aangebracht, maar enkel de ondertekening gewijzigd. Eiseres is het er daarom nog steeds niet mee eens. Het beroep van eiseres is van rechtswege mede gericht tegen het bestreden besluit II.In het kader van dit beroep heeft verweerder twee verweerschriften ingediend.
6. De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Ook was de partner van eiseres, de heer [A] , aanwezig.
Achtergrond van de eenmalige tegemoetkoming
7. Een groep ouderen van Surinaamse herkomst heeft geen volledige AOW-uitkering opgebouwd, omdat de jaren waarin zij in Suriname woonden niet meetellen. Voor ieder gemist jaar wordt de AOW in hoofdregel met 2% gekort.Dit is als onrecht ervaren, omdat Suriname voor de onafhankelijkheid van 25 november 1975 onderdeel was van het Koninkrijk der Nederlanden. De hoogste bestuursrechter in dit type zaken, de Centrale Raad van Beroep (de Raad), heeft geoordeeld dat belanghebbenden met juistheid niet als ingezetenen zijn aangemerkt voor de jaren dat zij in Suriname woonden.Wel is de situatie, omdat het wettelijk kader geen ruimte bood, destijds onder de aandacht van de wetgever gebracht. Dit heeft geleid tot het Tijdelijk besluit waar deze zaak over gaat. Het Tijdelijk besluit heeft onder meer als doel een gebaar van erkenning te maken naar een groep ouderen van Surinaamse herkomst met een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid.Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de belanghebbende aanspraak maken op een eenmalig bedrag van € 5.000,- (het eenmalig bedrag).
8. In artikel 3 van het Tijdelijk besluit staan de voorwaarden:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Inhoud van het bestreden besluit II en de verweerschriften (in essentie)
9. Verweerder stelt dat eiseres niet aan alle voorwaarden voldoet om recht te hebben op de eenmalige tegemoetkoming van € 5000,-. De reden is dat eiseres op het moment dat zij in Nederland ging wonen geen 18 jaar was, maar 17 jaar. Dit terwijl één van de voorwaarden uit het Tijdelijk besluit is dat iemand 18 jaar of ouder moet zijn geweest toen hij of zij in Nederland ging wonen.
10. Verweerder beargumenteert waarom geen uitzondering op de leeftijd van 18 jaar mogelijk is. Het Kabinet heeft nadrukkelijk gekozen voor deze leeftijdsgrens.Naar hedendaags begrip is iemand van 18 jaar meerderjarig. Hiermee is dus tot uitdrukking gebracht dat de verhuizing naar Nederland een bewuste keuze moet zijn geweest met het oog op het behouden van rechten en plichten. Dit laatste sluit aan bij het advies van de commissie Sylvester. Ook sluit dit aan bij de Toescheidingsovereenkomst, waarin staat dat iemand op 18-jarige leeftijd meerderjarig is en de keuze voor een Nederlandse of Surinaamse nationaliteit kan maken.
11. In het aanvullend verweerschrift haalt verweerder een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan.Verweerder stelt dat hieruit volgt dat het strikt vasthouden aan de leeftijdsgrens voor de hele groep betrokkenen geen strijd met het evenredigheidsbeginsel oplevert. Daarnaast vindt verweerder dat niet gebleken is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat specifiek voor eiseres een uitzondering moet worden gemaakt.