ECLI:NL:RBMNE:2025:5312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/1869
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige tegemoetkoming ouderen van Surinaamse herkomst op basis van leeftijdscriteria

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1952 en sinds 1969 woonachtig in Nederland, een aanvraag ingediend voor een eenmalige tegemoetkoming van € 5000,- op basis van het Tijdelijk besluit voor ouderen van Surinaamse herkomst. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde dat zij 18 jaar of ouder moest zijn op het moment van vestiging in Nederland. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld en vastgesteld dat de leeftijdsgrens van 18 jaar een bewuste keuze van de wetgever is, die aansluit bij het hedendaagse meerderjarigheidsbegrip. De rechtbank oordeelt dat het vasthouden aan deze leeftijdsgrens niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat er geen uitzonderingen voor eiseres gemaakt kunnen worden. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit II ongegrond en het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk, met de verplichting voor verweerder om het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1869

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1952 en woont vanaf 2 augustus 1969 in Nederland. Zij was toen 17 jaar oud.
2. Eiseres heeft op 10 juli 2024 een aanvraag ingediend voor de eenmalige tegemoetkoming van € 5000,- op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst (hierna: het Tijdelijk besluit).
3. De aanvraag is door verweerder afgewezen met het besluit van 5 augustus 2024 (het primaire besluit), met als reden dat eiseres niet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming voldoet omdat zij jonger was dan 18 jaar toen zij naar Nederland kwam. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard met het besluit van 3 februari 2025 (het bestreden besluit I). Eiseres heeft hier op 3 maart 2025 beroep tegen ingesteld.
5. Daarna heeft verweerder op 16 april 2025 een nieuw besluit (het bestreden besluit II) genomen, dat het besluit van 3 februari 2025 vervangt. Verweerder heeft echter inhoudelijk geen wijziging aangebracht, maar enkel de ondertekening gewijzigd. Eiseres is het er daarom nog steeds niet mee eens. Het beroep van eiseres is van rechtswege mede gericht tegen het bestreden besluit II. [1] In het kader van dit beroep heeft verweerder twee verweerschriften ingediend.
6. De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Ook was de partner van eiseres, de heer [A] , aanwezig.

Achtergrond van de eenmalige tegemoetkoming

7. Een groep ouderen van Surinaamse herkomst heeft geen volledige AOW-uitkering opgebouwd, omdat de jaren waarin zij in Suriname woonden niet meetellen. Voor ieder gemist jaar wordt de AOW in hoofdregel met 2% gekort. [2] Dit is als onrecht ervaren, omdat Suriname voor de onafhankelijkheid van 25 november 1975 onderdeel was van het Koninkrijk der Nederlanden. De hoogste bestuursrechter in dit type zaken, de Centrale Raad van Beroep (de Raad), heeft geoordeeld dat belanghebbenden met juistheid niet als ingezetenen zijn aangemerkt voor de jaren dat zij in Suriname woonden. [3] Wel is de situatie, omdat het wettelijk kader geen ruimte bood, destijds onder de aandacht van de wetgever gebracht. Dit heeft geleid tot het Tijdelijk besluit waar deze zaak over gaat. Het Tijdelijk besluit heeft onder meer als doel een gebaar van erkenning te maken naar een groep ouderen van Surinaamse herkomst met een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid. [4] Als aan de voorwaarden wordt voldaan, kan de belanghebbende aanspraak maken op een eenmalig bedrag van € 5.000,- (het eenmalig bedrag).
8. In artikel 3 van het Tijdelijk besluit staan de voorwaarden:
a. uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b. voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c. ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d. op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.

