ECLI:NL:RBMNE:2025:151
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake handhavingsverzoek tegen huisgenoot
Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een inwoner van [woonplaats], een handhavingsverzoek had ingediend tegen zijn huisgenoot [huisgenoot]. Dit verzoek was gericht tegen de vermeende onrechtmatige gedragingen van de huisgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat de huisgenoot inmiddels niet meer in dezelfde woning woont. Eiser had eerder al een handhavingsverzoek ingediend dat door de burgemeester was afgewezen, en na een hoger beroep had de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen. De burgemeester heeft vervolgens opnieuw het handhavingsverzoek afgewezen, waarop eiser wederom beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er geen procesbelang meer is, omdat het handhavingsverzoek niet meer relevant is nu de huisgenoot niet langer in de woning verblijft. Eiser stelde dat hij nog steeds problemen ondervond met de verhuurder, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor het huidige verzoek dat uitsluitend betrekking had op de huisgenoot. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier E.S. Dorsman, en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2025. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.