ECLI:NL:RBMNE:2025:1078

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/4055
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor het complex ‘Oostvaarders te Almere’ en de procedurele aspecten van het beroep

Op 14 juli 2022 heeft de woningbouwcorporatie Ymere een omgevingsvergunning aangevraagd voor de realisatie van het complex ‘Oostvaarders te Almere’, bestaande uit drie aaneengeschakelde woontorens met een commerciële plint. De aanvraag betreft een afwijking van het bestemmingsplan. Op 19 april 2024 verleende het college van burgemeester en wethouders van Almere de gevraagde vergunning, ondanks bezwaren van de eisers, Flevoland Invest B.V. en [eiser 2] B.V., die vrezen voor een tekort aan parkeerplaatsen en een schending van de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft het beroep van eisers op 5 december 2024 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college de vergunning terecht heeft verleend, maar dat het bestreden besluit op een nieuw parkeeronderzoek is gebaseerd, wat niet in overeenstemming is met de eerdere besluitvorming. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, waardoor de omgevingsvergunning geldig blijft. De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van proceskosten en griffierecht aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4055
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 maart 2025 op het beroep in de zaak tussen
Flevoland Invest B.V.en
[eiser 2] B.V., te Almere, eisers
(gemachtigden: mr. L.J. Wildeboer, mr. N.G.M. Valkering en mr. D. Bagourda),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Rossem).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Woningbouwcorporatie Ymere, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. R.J.J. Tempelaars)

Inleiding

1. Op 14 juli 2022 heeft de woningbouwcorporatie bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor de realisatie van het complex ‘Oostvaarders te Almere’. Dit complex bestaat uit drie aaneengeschakelde woontorens met een commerciële plint op de begane grond, en is gesitueerd op een braakliggend terrein in de Indische buurt van Almere, tussen de Balistraat, Evenaar, Celebesstraat en Lombokstraat. De aanvraag ziet alleen op afwijken van het bestemmingsplan.
2. Op 1 november 2023 heeft het college een ontwerpbesluit ter inzage gelegd tot verlening van de gevraagde afwijkingsvergunning. Eisers zijn het hier niet mee eens. Flevoland Invest B.V. is eigenaar van het naastgelegen winkelcentrum, en [eiser 2] B.V exploiteert daarin een Albert Heijn (hierna: de supermarkt), Etos, Gall&Gall en tabakszaak. Eisers vrezen voor een tekort aan parkeerplaatsen en vinden dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, zodat niet van het bestemmingplan mag worden afgeweken. Bij besluit van 19 april 2024 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning toch verleend.
3. Eisers hebben beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 5 december 2024 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Namens [eiser 2] B.V. waren [A] , bedrijfseconomisch adviseur, en [B] , adjunct directeur, aanwezig, bijgestaan door de gemachtigden van eisers waarbij mr. D. Bagourda niet is verschenen. Het college heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [C] , planoloog, [D] , casemanager Omgevingswet, [E] , projectmanager gebiedsontwikkeling, [F] , adviseur geluid, en [G] , verkeersdeskundige. Namens de woningbouwcorporatie is [H] , ontwikkelaar, verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van derde-partij en [I] , adviseur bij adviesbureau Omega (via teams).

Wet- en regelgeving

4. Het complex ‘Oostvaarders te Almere’ bestaat uit 121 sociale huurwoningen in drie aaneengeschakelde woontorens met een commerciële plint van 218 m2 op de begane grond. Er zal een parkeerterrein bij het complex worden gerealiseerd met 67 parkeerplaatsen. De rechtbank stelt voorop dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 januari 2024 is ingetrokken en de Omgevingswet in werking is getreden. Omdat de aanvraag vóór 1 januari 2024 is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
5. Op het perceel rust, ten tijde hier relevant, op grond van het bestemmingsplan Indische buurt de bestemming ‘Centrum’, en er geldt een maximale bouwhoogte van 20 meter. Op het zuidelijke strookje (parallel aan de Evenaar) over de gehele lengte van het perceel rust de specifieke bouwaanduiding ‘zonder gebouwen’. Het perceel valt ook binnen de contouren van het bestemmingsplan Parapluherziening parkeren, op grond waarvan projecten waarmee de parkeerbehoefte toeneemt, alleen mogen worden vergund als bij de aanvraag is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en voor fietsen. [1]
6. Een van de woontorens (van circa 510 m2) van het complex is 28,6 meter hoog, zodat het bouwplan op dat punt in strijd is met het bestemmingsplan Indische buurt. Het bestemmingsplan zelf biedt de mogelijkheid om hiervan af te wijken tot 40 meter hoog voor 30% van het bestemmingsvlak, wat in dit geval op 3900 m2 neerkomt. [2] Het college heeft met het bestreden besluit van deze afwijkingsmogelijkheid gebruik gemaakt en de afwijkende bouwhoogte toegestaan.
7. Op grond van het bestemmingsplan Indische buurt zijn ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'zonder gebouwen' geen gebouwen toegestaan, maar uitsluitend ‘bouwwerken, geen gebouwen zijnde’. [3] In strijd hiermee voorziet het bouwplan in 28 balkons boven het zuidelijke strookje van het perceel waar deze aanduiding geldt. Het bestemmingsplan zelf biedt ook hier de mogelijkheid om af te wijken. [4] Het college heeft met het bestreden besluit ook van deze afwijkingsmogelijkheid gebruik gemaakt en de 28 balkons toegestaan.
8. Het bestemmingsplan Indische buurt staat op het perceel uitsluitend woningen toe op de tweede bouwlaag of de daarboven gelegen bouwlagen. [5] Het bouwplan voorziet echter in 11 woningen op de begane grond en is dus ook in strijd met deze planregel. Het bestemmingsplan zelf biedt geen mogelijkheid om hiervan af te wijken. Met het bestreden besluit heeft het college de 11 woningen op de begane grond toch toegestaan, met toepassing van de zogenaamde grote buitenplanse afwijkingsmogelijkheid. [6]
9. Tot slot heeft het college met het bestreden besluit beslist dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zodat het bouwproject op dat punt niet in strijd is met het bestemmingsplan Parapluherziening parkeren.

