ECLI:NL:RBMNE:2025:2970

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
11441276 UC EXPL 24-8303
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van bonus aan werknemer ondanks beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, die vanaf 1 december 2018 in dienst was bij de gedaagde B.V., had haar arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juli 2024. In augustus 2024 heeft de werkgever een bonus ter hoogte van een bruto maandsalaris uitgekeerd aan haar werknemers, maar de eiseres ontving geen bonus omdat zij op dat moment niet meer in dienst was. De werknemer was het hier niet mee eens en vorderde betaling van de bonus. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer mocht begrijpen dat de toezegging van de bonus onvoorwaardelijk was, en dat de werkgever onvoldoende duidelijkheid had gegeven over eventuele voorwaarden. De vordering van de werknemer werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De werkgever werd ook verplicht om een deugdelijke bruto/netto salarisspecificatie te verstrekken. De kantonrechter wees de gevorderde dwangsom af, maar stelde de werkgever aansprakelijk voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11441276 \ UC EXPL 24-8303
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.P. Jhanjhan, werkzaam bij ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigden: mr. I.J. de Laat en mr. L.M. Wezenbeek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijlagen 1-6
- de conclusie van antwoord met twee producties
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 7 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een uitspraak zal worden gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] was vanaf 1 december 2018 in dienst van [gedaagde] in de functie van Commercial. Op 29 mei 2024 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 juli 2024. In augustus 2024 heeft [gedaagde] aan haar werknemers een bonus ter hoogte van een bruto maandsalaris uitbetaald. [eiser] heeft geen bonus gekregen omdat zij op dat moment niet meer in dienst was van [gedaagde] . [eiser] is het daar niet mee eens en eist dat [gedaagde] haar de bonus betaalt.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering toe omdat [eiser] mocht begrijpen dat haar een onvoorwaardelijke toezegging was gedaan en [gedaagde] onvoldoende duidelijk is geweest over de gestelde ontbindende voorwaarden. [gedaagde] moet daarom de bonus aan [eiser] betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Ook zal [gedaagde] veroordeeld worden om een deugdelijke bruto/nettosalarisspecificatie te verstrekken. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. De kantonrechter legt dat hierna uit.

3.De beoordeling

De bonustoezegging op 3 juni 2024
3.1.
Tijdens een personeelsbijeenkomst op 3 juni 2024 heeft [CEO] , CEO van [gedaagde] (hierna: [CEO] ), het volgende meegedeeld aan de werknemers van [gedaagde] [1] :
It is a huge milestone for all of us, and it is only possible because of what we have achieved as a team – not just since last September when this process started, but really over the last seven years of building this business into what it is today. So both the Executive Team and the shareholders want to say a big thank you, and as a part of that, we would like to announce that we will be giving everyone a bonus. It is a bonus worth one month of salary. That is going to be paid once the transaction closes, so we anticipate that is going to be the August payroll, but that is only process everything. HR will be sending out letters in getting that through.
3.2.
[CEO] heeft in een brief van 10 juli 2024 [2] aan de werknemers, die volgens [gedaagde] in aanmerking komen voor de bonus, het volgende gemeld:
As recently announced you will receive an one-time special bonus, equal to your gross monthly salary of (…). The payment is subject to closing of the Galibier transaction and expected to take place in the salary round of August 2024.
3.3.
Op 31 juli 2024 heeft
closingvan de transactie plaatsgevonden - dat is de definitieve overdracht van de
assets. In augustus 2024 is de bonus uitbetaald aan de betreffende werknemers.
3.4.
Partijen discussiëren over de vraag of [eiser] recht heeft op de bonus, ondanks het feit dat zij op het moment van uitbetaling van de bonus niet meer bij [gedaagde] in dienst was. [eiser] vindt dat [CEO] op 3 juni 2024 een onvoorwaardelijke en ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan dat (ook) aan haar een eenmalige bonus uitbetaald zal worden voor bewezen diensten. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat aan de bonusregeling twee voorwaarden zijn verbonden. Namelijk 1) dat medewerkers pas recht hebben op de bonus als de transactie is
gecloseden 2) dat de medewerkers die aanspraak maken op de bonusregeling in augustus nog in dienst moeten zijn omdat de bonus gelijktijdig met het loon van augustus zal worden betaald. [gedaagde] wijst in dit verband op het personeelshandboek van [gedaagde] waaruit ook volgt dat [eiser] niet binnen de werkingssfeer van de bonusregeling viel, aldus [gedaagde] .
De voorwaarden waaronder een bonus wordt toegekend moeten vooraf kenbaar en inzichtelijk zijn
3.5.
Niet ter discussie staat dat het toekennen van een bonus een discretionaire bevoegdheid is van de werkgever. [gedaagde] mocht daarom voorwaarden verbinden aan het toekennen van de bonus. Die voorwaarden moeten voor de werknemer vooraf kenbaar en inzichtelijk zijn. [3] [gedaagde] meent dat dat bij deze ‘eenmalige succesbeloning’ het geval is.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet.
De bonusregeling in het Personeelshandboek is niet overeengekomen
3.6.
De verwijzing naar de bonusregeling in het Personeelshandboek gaat niet op. In de arbeidsovereenkomst van [eiser] is niet bepaald dat het Personeelshandboek op de arbeidsverhouding van toepassing is [4] zodat er niet vanuit kan worden gegaan dat de regels uit dat handboek zijn overeengekomen. [eiser] mag dus ook niet worden tegengeworpen dat zij hiermee bekend had moeten zijn. Overigens merkt de kantonrechter op dat de regels in het Personeelshandboek ook niet duidelijk zijn voor wat betreft de aanspraak van een werknemer op een eenmalige succesbonus in het geval die werknemer na de bonustoezegging uit dienst is gegaan.
Uit de bonustoezegging op 3 juni 2024 zijn de gestelde voorwaarden niet af te leiden
3.7.
De aankondiging van [CEO] biedt evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat [eiser] , die op dat moment in dienst was van [gedaagde] , had moeten begrijpen dat geen aanspraak op een bonus bestond als zij in afwachting van de betaling elders zou gaan werken. [CEO] heeft dat niet concreet benoemd noch heeft hij gerefereerd aan (bijvoorbeeld) het Personeelshandboek. De toezegging ‘
so both…one month of salary’is naar het oordeel van de kantonrechter zonder reserves gedaan.
3.8.
De eenmalige succesbeloning is dus toegezegd aan de werknemers voor bewezen diensten in het kader van de transactie maar ook voor bewezen diensten in de daaraan voorafgaande zeven jaren. Niet ter discussie staat dat [eiser] medeverantwoordelijk is voor de successen die hebben geleid tot de transactie en zij behoorde dus in principe tot de werknemers voor wie de eenmalige succesbeloning bedoeld was. Voor het oordeel dat [eiser] uit de verwijzing naar de
August payrollhad moeten begrijpen dat zij, om aanspraak te kunnen maken op die bonus, in dienst moest zijn van [gedaagde] op het moment van uitbetaling van die bonus, bestaat in de gegeven omstandigheden onvoldoende grond. De kantonrechter overweegt dat de verwijzing naar de
August payrollin de laatste zin van de aankondiging staat: ‘
That is…process everything’eerder een toelichting lijkt te zijn op de wijze waarop [gedaagde] uitvoering zou gaan geven aan de bonustoezegging, dan een (harde) voorwaarde om voor de eenmalige succesbeloning in aanmerking te komen.
3.9.
Ook de voorwaarde van ‘
closing’ staat niet in de weg aan de aanspraak van [eiser] op de eenmalige succesbonus. [CEO] heeft in zijn aankondiging gezegd dat de bonus wordt uitbetaald ‘
