ECLI:NL:RBMNE:2023:2186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
22/5665 en 22/5611
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhaving tegen gedragingen door huisgenoot en de rol van de burgemeester

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Amersfoort, op 25 juli 2022 een verzoek ingediend bij de burgemeester om op te treden tegen strafrechtelijke gedragingen van een huisgenoot, waaronder diefstal en bedreigingen. De burgemeester heeft op 28 juli 2022 gereageerd met de aanbeveling om aangifte te doen, maar heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat het e-mailbericht geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld, vergezeld van een verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 maart 2023 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de gedragingen van de huisgenoot zich binnen de woning van eiser afspelen en derhalve geen relatie hebben met de openbare orde, zoals bedoeld in de Gemeentewet. De burgemeester heeft geen bevoegdheid om op te treden in deze situatie, aangezien de gedragingen niet onder de handhaving van de openbare orde vallen. Ook de verwijzing naar de Wet tijdelijk huisverbod biedt geen soelaas, omdat de betrokkenen niet voldoen aan de definitie van huisgenoten zoals bedoeld in die wet.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een voorlopige voorziening. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Pruntel, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2023. Eiser kan binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/5665 en 22/5611
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de burgemeester van Amersfoort

(gemachtigden: S. Bommel en drs. mr. H. Maaijen).

Inleiding

De start van deze procedure is eisers brief van 25 juli 2022. Hierin vraagt eiser aan de burgemeester om op te treden tegen (strafrechtelijke) gedragingen (zoals een fiets stelen, eten uit de koelkast wegnemen, kleding kapot snijden, poep in huis smeren en een magnetron vernielen) en doodsbedreigingen door een huisgenoot. Hij wil dat het stopt.
Van de zijde van de gemeente is hierop op 28 juli 2022 gereageerd door middel van een
e-mailbericht waarin eiser wordt geadviseerd aangifte te doen.
In het bezwaarschrift is namens eiser aangegeven dat is verzocht om handhavend op te treden op grond van artikel 172 van de Gemeentewet. De burgemeester is namelijk belast met de handhaving van de openbare orde, waardoor hij actie moet ondernemen om de overtredingen van de wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde te beletten dan wel te beëindigen.
De burgemeester heeft het bezwaar niet ontvankelijk verklaard omdat het bericht van 28 juli 2022 geen besluit is. In de Gemeentewet staat namelijk geen grondslag voor het nemen van een dergelijk besluit.
Eiser is het er niet meer eens en heeft beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de burgemeester.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester terecht besloten dat e-mailbericht van verweerder van 28 juli 2022 geen besluit is in de zin van 1:3 van de Awb. Eiser schrijft in de brief van 25 juli 2022 dat hij wil dat het gedrag van de huisgenoot stopt, hij veilig wil wonen en niet met de dood bedreigd wil worden door zijn huisgenoot. De gedragingen die hij daarover beschrijft vinden in de woning plaats en hebben daarmee geen relatie tot de openbare orde zoals bedoeld in het door eiser genoemde artikel 172 of artikel 172a van de Gemeentewet. Dit geeft de burgemeester geen bevoegdheid om op te treden in de situatie zoals die van eiser. Dat geldt ook voor artikel 151d van de Gemeentewet nu het ook hier om hinder van omwonenden gaat, veroorzaakt door gedragingen in de eigen woning. Ook hierbij staat de openbare orde centraal. Dat eiser ter zitting toelicht dat hij na diverse aanvaringen met zijn huisgenoot de straat op vlucht, maakt niet dat er alsnog een relatie met de openbare orde ontstaat.
2. Ook eisers verwijzing ter zitting naar de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) geeft de burgemeester in dit geval geen bevoegdheid om op te treden. Eiser en zijn huisgenoot, zijn geen “huisgenoten” zoals in die wet is bedoeld. In de toelichting van de Wth is opgenomen dat het gaat om huisgenoten, zoals echtgenoten, partners, of kinderen die de wet beoogd te beschermen. Dit duidt op een onderlinge relatie tussen betrokkenen. Daarin is in eisers geval geen sprake. Daarbij heeft de huisgenoot die eiser bedoelt een zelfstandige woonruimte achter een eigen (tussen)deur met eigen voorzieningen, zoals badkamer, toilet en keuken.
3. Eisers brief van 25 juli 2022 is dan ook niet als een aanvraag in de zin van de Awb aan te merken en het e-mailbericht van 28 juli 2022 is geen besluit in de zin van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar hiertegen dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Wat betreft de aandacht voor de zorgen van eiser is op de zitting gebleken dat het aanbod van de burgemeester nog steeds staat om te praten met woonbemiddeling. Ook is door de burgemeester toegelicht dat een medewerker van de gemeente Amersfoort eiser kan ondersteunen bij het doen van aangifte bij de politie en zijn reeds gedane aangiftes te inventariseren.

Conclusie en gevolgen

5. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dan ook ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.