3.3Uit vaste rechtspraakvolgt verder dat het Uwv gehouden is om zich een eigen oordeel te vormen over de vraag of eiser verwijtbaar werkloos is geworden.
De beoordeling van de verwijtbaarheid van de werkloosheid moet berusten op zorgvuldig onderzoek naar alle feiten en omstandigheden. Dit brengt met zich dat het Uwv zelfstandig moet onderzoeken of aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag heeft gelegen en of eiser daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Dit is een eigen verantwoordelijkheid van het Uwv. Daarnaast moet het Uwv na vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten zijn beslissing deugdelijk motiveren. Het is dus aan het Uwv om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Die last om informatie te vergaren brengt in dit geval mee dat het Uwv aan de hand van een zorgvuldig onderzoek, de stelling van eiser dat er aan zijn werkloosheid geen dringende reden ten grondslag ligt en hem daarvan geen verwijt kan worden gemaakt, onderbouwd moet weerleggen.
Onvoldoende zelfstandig onderzoek
4. De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar de vraag of de werkloosheid van eiser het gevolg is van een dringende reden. Het Uwv heeft na het primaire besluit uitsluitend bij het uitzendbureau navraag gedaan en heeft daarop van het uitzendbureau de twee brieven van 17 april 2023 ontvangen. Het Uwv is dus voor zijn besluitvorming uitsluitend afgegaan op de mededeling van het uitzendbureau dat sprake is geweest van diefstal/verduistering en heeft geen eigen onderzoek gedaan naar de ontkenning van eiser en zijn toelichting op het voorval. Het lag juist op de weg van het Uwv om onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die het uitzendbureau heeft gesteld. Zo had het Uwv bij het uitzendbureau het verslag van het gesprek met eiser kunnen opvragen, de beschikbare camerabeelden en of aangifte is gedaan. Ook had het Uwv het uitzendbureau kunnen confronteren met de verklaring van eiser. De verklaring van het uitzendbureau en de twee brieven van 17 april 2023, die innerlijk tegenstrijdig zijn, kunnen niet worden gezien als een voldoende eigen onderzoek naar de aanwezigheid van een dringende reden.
5. Nu het Uwv niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een dringende reden was voor de beëindiging van eisers overeenkomst met het uitzendbureau, had dit niet ten grondslag mogen worden gelegd aan de weigering om de WW-uitkering uit te betalen.
De uitsluitingsgrond van niet rechtmatig verblijf
6. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat de door het Uwv in het verweerschrift genoemde uitsluitingsgrond van een niet rechtmatig verblijf niet van toepassing is. Eiser had eerst aaneensluitende tijdelijke verblijfsvergunningen en beschikt inmiddels over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
7. Het beroep is gegrond, omdat het Uwv onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht of aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag heeft gelegen en of eiser daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat sprake is van een gebrek in het bestreden besluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om het Uwv in een tussenuitspraak in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Het Uwv heeft daartoe in de bezwaarprocedure voldoende gelegenheid gehad, omdat het standpunt van eiser in die fase al bekend was. Er moet vanuit worden gegaan dat eisers dienstverband met [uitzendbureau 1] niet is beëindigd vanwege een dringende reden.
8. Het Uwv moet dus binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat het Uwv in het nieuwe besluit in ieder geval het primaire besluit moet herroepen voor zover daarin is bepaald dat er een dringende reden is en eiser verwijtbaar werkloos is geworden. Indien er verder geen redenen zijn om de uitbetaling van de WW-uitkering te weigeren, dan dient het besluit in te houden dat aan eiser een WW-uitkering wordt toegekend, welke ook tot uitbetaling komt.
9. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv het griffierecht aan eiser vergoeden. Het Uwv moet ook aan eiser de vergoeding voor proceskosten betalen. De vergoeding bedraagt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht in totaal € 1.814,- (een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde van € 907,- per punt).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025 door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, mr. R.C. Moed en mr. L.N. Foppen, leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: