Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank
Inleiding
Voorwaarden voor het eenmalige bedrag
Standpunt van verweerder (in essentie weergegeven)
Standpunt van eiseres (in essentie weergegeven)
Beoordeling door de rechtbank
De exceptieve toetsing
“In aansluiting op het advies van de commissie Sylvester kiest het kabinet ervoor om het eenmalige bedrag toe te kennen aan ouderen van Surinaamse herkomst die voor de onafhankelijkheid van Suriname – 25 november 1975 – bewust de keuze hebben gemaakt om naar Nederland te komen. Het kabinet sluit bij de afbakening van de doelgroep voor het eenmalige bedrag ten dele aan bij de doelgroep die de commissie Sylvester in haar advies heeft afgebakend, met name daar waar het gaat om de bewuste keuze van ouderen uit deze groep voor Nederland met het oog op de onafhankelijkheid van Suriname. Er zijn Surinaamse ouderen na de onafhankelijkheid naar Nederland gekomen. Zij vallen niet onder de doelgroep van het gebaar. Hiervoor is gekozen omdat deze groep, anders dan de groep die recht heeft op het eenmalige bedrag, niet direct gehandeld heeft toen Suriname onafhankelijk werd, inmiddels de Surinaamse nationaliteit had verkregen en feitelijk van buiten het Koninkrijk naar Nederland is verhuisd.” [7]
De rechtstreekse toetsing
zozeerin strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat toepassing van de voorwaarde achterwege moet blijven. Het gaat erom welke concrete gevolgen het strikt hanteren van de toetsingscriteria nu voor eiseres heeft. Eiseres heeft weliswaar een behoorlijk AOW-gat (een korting van 18%), maar zij heeft ook pensioen opgebouwd via de werkgever. Hierdoor komt het inkomen van eiseres niet onder het voor haar geldende sociaal minimum. Daarnaast heeft eiseres geen schulden. Het is begrijpelijk dat zij af en toe naar Suriname wil en soms iets extra’s voor haar kleinkinderen wil doen, maar de rechtbank oordeelt dat hiermee geen sprake is van een situatie die zozeer in strijd is met het evenredigheidsbeginsel dat aan eiseres het eenmalig bedrag moet worden toegekend. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr.S. van den Broek, griffier.