ECLI:NL:RBMNE:2025:1113

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/5172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschil over verdienvermogen

In deze zaak heeft eiseres, die voorheen als pedagogisch medewerker werkte, zich op 22 oktober 2021 ziekgemeld. Na beëindiging van haar dienstverband op 7 januari 2022, ontving zij een Ziektewetuitkering van het Uwv. Echter, na een medische beoordeling op 21 oktober 2022, concludeerde het Uwv dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, en beëindigde haar uitkering per 28 juli 2023. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. Eiseres ging in beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat de functieselectie onjuist was. De rechtbank beoordeelde de medische en arbeidskundige rapporten en concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv voldoende onderbouwd was en dat er geen reden was om aan de conclusies te twijfelen. Eiseres kreeg geen gelijk en het besluit van het Uwv om de uitkering te beëindigen bleef in stand. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Stoel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als pedagogisch medewerker bij [A] (de ex-werkgever) voor 27 uur per week. Zij heeft zich op 22 oktober 2021 ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Het dienstverband van eiseres is op 7 januari 2022 beëindigd. Het Uwv heeft eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) een uitkering toegekend met ingang van 10 januari 2022.
1.1.
Het Uwv heeft bij de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) beoordeeld hoe de medische situatie van eiseres is op 21 oktober 2022. De primaire verzekeringsarts heeft op 4 mei 2023 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgemaakt waarin beperkingen worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Op basis van deze FML heeft de primaire arbeidsdeskundige drie voorbeeldfuncties geselecteerd die eiseres zou kunnen verrichten. Eiseres kan in die functies meer dan 65%, namelijk 84,15%, verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd (het maatmanloon).
1.2.
Met het besluit van 27 juni 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 28 juli 2023 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw een medische beoordeling uitgevoerd. Er is een rapportage opgemaakt en de FML is op 14 juni 2024 gewijzigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen aangenomen. Er zijn beperkingen aangenomen in de rubriek fysieke omgevingseisen. Beoordelingspunt 3.1 (temperatuur) is toegevoegd, hitte en koude zijn beperkt. Aan beoordelingspunt 4.3 (hand – en vingergebruik) is toegevoegd dat pincetgreep en sleutelgreep beperkt zijn. Beoordelingspunt 4.16 (lopen) is toegevoegd, eiseres kan ongeveer een kwartier achtereen lopen. Beoordelingspunt 5.1 (zitten) is toegevoegd, eiseres kan ongeveer een half uur achtereen zitten, een enkele maal 60 minuten (een of twee keer per week). Het beoordelingspunt 5.3 (staan) is toegevoegd, eiseres kan ongeveer een kwartier achtereen staan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt het verdienvermogen van eiseres ongewijzigd vast op 84,15%. De aangepaste FML geeft wel aanleiding om de primaire functieselectie iets aan te passen.
1.4.
Met het bestreden besluit van 27 juni 2024 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Zij heeft op 8 oktober 2024 nadere gronden ingediend en op 31 januari 2025 nadere medische stukken overgelegd.
1.5.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 december 2024 en 4 februari 2025.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Eiseres is in persoon verschenen, vergezeld door haar zoon en dochter en bijgestaan door haar gemachtigde, vergezeld door [B]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Waar gaat deze zaak over?

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar verdienvermogen door het Uwv. Eiseres meent dat zij verdergaand beperkt is en dat de functieselectie moet worden aangepast in die zin dat er geen voorbeeldfuncties resteren. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv het verdienvermogen van eiseres correct heeft vastgesteld op 84,15%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 28 juli 2023 (de datum in geding).

Beoordeling door de rechtbank

3. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW behoudt een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn ZW-uitkering, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatst verdiende loon (maatmaninkomen). Dit percentage wordt berekend door het maatmaninkomen te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Bij deze beoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. [1] Ook deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
4. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zichzelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank twijfel te zaaien aan de medische beoordeling.