once the transaction closes’. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd kan daaruit niet de voorwaarde worden afgeleid, zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van [gedaagde] , dat een werknemer op de datum van
closingin dienst van [gedaagde] moest zijn om aanspraak te kunnen maken op de bonus. Daartoe is het volgende van belang.
3.10.
Beide partijen geven een andere interpretatie aan het woordje ‘
once’. Volgens [gedaagde] betekent dit ‘op voorwaarde dat’ terwijl [eiser] meent dat het ‘wanneer’ betekent. Beide betekenissen zijn mogelijk. De toelichting van [gedaagde] op het transactieproces brengt niet meer helderheid. [gedaagde] heeft gesteld dat in het transactieproces sprake was van drie fases. De tweede fase is afgerond op 29 mei 2024, toen een voorwaardelijke
asset purchase agreementis getekend. In fase 3 is gewerkt aan het vervullen van de opschortende en ontbindende voorwaarden uit die overeenkomst om uiteindelijk tot
closingvan de transactie te kunnen komen op 31 juli 2024, aldus [gedaagde] .
3.11.
Met deze toelichting wordt naar het oordeel van de kantonrechter enkel bevestigd dat na de bonustoezegging op 3 juni 2024 tot het moment van
closingeen risico bestond dat de transactie, ondanks de
asset purchase agreement, niet door zou gaan. Dat is niet nieuw.
Het mag zo zijn dat de stelling van [eiser] dat
closing‘slechts een formele afwikkeling’ is, niet helemaal juist is, maar dat kan verder in het midden blijven.
[gedaagde] heeft het risico dat de deal niet door zou gaan zelf immers ook niet heel reëel ingeschat. Dat blijkt uit de tekst van de bonustoezegging op 3 juni 2024, herhaald in het e-mailbericht van 10 juli 2024. Indien men daarmee serieus rekening hield had het voor de hand gelegen deze brief pas na 31 juli 2024 te verzenden. Het risico is bovendien niet verwezenlijkt en de (ontbindende) voorwaarde voor de bonusregeling is niet ingetreden.
3.12.
Voor het oordeel dat [eiser] uit de zinsnede ‘
once the transaction closes’had moeten begrijpen dat er op 3 juni 2024 voor geen enkele medewerker van [gedaagde] een bonusregeling aan de orde was en al helemaal niet voor [eiser] , omdat die pas in zou gaan op 31 juli 2024 (een maand na haar uitdiensttreding), zoals [gedaagde] heeft gesteld, bestaat geen enkele aanleiding. Gesteld noch gebleken is dat de datum van 31 juli 2024 op het moment van de aankondiging al bekend was. Bovendien is hierboven al overwogen dat dat de laatste zin in de aankondiging - waarin ook ‘
once the transaction closes’staat - eerder een toelichting is op de wijze waarop [gedaagde] uitvoering zou gaan geven aan de bonusregeling, dan dat dit een (harde) voorwaarde betrof met betrekking tot het in dienst moeten zijn bij [gedaagde] op het moment van
closing.
[gedaagde] moet een bedrag van € 5.970,91 bruto betalen
3.13.
De door [gedaagde] aan de bonustoekenning gestelde voorwaarden zijn voor meerdere uitleg vatbaar en voldoen reeds hierom niet aan de eisen van kenbaarheid en inzichtelijkheid. De beslissing van [gedaagde] om [eiser] geen eenmalige succesbonus toe te kennen ontbeert daarom een deugdelijke grond. De vordering tot betaling van de bonus wordt toegewezen als onder beslissing vermeld.
Ook de rente en buitengerechtelijke incassokosten moet [gedaagde] betalen
3.14.
De gevorderde rente over de hoofdsom wordt toegewezen met ingang van
16 september 2024. De kantonrechter heeft bij het vaststellen van het verzuim de sommatiebrief van 2 september 2024 [5] als uitgangspunt genomen omdat op dat moment de bonus, die in augustus 2024 is uitbetaald, opeisbaar was.
3.15.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Anders dan [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. [eiser] heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat [eiser] geen ondernemer is wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 814,99 worden toegewezen.
[gedaagde] moet een bruto/netto salarisspecificatie verstrekken
3.16.
De vordering tot het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto salarisspecificatie wordt toegewezen. De dwangsom niet omdat [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat zij haar medewerking aan dit onderdeel van de veroordeling zal verlenen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,17
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.201,17
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat vordert en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het netto-equivalent van € 5.970,91 bruto aan achterstallige bonus, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van 16 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 814,99 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis een deugdelijke bruto/netto salarisspecificatie te verstrekken conform artikel 7:626 BW,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.201,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F.A. van Buitenen en in het openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks op 7 mei 2025.
1257

Voetnoten

1.Zie randnummers 4 dagvaarding en 3.2 CvA
2.Zie productie 1 bij CvA
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHAMS:2022:140 en ECLI:NL:RBROT:11280
4.Zie 1.1 Doelgroep van het personeelshandboek, productie 2 bij CvA
5.Zie bijlage 4 bij dagvaarding