Inhoud van het bestreden besluit II en de verweerschriften (in essentie)

9. Verweerder stelt dat eiseres niet aan alle voorwaarden voldoet om recht te hebben op de eenmalige tegemoetkoming van € 5000,-. De reden is dat eiseres op het moment dat zij in Nederland ging wonen geen 18 jaar was, maar 17 jaar. Dit terwijl één van de voorwaarden uit het Tijdelijk besluit is dat iemand 18 jaar of ouder moet zijn geweest toen hij of zij in Nederland ging wonen.
10. Verweerder beargumenteert waarom geen uitzondering op de leeftijd van 18 jaar mogelijk is. Het Kabinet heeft nadrukkelijk gekozen voor deze leeftijdsgrens. [5] Naar hedendaags begrip is iemand van 18 jaar meerderjarig. Hiermee is dus tot uitdrukking gebracht dat de verhuizing naar Nederland een bewuste keuze moet zijn geweest met het oog op het behouden van rechten en plichten. Dit laatste sluit aan bij het advies van de commissie Sylvester. Ook sluit dit aan bij de Toescheidingsovereenkomst, waarin staat dat iemand op 18-jarige leeftijd meerderjarig is en de keuze voor een Nederlandse of Surinaamse nationaliteit kan maken.
11. In het aanvullend verweerschrift haalt verweerder een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan. [6] Verweerder stelt dat hieruit volgt dat het strikt vasthouden aan de leeftijdsgrens voor de hele groep betrokkenen geen strijd met het evenredigheidsbeginsel oplevert. Daarnaast vindt verweerder dat niet gebleken is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat specifiek voor eiseres een uitzondering moet worden gemaakt.

Beroepsgronden (in essentie)

12. Eiseres stelt dat zij wel in aanmerking moet komen voor de eenmalige tegemoetkoming van € 5000,-. Zij is op [geboortedatum] 1952 in Suriname geboren als Nederlander. Suriname was op dat moment onderdeel van Nederland. Eiseres heeft nooit een ander paspoort gehad dan een Nederlands paspoort. Toen zij in augustus 1969 naar Nederland kwam was zij [geboortedag] oud. Doordat eiseres minderjarig was heeft zij niet zelf de keuze kunnen maken om pas op haar 18de van Suriname naar Nederland te verhuizen en zo te voldoen aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming.
13. Eiseres heeft echter wel een band met Nederland. Zij heeft hier de middelbare school gevolgd en daarna aaneengesloten in Nederland gewerkt. Zij heeft onder andere meerdere jaren voor de Sociale verzekeringsbank gewerkt. Daarbij voldoet eiseres wel aan alle overige voorwaarden voor het eenmalige bedrag. Toch heeft eiseres nu 1,6 jaar geen AOW opgebouwd en valt de AOW hierdoor 3,2% lager uit. Dit vindt zij vooral niet eerlijk omdat haar oudere zus wel een tegemoetkoming krijgt (want wel 18 jaar) en haar jongere zus niet gekort wordt (want lang genoeg in Nederland voor een volledige AOW-uitkering). Tijdens de zitting heeft eiseres benadrukt dat er ondanks het Tijdelijk besluit nog steeds een groep is die tussen wal en schip valt, ondanks relatief kleine verschillen tussen deze groep en anderen die wel voor het eenmalig bedrag in aanmerking komen.

