Beoordeling door de rechtbank
8. In deze uitspraak zal de rechtbank zoveel mogelijk in algemene bewoordingen spreken over de medische gegevens van eiseres. Daarmee wil de rechtbank voorkomen dat deze gegevens via deze uitspraak bekend worden gemaakt. Eiseres heeft namelijk geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten te delen met haar ex-werkgever.
9. De rechtbank moet in deze uitspraak beoordelen of de besluitvorming van het Uwv over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres en de ingangsdatum van de uitlooptermijn juist is. De rechtbank doet dit aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd tegen de bestreden besluiten. Bij haar beoordeling betrekt de rechtbank alle bestreden besluiten (I tot en met IV) die het Uwv in deze procedure genomen heeft omdat elk nieuw bestreden besluit slechts een onderdeel van de vorige besluiten wijzigt. Het beroep van eiseres is van rechtswege ook gericht tegen elk nieuw besluit van het Uwv.
10. De rechtbank stelt vast dat met de wijziging van het maatmanloon in het bestreden besluit II tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van eiseres gericht tegen de vaststelling van het maatmanloon. Het maatmanloon is tussen partijen daarom niet meer in geschil en zal door de rechtbank niet meer bij de beoordeling worden betrokken.
11. Eiseres voert aan dat het Uwv de aanvangsdatum van de uitlooptermijn in het bestreden besluit III ten onrechte heeft gecorrigeerd naar 1 augustus 2023. Volgens eiseres moet de uitlooptermijn conform het bestreden besluit I aanvangen op 26 augustus 2024 en eindigen op 26 augustus 2026. Door de uitlooptermijn in het bestreden besluit III ten nadelen van eiseres weer te wijzigen handelt het Uwv in strijd met het verbod op reformatio in peius, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
12. De rechtbank overweegt dat zij eerst moet vaststellen wat de ingangsdatum van de uitlooptermijn is in deze zaak. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)volgt dat de uitlooptermijn van 24 maanden, zoals bedoeld in artikel 60, derde lid, van de WIA, aanvangt op het moment dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd aan eiseres kenbaar worden gemaakt. In dit geval zijn de voor eiseres in het rapport van de arbeidsdeskundige van 30 mei 2023 geselecteerde functies met het primaire besluit van 1 augustus 2023 aan haar aangezegd. Dit heeft tot gevolg dat de uitlooptermijn van 24 maanden aanvangt op 1 augustus 2023 en eindigt op 1 augustus 2025. Dat met de arbeidskundige rapporten van 23 augustus 2024 en 19 juni 2025 voor eiseres nieuwe functies zijn geselecteerd, leidt niet tot een wijziging van de ingangsdatum van de uitlooptermijn. Uit rechtspraak van de CRvBvolgt namelijk dat alleen een nieuwe uitlooptermijn wordt gegeven als er functies binnen een
anderefunctiegroep aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag worden gelegd. In de zaak van eiseres vallen de gewijzigde functies steeds binnen dezelfde functiegroep (aangeduid met een SBC-code) die het Uwv ook aan zijn primaire besluit ten grondslag heeft gelegd. Het gaat hierbij om de functiegroepen secretarieel medewerker (SBC-code 315030), assemblagemedewerker elektronische producten (SBC-code 267041) en productiemedewerker industrie (samensteller producten) (SBC-code 111180). Deze wijzigingen hebben daarom geen gevolgen voor de aanvang van de uitlooptermijn. De uitlooptermijn begint daarom op 1 augustus 2023.
13. Op de zitting heeft eiseres subsidiair aangevoerd dat de uitlooptermijn twee maanden moet bedragen vanaf bestreden besluit IV. Dit omdat daarbij de restverdiencapaciteit naar boven is bijgesteld. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. Een uitlooptermijn is bedoeld om aan een uitkeringsgerechtigde de tijd te geven om zich voor te bereiden op het vinden van passende arbeid, waartoe de geduide functies als voorbeelden gelden. Het bestreden besluit IV is gebaseerd op dezelfde functiegroepen als de eerdere bestreden besluiten. Een nadere uitlooptermijn was dan ook niet nodig. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Reformatio in peius en het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel
14. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het Uwv handelt in strijd met het verbod op reformatio in peius of met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres is dat het geval, omdat het Uwv de in het bestreden besluit I gehanteerde uitlooptermijn van 26 augustus 2024 tot 26 augustus 2026 in het bestreden besluit III ten nadele van eiseres heeft gewijzigd en – net als in het primaire besluit – een uitlooptermijn van 1 augustus 2023 tot 1 augustus 2025 heeft gehanteerd.
15. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat het Uwv tijdens de beroepsprocedure tot drie keer toe een gewijzigd besluit heeft genomen, waarvan de laatste keer zeer kort voor de behandeling van het beroep van eiseres, geen schoonheidsprijs verdient. De rechtbank kan zich voorstellen dat de gewijzigde besluiten bij eiseres voor verwarring en onzekerheid hebben gezorgd. De rechtbank is echter van oordeel dat het Uwv niet heeft gehandeld in strijd met het verbod op reformatio in peius of met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Zij licht dit standpunt hierna toe.
16. Het verbod op reformatio in peius brengt met zich dat het instellen van beroep in beginsel niet mag leiden tot een nadeligere positie voor degene die het beroep heeft ingesteld. Uit de rechtspraak van de CRvBvolgt echter dat van een schending van het verbod op reformatio in peius geen sprake is als het Uwv ook los van het ingestelde beroep de mogelijkheid heeft om zijn besluitvorming ten nadele van de verzekerde te wijzigen. Daarbij is wel van belang dat de datum waarop de verslechtering van de rechtspositie plaatsvindt, in de toekomst ligt.
17. In deze zaak had het Uwv de uitlooptermijn in zijn primaire besluit juist vastgesteld en heeft hij vervolgens in het bestreden besluit I per abuis een nieuwe uitlooptermijn vastgesteld. Het Uwv is ook zonder het door eiseres ingestelde beroep bevoegd om deze fout in zijn besluitvorming te herstellen. Bovendien ligt de datum waarop de wijziging van de rechtspositie van eiseres intreedt nog steeds in de toekomst, namelijk op 1 augustus 2025.
18. De wijziging in het bestreden besluit III leidt ook niet tot een schending van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, alleen al omdat het bestreden besluit I waarin de nieuwe uitlooptermijn is vastgesteld, geen onherroepelijk besluit was.
19. De beroepsgronden van eiseres gericht op de schending van het verbod op reformatio in peius en het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel slagen daarom niet.
20. Eiseres voert aan dat de datum in geding in deze zaak is gewijzigd naar 26 augustus 2024 omdat het Uwv in het bestreden besluit I een nieuwe uitlooptermijn heeft toegekend per 26 augustus 2024 (de datum van het bestreden besluit I). Volgens eiseres had het Uwv haar gezondheidssituatie daarom opnieuw per 26 augustus 2024 moeten beoordelen. Dit is belangrijk voor eiseres omdat zij stelt dat haar gezondheid in de zomer van 2024 is verslechterd. Het Uwv had dit bij zijn besluitvorming moeten betrekken. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op een uitspraak van de CRvB van 13 september 2018.
21. De rechtbank stelt voorop dat een juiste vaststelling van de datum in geding belangrijk is in een procedure zoals deze, omdat dit de datum is waarop de gezondheidssituatie van eiseres wordt beoordeeld. Wijzigingen in de gezondheidssituatie die zich na de datum in geding voordoen, kunnen niet bij de besluitvorming worden betrokken.
22. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv voor de beoordeling van de gezondheidssituatie van eiseres in deze zaak terecht uitgegaan van 1 augustus 2023 als de datum in geding. Uit rechtspraak van de CRvB volgt dat voor het vaststellen van de datum in geding aansluiting wordt gezocht met de aanvang van de uitlooptermijn van 24 maanden zoals bedoeld in artikel 60, derde lid, WIA. Zoals de rechtbank in overweging 12. van deze uitspraak heeft vastgesteld, moet de aanvang van de uitlooptermijn in deze zaak worden bepaald op 1 augustus 2023. Dit is dan ook de datum in geding in deze zaak en rondom deze datum heeft ook de medische en arbeidskundige beoordeling door het Uwv plaatsgevonden. De wijzigingen in de gezondheidssituatie van eiseres die zich na 1 augustus 2023 hebben voorgedaan hoefde het Uwv niet bij zijn beoordeling te betrekken. Als de gezondheidssituatie van eiseres na de datum in geding is verslechterd kan zij opnieuw bij het Uwv om een herbeoordeling vragen. De beroepsgrond van eiseres gericht tegen de datum in geding slaagt niet.
