ECLI:NL:RBMNE:2025:372

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
UTR 24/4994
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitbetaling WW na verwijtbare werkloosheid; onvoldoende zelfstandig onderzoek door Uwv

In deze zaak heeft eiser, die als uitzendkracht werkte, een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend na beëindiging van zijn dienstverband. Het Uwv heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op een WW-uitkering, maar deze niet uitbetaald omdat hij verwijtbaar werkloos zou zijn. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 30 januari 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar de redenen voor de beëindiging van het dienstverband van eiser. Eiser was beschuldigd van diefstal, maar het Uwv heeft enkel de verklaringen van het uitzendbureau geaccepteerd zonder eigen onderzoek te verrichten. De rechtbank vernietigt het besluit van het Uwv en verklaart het beroep gegrond. Het Uwv moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van de uitspraak en de proceskosten vergoeden aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4994

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

30 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Inleiding

1.1
Eiser werkte vanaf 25 januari 2021 als uitzendkracht bij [uitzendbureau 1] B.V. (uitzendbureau) op basis van een Fase B detacheringsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 11 juni 2023. Eiser heeft zijn werkzaamheden verricht bij [bedrijf] . De opdracht bij [bedrijf] is op 10 maart 2023 beëindigd, omdat eiser op 9 maart 2023 op heterdaad zou zijn betrapt op het stelen van een Apple telefoon en zou hebben toegegeven dat dit vaker is gebeurd. Het uitzendbureau heeft eiser op 17 april 2023 twee brieven gestuurd. In de ene brief staat dat meerdere keren geprobeerd is om telefonisch contact te krijgen op 10, 13 en 14 maart 2023 maar dat dat niet is gelukt en per mail ook niet. Het uitzendbureau verzoekt eiser zo spoedig mogelijk contact op te nemen en indien hij dat niet doet zal dat consequenties voor zijn dienstverband hebben. In een tweede brief van 17 april 2023, dezelfde datum, deelt het uitzendbureau aan eiser mee dat de detacheringsovereenkomst met einddatum 11 juni 2023 niet wordt verlengd omdat eiser heeft gehandeld in strijd met de geldende procedures en richtlijnen van het uitzendbureau en de opdrachtgever. Eiser wordt met ingang van de datum van het incident geschorst tot einde van het dienstverband zonder behoud van loon conform artikel 6 van de ABU CAO.
1.2
Eiser heeft vanaf 27 maart 2023 gewerkt voor uitzendbureau [uitzendbureau 2] op basis van een 0-uren oproepcontract tot 15 juni 2023. Vanaf 1 mei 2023 heeft [uitzendbureau 2] eiser niet meer opgeroepen vanwege een taalbarrière.
1.3
Op 11 mei 2023 heeft eiser bij het Uwv een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Met het besluit van 16 juni 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv vastgesteld dat eiser wel recht heeft op een WW-uitkering, maar dat de WW-uitkering van eiser niet tot uitbetaling komt, omdat eiser verwijtbaar werkloos is geworden. Het bezwaar dat eiser hiertegen heeft gemaakt, heeft het Uwv met het besluit van 12 juni 2024 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
1.4
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan. De motivering van die uitspraak staat hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank en met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke termijn;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten aan eiser tot een bedrag van € 1.804,-;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 51,- aan eiser vergoedt.