Beoordeling door de rechtbank

Gevolg van het vervangen van het bestreden besluit I door het bestreden besluit II
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit II het bestreden besluit I heeft vervangen. Eiseres heeft geen belang bij handhaving van haar beroep tegen het bestreden besluit I, omdat dit besluit is vervangen. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, omdat eiseres zich niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde. Wel moet verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoeden.
15. Verweerder heeft met het bestreden besluit II geen inhoudelijke wijziging aangebracht, maar enkel de ondertekening van het besluit gecorrigeerd. Er is dus inhoudelijk niet tegemoetgekomen en eiseres is het nog steeds niet eens met het bestreden besluit II. Om deze reden heeft het beroep van eiseres, op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Hierna zal de rechtbank dit inhoudelijk beoordelen.
Komt eiseres op grond van het Tijdelijk besluit in aanmerking voor de eenmalige tegemoetkoming?
16. De rechtbank overweegt dat het tussen partijen niet in geschil is dat bij een woordelijke interpretatie van het Tijdelijk besluit eiseres niet voldoet aan alle voorwaarden (zie onder 8). Eiseres was namelijk nog geen achttien jaar toen zij in Nederland ging wonen. Eiseres benadrukt echter dat zij aan drie van de vier voorwaarden wel voldoet en bovendien wel bijna 18 jaar was ( 17 jaar, 4 maanden en 2 dagen ). Zij wenst met het beroep te bereiken dat verweerder (in haar geval) van de leeftijdsvoorwaarde afwijkt, omdat het volgens haar leidt tot een onevenredige uitkomst. In het Tijdelijk besluit is echter geen mogelijkheid voor verweerder opgenomen om een uitzondering op een van de voorwaarden te maken. De minister heeft bewust gekozen om het Tijdelijk besluit niet te voorzien van bijvoorbeeld een hardheidsclausule. [7] Verweerder heeft de voorwaarden uit het Tijdelijk besluit in lijn hiermee toegepast.
Is de leeftijdsvoorwaarde zodanig onrechtmatig dat deze buiten toepassing dient te blijven?
17. De rechtbank kan bepalen dat (een bepaalde voorwaarde in) een algemeen verbindend voorschrift, zoals het Tijdelijk besluit, buiten toepassing dient te blijven als deze in strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen en/of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het is vaste rechtspraak dat als bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk zijn betrokken en de afweging deugdelijk is gemotiveerd, deze keuze voldoet aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [8] De toetsing door de bestuursrechter beperkt zich dan in het algemeen tot de vraag of de regeling - in dit geval de voorwaarde van artikel 3, aanhef en onder c, van het Tijdelijk besluit - in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Gelet op het onverplichte en begunstigende karakter van het Tijdelijk besluit is in beginsel een terughoudende rechterlijke toetsing aangewezen.
18. De rechtbank stelt vast dat voorligt of het vasthouden aan de leeftijdsgrens voor de hele groep betrokkenen onevenredig is (exceptieve toets). Van belang hierbij is dat de aard van een type regeling als het Tijdelijk besluit meebrengt dat bij de afbakening van de doelgroep altijd een grens gesteld moet worden. Dit brengt onherroepelijk mee dat er mensen zijn die buiten de doelgroep vallen. De keuze van de wetgever voor het aanhouden van de leeftijd van minimaal achttien jaar, waarop de betrokkene in Nederland moet zijn gaan wonen, is goed te volgen. Hiermee heeft de wetgever gekozen voor een geobjectiveerde leeftijdsgrens, die aansluit bij het hedendaagse meerderjarigheidsbegrip. Daarnaast sluit deze leeftijdsgrens aan bij de inhoud van de Toescheidingsovereenkomst. Hierin is onder meer bepaald onder welke voorwaarden men destijds de Surinaamse nationaliteit verkreeg en het Nederlanderschap verloor en omgekeerd. [9] Ook hierbij ging het om de woonplaats of het werkelijk verblijf van de meerderjarige, waarbij eveneens voor de definitie van meerderjarigheid is aangesloten bij de leeftijd van achttien jaar (met als uitzondering mensen die vroeger in het huwelijk zijn getreden). [10] Daar komt bij dat de leeftijdsgrens, en inherent het gegeven dat een groep hiermee buiten de werkingssfeer valt, nadrukkelijk is meegewogen door het Kabinet. Een oordeel van de bestuursrechter dat toepassing van het Tijdelijk besluit voor deze hele groep onrechtmatig is, zou aan deze politiek-bestuurlijke afwegingsruimte voorbij gaan. Dat past niet bij de functie van de rechter in de rechtstaat die, in tegenstelling tot de wetgever, niet politiek gelegitimeerd is om dergelijke afwegingen te maken. Daarbij komt dat het verkrijgen van het eenmalige bedrag op zichzelf bezien geen fundamenteel recht is waardoor de beoordeling anders zou moeten zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het leeftijdsvereiste in het concrete geval van eiseres onevenredig?