23. Eiseres voert tegen de medische beoordeling aan dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Volgens eiseres kan zij door haar arm- en handklachten geen fijn motorische of repetitieve handelingen verrichten. Eiseres moet daarnaast aanvullend beperkt geacht worden voor prikkels door geluid, licht en drukte. Verder moet voor eiseres een beperking aangenomen worden op item 1.8.3 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) omdat eiseres is aangewezen op werk zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen. Volgens eiseres vloeit het aannemen van deze beperking voort uit de beperkingen die nu al voor haar zijn aangenomen in verband met het werken zonder veelvuldige deadlines en productiepieken en zonder hoog handelingstempo. Eiseres stelt ten slotte dat zij aanvullend beperkt is voor afleiding door anderen.
24. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling door het Uwv onjuist is. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 augustus 2024 geeft een uitgebreide weergave van de medische situatie van eiseres en de voorgeschiedenis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres zelf ook gezien op het spreekuur en heeft zijn bevindingen ook inzichtelijk in zijn rapport opgeschreven. De beschikbare medische informatie heeft hij bij zijn beoordeling betrokken. Vervolgens heeft hij inzichtelijk gemotiveerd tot welke beperkingen de lichamelijke en psychische klachten van eiseres moeten leiden. De in het rapport door de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven conclusies volgen duidelijk uit de medische overwegingen in het rapport. De rechtbank kan de overwegingen en de conclusies volgen. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij meer beperkt is. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv naar het oordeel van de rechtbank de medische beoordeling goed uitgevoerd. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
25. Tegen het arbeidskundige deel van de beoordeling voert eiseres aan dat de voor haar geselecteerde functies niet geschikt zijn in verband met haar lichamelijke en psychische klachten. Eiseres voert aan dat de functies van assemblagemedewerker en productiemedewerker industrie niet geschikt zijn omdat ze daarin veelvuldig met haar handen moet werken en er gedurende de hele dag met twee handen moet worden gewerkt. Verder zijn deze functies niet geschikt omdat ze daarin veelvuldig moet reiken. Ook dit levert een overschrijding op van de belastbaarheid van eiseres. Uit de functiebeschrijvingen volgt verder dat in deze functies kleine onderdelen gepakt en gemonteerd moeten worden. Dit is volgens eiseres een te zware belasting voor haar in verband met haar lichamelijke klachten. Eiseres voert verder aan dat de functie van secretarieel medewerker ook niet geschikt is voor haar omdat door het tillen van dienbladen en kannen koffie een te zware belasting voor haar armen en handen ontstaat en dat ook het werken achter een computer niet mogelijk is in verband met haar lichamelijke klachten. Eiseres heeft over alle geselecteerde functies nog aangevoerd dat deze een overschrijding opleveren van haar psychische belastbaarheid omdat in alle functies een hoog concentratieniveau nodig is in combinatie met de mogelijke afleiding door anderen.
26. Naar het oordeel van de rechtbank is in de arbeidsdeskundige rapporten voldoende deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerd dat de voor eiseres geselecteerde functies geen overschrijding van haar belastbaarheid opleveren. De rechtbank gaat daarbij gelet op overweging 24. uit van de beperkingen die voor eiseres zijn aangenomen in de FML. Dat de geselecteerde functies volgens eiseres een overschrijding opleveren van haar hand- en vingergebruik en er in de functies sprake is van afleiding door anderen, leidt niet tot een ander oordeel over de geschiktheid van de functies omdat eiseres op deze onderdelen van de FML niet beperkt is geacht. Voor het overige is in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 augustus 2024 en bij het resultaat functiebeoordeling voor elke signalering door de arbeidsdeskundige deugdelijk gemotiveerd waarom er op dat onderdeel geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank kan deze door de arbeidsdeskundige gegeven toelichting volgen. Dit betekent dat het Uwv de geselecteerde functies aan zijn schatting ten grondslag heeft kunnen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.