ECLI:NL:CRVB:2024:1067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verblijf in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand van een appellant die al jaren niet in Nederland woont, maar in Indonesië. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen de bijstand terecht heeft ingetrokken. De Raad baseert zich op onderzoeksresultaten die aantonen dat de appellant in de onderzoeksperiode van 98 maanden ongeveer 87 maanden in Indonesië heeft verbleven. De appellant ontving vanaf 11 juni 2012 bijstand op basis van de Participatiewet, maar beschikte niet over een zelfstandige woonruimte in Nederland. Hij stond ingeschreven op het adres van zijn zus.
Naar aanleiding van een anonieme melding in april 2020 heeft het college een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van de appellant. Dit onderzoek omvatte gesprekken met de appellant en de analyse van zijn bankafschriften en vluchtgegevens. De onderzoeksresultaten leidden tot de conclusie dat de appellant hoofdzakelijk in Indonesië verbleef, wat de basis vormde voor de intrekking van de bijstand en de terugvordering van € 77.505,89 aan gemaakte kosten.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van de appellant beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat het college voldoende bewijs had geleverd voor de intrekking van de bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de appellant de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.