19. In het kader van de rechtstreekse toetsing moet worden beoordeeld of toepassing van het leeftijdscriterium als voorwaarde in het concrete geval van eiseres in strijd komt met de algemene rechtsbeginselen of het ongeschreven recht, meer specifiek het evenredigheidsbeginsel. In dit geval is sprake van een gebonden bevoegdheid (een bevoegdheid die geen afwegingsruimte voor verweerder laat). Dit maakt dat het op de weg van eiseres ligt om gemotiveerd aan te voeren en te onderbouwen dat toepassing van het leeftijdscriterium
in haar gevalzozeer in strijd is met het ongeschreven evenredigheidsbeginsel, dat toepassing achterwege moet blijven. [11]
20. De rechtbank overweegt over het argument dat eiseres wel al ruim 17 jaar was, dat er bij het afbakenen van een groep rechthebbenden voor een bepaalde aanspraak vrijwel altijd sprake zal zijn van grensgevallen. Ook bij het Tijdelijk besluit waar het nu over gaat zijn deze grensgevallen er, waaronder mensen die net geen 18 jaar waren en wel een band met Nederland hebben. Dit is op zichzelf onvoldoende om aan de hoge drempel te voldoen dat een individuele situatie zozeer in strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat toepassing van de voorwaarde achterwege moet blijven. Het argument dat eiseres niet zelf kon kiezen later naar Nederland te gaan is daarbij juist een teken dat geen sprake was van de door de wetgever gewenste zelfstandige keuze voor het behoud van rechten en plichten. Dit laatste zegt bovendien niet zoveel over eiseres haar specifieke situatie, want dit zal veelal gelden voor minderjarigen. Eiseres voert weliswaar aan dat zij financieel nadeel heeft, omdat het AOW-pensioen lager uitvalt (volgens haar 3,2%), maar het blijkt niet dat
zijhier onevenredig door geraakt wordt. Zo is onduidelijk of eiseres bijvoorbeeld pensioen bij haar werkgever heeft opgebouwd of andere inkomsten heeft. Het eenmalige bedrag van € 5000,- voorziet bovendien niet in het dichten van het pensioengat, maar is bedoeld als eenmalig gebaar en uitdrukkelijk niet als compensatie.
21. De rechtbank wil benadrukken dat het invoelbaar is dat eiseres de situatie als wrang ervaart, ook omdat zij benoemt een langdurige band met Nederland te hebben en zich altijd te hebben ingezet. Dit heeft zij onder meer gedaan door haar werk als doktersassistent en later als gepensioneerde door te helpen met vaccineren gedurende de covid19- pandemie. De rechtbank begrijpt dat het ook nog extra wrang is voor eiseres omdat haar zussen wel recht hebben op de tegemoetkoming dan wel volledige AOW ontvangen, maar dat komt door het verschil in omstandigheden en niet door het Tijdelijk besluit. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

22. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit II ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
23. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk (zie hiervoor onder 14). Dit betekent wel dat verweerder het door haar betaalde griffierecht van € 53,- moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit II ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb).
2.Artikel 13, eerste lid, van de AOW.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 21 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1965.
4.Zie de Nota van Toelichting bij het Tijdelijk besluit onder ‘Doel van het besluit’.
5.Kamerstukken van de commissievergadering in de Tweede Kamer TK, vergaderjaar 2022-2023, 20 361, nr. 220, pagina 27 en 28.
6.De uitspraak van 18 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1797.
7.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 20 361, nr. 220.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016 en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452.
9.Artikel 2 en artikel 3 van de Toescheidingsovereenkomst.
10.Artikel 1, eerste lid, van de Toescheidingsovereenkomst.
11.Zie de uitspraak van het CBB van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190 r.o. 8.2.