Zorgvuldigheid van het onderzoek

5. Eiseres voert aan dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft verricht naar haar beperkingen. Zo heeft de verzekeringsarts in de bezwaarfase onvoldoende onderzoek gedaan naar haar vergeetachtigheid of aangetast korte termijngeheugen. Ook zijn de tintelingen en trillingen in haar armen en benen onvoldoende onderzocht. Op de zitting heeft eiseres nog toegelicht dat zij in de primaire fase alleen is geobserveerd door de verzekeringsarts. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts niet voldoende doorgevraagd naar haar klachten.
5.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat het feit dat door de primaire verzekeringsarts alleen observatie heeft plaatsgevonden op zichzelf niet betekent dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is. [2] Volgens vaste rechtspraak [3] mag een verzekeringsarts in principe afgaan op zijn eigen oordeel als het gaat om het vaststellen van beperkingen, als hij meent dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen klachten van eiseres over het hoofd hebben gezien. In dit verband is van belang dat de verzekeringsartsen de dossiergegevens hebben bestudeerd, de medische informatie van de behandelend sector hebben betrokken en eiseres op het spreekuur hebben gezien. De primaire verzekeringsarts heeft in het rapport van 4 mei 2023 aangegeven dat zij dossierstudie heeft verricht en eiseres psychisch en lichamelijk (observatie) heeft onderzocht. Uit het rapport van 14 juni 2024 volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossierstudie heeft verricht, zij bij de hoorzitting aanwezig is geweest en eiseres op het fysieke spreekuur van 14 juni 2024 heeft gezien. Ook is bij de neuroloog informatie opgevraagd die is betrokken bij de heroverweging. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
De medische beoordeling
6. Eiseres is van mening dat de medische beoordeling onjuist is en dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij heeft hiervoor een aantal argumenten aangevoerd, die de rechtbank hierna zal beoordelen.
Medische informatie
7. Als onderbouwing van haar argumenten heeft eiseres in beroep een brief van de neuroloog van 18 augustus 2022, brieven van de polikliniek pijnbestrijding van 30 mei 2023 en 6 juni 2023 en informatie over het medicijn Pregabaline Amorax overgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de overige door eiseres ingebrachte stukken al eerder door haar zijn overgelegd.
7.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 4 februari 2025 gerapporteerd over de nieuw ingebrachte medische stukken. Hierbij heeft zij opgemerkt dat de overgelegde informatie geen nieuwe medische feiten bevatten die aanleiding geven tot herziening van de belastbaarheid zoals vastgelegd in de FML van 14 juni 2024. Met betrekking tot de objectiveerbare beperkingen verwijst de verzekeringsarts naar de bevindingen uit het lichamelijk onderzoek, dat is verricht na de hoorzitting op 14 juni 2024 en de onderzoeksbevindingen van de neuroloog als verwoord in de brief van 25 mei 2022. Ook verwijst de verzekeringsarts naar de heroverweging en haar reactie/beschouwing in de medische rapportage van 6 december 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat in de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het ingenomen standpunt te wijzigen.
7.2.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet in de overgelegde medische informatie geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling.
Vergeetachtigheid / aantasting korte termijn geheugen
8. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen rekening is gehouden met haar vergeetachtigheid (aangetast korte termijn geheugen). Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij altijd iemand meeneemt naar gesprekken, omdat zij niet alles kan onthouden. Ook heeft zij aangegeven dat haar concentratieproblemen onder andere voortvloeien uit het gebruik van het medicijn Pregabaline Amarox. Voor haar vergeetachtigheid en het gebruik van de medicatie had een beperking in de rubriek 1.6 (zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren) moeten worden aangenomen.
8.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 6 december 2024 aangegeven dat er tijdens de hoorzitting geen aanwijzingen waren voor verlies van aandacht en concentratie. Ook is er geen sprake van problemen in het korte termijngeheugen tijdens het primair medisch onderzoek. De verzekeringsaarts bezwaar en beroep heeft ook de informatie van de neuroloog betrokken. De neuroloog (brief van 22 mei 2022) heeft aangegeven dat het bewustzijn van eiseres bij het onderzoek helder en adequaat is en taal en spraak ongestoord zijn. In de brief van 30 mei 2023 heeft de neuroloog problemen met het korte termijn geheugen niet benoemd. Op de zitting licht het Uwv nog toe dat de verzekeringsarts voor het aannemen van beperkingen in de FML moet kijken naar de uitleg daarvan in het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS).
8.2.