Motivering van de beslissing

Het geschil
2. Het geschil gaat over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om de WW-uitkering aan eiser uit te betalen wegens verwijtbare werkloosheid. Eiser bestrijdt dat hij verwijtbaar werkloos is. Hij stelt dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag en dat het Uwv ten onrechte heeft nagelaten om zelf de feiten vast te stellen.
Het beoordelingskader
3.1
In de WW staat dat de werknemer de verplichting heeft om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt. [1] De werknemer is verwijtbaar werkloos geworden als aan de werkloosheid een dringende reden [2] ten grondslag ligt en de werknemer hiervan een verwijt kan worden gemaakt. [3] Als een werknemer de hiervoor genoemde verplichting niet is nagekomen dan brengt het Uwv blijvend een bedrag op de uitkering in mindering. [4]
Voor de beoordeling van de vraag of aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag ligt – en of dus sprake kan zijn van verwijtbare werkloosheid – is de wijze waarop het dienstverband is geëindigd niet bepalend.
3.2
Uit vaste rechtspraak [5] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat het Uwv inhoudelijk moet beoordelen of aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag ligt. Dit betekent dat het Uwv de aard en de ernst van de gedraging van eiser, de reactie van de ex-werkgever op het gedrag van eiser, de aard en de duur van het dienstverband, de wijze waarop eiser het dienstverband heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van eiser – zoals leeftijd en de gevolgen van een ontslag – moet beoordelen.
3.3
Uit vaste rechtspraak [6] volgt verder dat het Uwv gehouden is om zich een eigen oordeel te vormen over de vraag of eiser verwijtbaar werkloos is geworden.
De beoordeling van de verwijtbaarheid van de werkloosheid moet berusten op zorgvuldig onderzoek naar alle feiten en omstandigheden. Dit brengt met zich dat het Uwv zelfstandig moet onderzoeken of aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag heeft gelegen en of eiser daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Dit is een eigen verantwoordelijkheid van het Uwv. Daarnaast moet het Uwv na vergaring van de nodige kennis over de relevante feiten zijn beslissing deugdelijk motiveren. Het is dus aan het Uwv om de nodige kennis omtrent de relevante feiten en omstandigheden te vergaren. Die last om informatie te vergaren brengt in dit geval mee dat het Uwv aan de hand van een zorgvuldig onderzoek, de stelling van eiser dat er aan zijn werkloosheid geen dringende reden ten grondslag ligt en hem daarvan geen verwijt kan worden gemaakt, onderbouwd moet weerleggen.
Onvoldoende zelfstandig onderzoek
4. De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar de vraag of de werkloosheid van eiser het gevolg is van een dringende reden. Het Uwv heeft na het primaire besluit uitsluitend bij het uitzendbureau navraag gedaan en heeft daarop van het uitzendbureau de twee brieven van 17 april 2023 ontvangen. Het Uwv is dus voor zijn besluitvorming uitsluitend afgegaan op de mededeling van het uitzendbureau dat sprake is geweest van diefstal/verduistering en heeft geen eigen onderzoek gedaan naar de ontkenning van eiser en zijn toelichting op het voorval. Het lag juist op de weg van het Uwv om onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die het uitzendbureau heeft gesteld. Zo had het Uwv bij het uitzendbureau het verslag van het gesprek met eiser kunnen opvragen, de beschikbare camerabeelden en of aangifte is gedaan. Ook had het Uwv het uitzendbureau kunnen confronteren met de verklaring van eiser. De verklaring van het uitzendbureau en de twee brieven van 17 april 2023, die innerlijk tegenstrijdig zijn, kunnen niet worden gezien als een voldoende eigen onderzoek naar de aanwezigheid van een dringende reden.
5. Nu het Uwv niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een dringende reden was voor de beëindiging van eisers overeenkomst met het uitzendbureau, had dit niet ten grondslag mogen worden gelegd aan de weigering om de WW-uitkering uit te betalen.
De uitsluitingsgrond van niet rechtmatig verblijf
6. Op de zitting is met partijen vastgesteld dat de door het Uwv in het verweerschrift genoemde uitsluitingsgrond van een niet rechtmatig verblijf niet van toepassing is. Eiser had eerst aaneensluitende tijdelijke verblijfsvergunningen en beschikt inmiddels over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Conclusie en vervolg
7. Het beroep is gegrond, omdat het Uwv onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft verricht of aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag heeft gelegen en of eiser daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat sprake is van een gebrek in het bestreden besluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om het Uwv in een tussenuitspraak in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Het Uwv heeft daartoe in de bezwaarprocedure voldoende gelegenheid gehad, omdat het standpunt van eiser in die fase al bekend was. Er moet vanuit worden gegaan dat eisers dienstverband met [uitzendbureau 1] niet is beëindigd vanwege een dringende reden.
8. Het Uwv moet dus binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat het Uwv in het nieuwe besluit in ieder geval het primaire besluit moet herroepen voor zover daarin is bepaald dat er een dringende reden is en eiser verwijtbaar werkloos is geworden. Indien er verder geen redenen zijn om de uitbetaling van de WW-uitkering te weigeren, dan dient het besluit in te houden dat aan eiser een WW-uitkering wordt toegekend, welke ook tot uitbetaling komt.
Proceskostenvergoeding
9. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv het griffierecht aan eiser vergoeden. Het Uwv moet ook aan eiser de vergoeding voor proceskosten betalen. De vergoeding bedraagt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht in totaal € 1.814,- (een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het deelnemen aan de zitting, met een waarde van € 907,- per punt).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025 door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, mr. R.C. Moed en mr. L.N. Foppen, leden van de meervoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW.
2.In de zin van artikel 7:678v van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 24, tweede lid, van de WW.
4.Artikel 27, eerste lid, van de WW.
5.Bijvoorbeeld CRvB van 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3469.
6.Bijvoorbeeld CRvB van 21 oktober 2009, ECLI:NL:CRVB:2009: BK2128 en CRvB van 12 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2872.