RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2025 in de zaak tussen
[bewindvoerder] , als bewindvoerder van
[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. E.H. Siemeling).
Inleiding
1. Eiseres heeft vanaf 21 augustus 2001 een bijstandsuitkeringontvangen voor de kosten van levensonderhoud. Naar aanleiding van een melding op 20 juli 2021 ontstond het vermoeden dat eiseres niet woonde op het opgegeven adres en al geruime tijd in Irak verbleef. Vervolgens heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de feitelijke woon- en verblijfplaats van eiseres. Eiseres is in dit kader uitgenodigd voor een gesprek, maar is tot twee keer toe niet gekomen. Om deze reden is de uitkering met het besluit van 8 september 2021 opgeschort per 8 september 2021 en met het besluit van 16 september 2021 ingetrokken per 8 september 2021. Ook is met het besluit van 17 september 2021 het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering ingetrokken per 8 september 2021.
2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze drie besluiten. Alle drie de bezwaren zijn met het besluit van 9 november 2021 gegrond verklaard, omdat er geen 72 uur zat tussen de bezorging van de uitnodiging voor het gesprek en het geplande tijdstip van het gesprek.
3. Verweerder heeft met het besluit van 27 oktober 2021 per 12 oktober 2021 opnieuw een bijstandsuitkering aan eiseres toegekend.
4. Verweerder heeft met het besluit van 12 december 2023 (het primaire besluit) de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken per 12 oktober 2021 en de over de periode 12 oktober 2021 tot en met 30 november 2023 teveel betaalde bijstand teruggevorderd voor een totaalbedrag van € 32.618,35.
5. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar met het besluit van 17 mei 2024 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de bewindvoerder van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres was niet aanwezig.
Bestreden besluit (in essentie)
7. Eiseres heeft lange tijd niet in Nederland gewoond, aangezien zij 29 oktober 2021 naar Irak is vertrokken. Dat is in strijd met het territorialiteitsbeginsel. Daarnaast maakt dit (te) lange verblijf in het buitenland ook dat eiseres het hoofdverblijf niet had op het door haar opgegeven adres. Verweerder was niet op de hoogte van het verblijf in het buitenland en eiseres heeft dit ook niet uit zichzelf gemeld, waardoor sprake is van een schending van de inlichtingenplicht.Daarbij is geen sprake van zeer dringende redenen die maken dat toch bijstand verleend moet worden.Er is namelijk geen acute noodsituatie. De wens van eiseres om in Irak voor haar kleindochter te zorgen en haar leven in Nederland pas voort te zetten als het nichtje een verblijfsvergunning krijgt valt hier niet onder.
8. Verweerder is gehouden de bijstand terug te vorderen.Er is niet voldaan aan de voorwaarden uit het beleid van verweerder om van terugvordering af te zien. De vordering is niet ontstaan buiten de schuld van eiseres en het is niet zo dat haar hiervan geen enkel verwijt te maken valt. Het is ook niet aannemelijk dat eiseres niet kon weten dat zij ten onrechte bijstand ontving. Verder is niet voldaan aan de voorwaarden uit de wet om van terugvordering af te zien.Er zijn namelijk geen dringende redenen aanwezig, zoals onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen. Verder zijn de nadelige gevolgen van het bestreden besluit niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.