De rechtbank stelt voorop dat het standpunt van eiseres over beoordelingspunt 1.6 een aanname is die niet door haar wordt onderbouwd met medische gegevens. Bovendien heeft eiseres dit beoordelingspunt pas op de zitting opgeworpen. In het CBBS wordt bij dit beoordelingspunt vermeldt dat een beperking in het zelfstandig handelen in het dagelijks functioneren alleen voorkomt bij mensen met een ernstige stoornis, zoals bijvoorbeeld een ernstige depressieve stemmingsstoornis, ernstige vormen van hersenschade, een verstandelijke beperking of een ernstige autismespectrumstoornis. Of deze beperking wel of niet wordt aangenomen is ter beoordeling aan de verzekeringsarts. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen en de toelichting van het Uwv op de zitting volgt dat de verzekeringsarts voor het gebruik van medicatie en handelen een beperking in rubriek 1.8.6 heeft aangenomen en blijkbaar geen reden heeft gezien om óók op 1.6 een beperking aan te nemen.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoeft te worden aangenomen.
Tintelingen en trillingen in armen en benen / niet computervaardig
9. Eiseres heeft aangevoerd dat de toegenomen klachten over de tintelingen en trillingen in haar armen en benen onvoldoende zijn meegenomen. Ook is er geen rekening mee gehouden dat zij niet computervaardig is. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij een zeldzame aandoening heeft waarbij het ruggenmerg ontstoken is. De toegenomen klachten in armen, benen en handen staan in verband met het ruggenmerg. Door de tintelingen in de vingers kan eiseres niet gedurende bepaalde tijd werkzaamheden achter de computer verrichten. Het niet computervaardig zijn gaat wat eiseres betreft dus om het niet kunnen bedienen van de computer, vanwege haar klachten over tintelingen en trillingen.
9.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 6 december 2024 aangegeven dat uit het onderzoek van de neuroloog volgt dat de hakken- en tenenloop en koorddansersloop normaal is. Dit betekent dat de kracht in de benen normaal is en het evenwicht en coördinatie intact is. Uit de proef van Romberg volgt dat het evenwicht vanuit het centrale zenuwstelsel ongestoord is. De handgrepen zijn door de neuroloog niet onderzocht. Wel is na de hoorzitting op 14 juni 2024 gericht onderzoek verricht naar de functie van de nek, schouders, armen en handen. Over de claim dat er sprake is van trillingen in zowel armen en benen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat er bij eiseres geen sprake is van atrofie (afname van spiermassa in de armen). Als sprake is van de aanwezigheid van een aandoening waarbij het gebruik van de armen en benen wordt belemmerd zou dit wel worden verwacht. Overigens blijkt dit ook uit de eeltvorming in de handen. Deze eeltvorming duidt op een zwaarder gebruik van de handen dan het gebruik in het gewone dagelijks leven. Ten aanzien van de handen heeft de verzekeringsarts desalniettemin per 14 juni 2024 nadere beperkingen aangenomen voor pincetgreep, sleutelgreep, knijp- en grijpkracht en fijnmotorische bewegingen. De beperking pincetgreep ondervangt het vasthouden van een pen. Met betrekking tot de ervaren trillingen in de benen zijn al vergaande beperkingen aangenomen door de primaire verzekeringsarts. Het lopen tijdens werk is beperkt tot één uur verdeeld over de dag en is per 14 juni 2024 verder beperkt tot een kwartier achtereen lopen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat het primair medisch onderzoek, de toelichting tijdens de hoorzitting en de gegevens van de neuroloog geen medisch objectiveerbare gegevens opleveren tot het aannemen van nadere beperkingen per datum in geding.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat geen extra beperking op dit punt hoeft te worden aangenomen.
Conclusie over de medische beoordeling
10. Eiseres heeft verder geen medische informatie ingebracht en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van haar gezondheidstoestand. Evenmin heeft eiseres twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over haar gezondheidstoestand en haar belastbaarheid voor arbeid. Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiseres van al haar klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML.
De arbeidskundige beoordeling
11. Eiseres heeft aangevoerd dat de geduide functies niet passend zijn, de geduide functies zijn te zwaar voor eiseres. Op de zitting is duidelijk geworden dat alle gronden die over de arbeidskundige beoordeling zijn aangevoerd terug te voeren zijn op de medische beoordeling. Eiseres heeft dus geen arbeidskundige beroepsgronden aangevoerd.
11. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidsdeskundig rapport van 20 juni 2024 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv het verdienvermogen van eiseres juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het besluit van het Uwv om de betaling van het ziekengeld te beëindigen, in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2459 en 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1634.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1475.