In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het bouwen van een extra verdieping op de woning op het adres [adres 1] in [plaats] (de woning). Eiser woont aan de [adres 2] in [plaats] .
Geschiedenis en totstandkoming van het besluit
Vergunninghouder heeft op 18 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor het realiseren van een extra verdieping op zijn woning en het wijzigen van de voor- en achtergevel. Het college heeft met het besluit van 22 januari 2024 de vergunning verleend.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning. Met de beslissing op bezwaar van 19 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het besluit in stand gelaten. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tweemaal aanvullende gronden ingediend. Vergunninghouder heeft zienswijzen ingediend. Het college heeft twee verweerschriften ingediend. Eiser heeft daarna nog aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, de partner van vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder.
Beoordeling door de rechtbankWaar gaat het over?
De rechtbank beoordeelt of het college terecht aan vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bouwen van een extra verdieping op de woning. Volgens de rechtbank heeft het college dit terecht gedaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal dit doen aan de hand van wat eiser in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Aan welke regels moet de rechtbank het besluit toetsen?
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat op 1 januari 2024 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is ingetrokken en de Omgevingswet in werking is getreden. Omdat de aanvraag om de omgevingsvergunning vóór die datum is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Op het adres zijn twee bestemmingsplannen van toepassing, namelijk: het ‘Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht’ en het bestemmingsplan ‘Vleuterweide, Vleuten’ waarvan de bestemmingsregels zijn uitgewerkt in het ‘uitwerkingsplan Vleuterweide, Centrum, fase 2’ (het uitwerkingsplan).
Wat is de grondslag van het besluit?
Het college heeft aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het toevoegen van een verdieping op de woning, het realiseren van een balkon in het dakvlak aan de achterzijde en het realiseren van een Frans balkon aan de voorzijde van de woning. Volgens het college moet hij dit doen, omdat sprake is van een gebonden beschikking. Er is namelijk niet gebleken dat de aanvraag in strijd is met de bouwverordening of het bouwbesluit. De aanvraag is ook niet in strijd met het bestemmingsplan, want het bouwplan past binnen de planregels. Er is ook geen sprake van strijd met de redelijke eisen van welstand, want er is een positief welstandsadvies afgegeven. Daarom is de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verleend.
Beoordeling van de beroepsgronden van eiserDakterras of balkon aan de achterzijde
Volgens eiser wordt aan de achterzijde van de woning een dakterras gebouwd en geen balkon. Het dakterras is in strijd met het bestemmingsplan. Bovendien is het in strijd met bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor). Bij de [adres 3] heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd, omdat men daar een dakterras wilde bouwen.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de achterzijde een balkon wordt gerealiseerd en geen dakterras. De bouwaanvraag is in dit geval anders dan de bouwaanvraag van [adres 3] . Volgens het college staat er in het bestemmingsplan geen bepaling die een balkon verbiedt. Omdat het balkon past binnen het bestemmingsplan, vindt geen toetsing aan het Bor plaats.
De rechtbank stelt voorop dat in het ‘Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht’ bepalingen staan die betrekking hebben op dakterrassen. Volgens vaste rechtspraak moet voor een definitie gekeken worden naar het bestemmingsplan. Als hierover in het bestemmingsplan niets staat, moet gekeken worden naar de toelichting en als hierin ook niets is opgenomen, moet aangesloten worden bij het normaal spraakgebruik, zoals omschreven in het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal.
17. Eiser voert verder aan dat aan de voorzijde van de woning een dakkapel wordt aangebracht en dat de afmetingen hiervan in strijd met bijlage II van het Bor zijn. Bij de bouwaanvraag van de [adres 3] heeft het college vastgesteld dat een vergelijkbare constructie wel voldeed aan de definitie dakkapel.
17. Volgens het college is artikel 2 uit bijlage II van het Bor niet van toepassing op deze situatie, omdat in dit geval geen sprake is van vergunningvrij bouwen.
17. De rechtbank stelt vast dat in artikel 2 van bijlage II van het Bor gevallen zijn opgenomen waarin sprake is van vergunningvrij bouwen. De eisen waar eiser aan refereert zijn eisen waaraan een dakkapel moet voldoen als deze vergunningvrij wordt gerealiseerd. In dit geval heeft de vergunninghouder een vergunning aangevraagd. Er is in dit geval geen sprake van vergunningvrij bouwen. Artikel 2 uit bijlage II van het Bor is daarom ook niet van toepassing op deze situatie. Er zijn geen planregels in het bestemmingsplan waarmee het Frans balkon/de dakkapel aan de voorzijde in strijd is. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan in strijd met de redelijke eisen van welstand?
17. Volgens eiser moet het Frans balkon behandeld worden als dakkapel en moet het getoetst worden aan die richtlijnen. De dakkapel is in strijd met de welstandseisen. Het college en de ambtenaar die heeft getoetst zijn bovendien uitgegaan van het beleidsniveau ‘open’ maar zij hadden moeten uitgaan van het beleidsniveau ‘respect’. Eiser vindt dat de welstandscommissie het plan had moeten toetsen.
17. Volgens het college is geen sprake van strijd met de redelijke eisen van welstand, omdat er een positief advies is afgegeven.
17. De rechtbank stelt voorop dat de Welstandnota ‘De Schoonheid van Utrecht’ geldt. De welstandsnota bestaat uit drie delen:
Deel 1: De Utrechtse aanpak. Hierin zijn algemene criteria opgenomen en worden de verschillende beleidsniveaus beschreven. In dit deel is ook opgenomen dat de commissie de ruimtelijke kwaliteitsadviezen met betrekking tot complexe en/of grootschalige bouwplannen verricht en dat de kleinere, veel voorkomende bouwwerken, ambtelijk kunnen worden getoetst op welstand.Hierin zijn ook de criteria opgenomen van de betreffende beleidsniveaus.Deel 2: Gebiedsbeschrijvingen en kaarten. De rechtbank stelt vast dat hieruit volgt dat op het adres het beleidsniveau B ‘respect’ van toepassing is.Deel 3: Welstandscriteria en richtlijnen. In dit deel is opgenomen aan welke criteria en richtlijnen een aantal veelvoorkomende kleine bouwwerken moet voldoen.