Beoordeling van het beroep

Had het college eisers eerst gelegenheid moeten geven hun zienswijze aan te vullen?
10. Eisers voeren allereerst aan dat het college het bestreden besluit ten onrechte heeft genomen, zonder de aanvulling van eisers op hun zienswijze af te wachten. Eisers hebben zowel schriftelijk als in gesprekken met het college duidelijk gevraagd om een (nieuwe) termijn voor het aanvullen van hun zienswijze, zodat het college hen die gelegenheid had moeten bieden. Ter onderbouwing hebben eisers verwezen naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). [7]
11. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Eisers hebben op 12 december 2023 een pro forma zienswijze ingediend over het ontwerpbesluit, en zijn hierop door het college in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze uiterlijk op 5 januari 2024 aan te vullen. Eisers hebben deze termijn zelf laten verlopen. Er bestaat geen wettelijke verplichting voor het college om eisers nogmaals een termijn te gunnen. De uitspraken van de Afdeling waar eisers op wijzen, maken dat oordeel niet anders. Daarin ging het om de vraag of een reeds ingediende aanvulling op de zienswijze moest worden betrokken bij de besluitvorming ook al was die buiten de termijn ingediend, en was de besluitvormingsfase nog niet zo vergevorderd. Dat is dus een andere situatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er met het bouwplan voorzien in voldoende parkeergelegenheid?
Standpunt van het college
12. Op grond van het bestemmingsplan Parapluherziening parkeren is sprake van voldoende parkeergelegenheid als wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2020. [8] Volgens het college wordt daaraan voldaan. In beroep heeft het college hiervoor verwezen naar het rapport van Omega van 8 oktober 2024. In dit rapport heeft de adviseur van Omega allereerst de parkeerbehoefte vastgesteld die met de realisatie van het bouwproject ontstaat, waarbij de adviseur is aangesloten bij de Nota Parkeernormen 2020. Voor de 121 sociale huurwoningen is de adviseur uitgegaan van de parkeernorm voor ‘niet-grondgebonden reguliere huur’ van 1 parkeerplaats per woning, waarvan 7/10 voor bewoners en 3/10 voor bezoekers. Voor de commerciële plint is de adviseur uitgegaan van de parkeernorm voor ‘kantoor met baliefunctie’ van 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2. Uitgaande van de aanwezigheidspercentages (met als meest drukke momenten: ’s avonds op werkdagen en ’s middags in de weekenden) van 80 tot 90% voor de sociale huurwoningen en 5% voor de commerciële plint, stelt de adviseur vast dat er met het complex in totaal een parkeerbehoefte van 106 parkeerplaatsen ontstaat.
13. Nu er een parkeerterrein met slechts 67 parkeerplaatsen wordt gerealiseerd, voorziet het bouwplan niet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In dat geval mag er gebruik worden gemaakt van parkeerplaatsen in de openbare ruimte, mits uit een parkeerdrukonderzoek blijkt dat er voldoende restcapaciteit is. [9] De adviseur van Omega heeft daarom de bestaande parkeerruimte onderzocht, waar dus nog 39 parkeerplaatsen op moeten worden afgewenteld. Volgens de adviseur bestaat hiervoor binnen een straal van 150 meter van het complex voldoende ruimte, omdat daarin 286 parkeerplaatsen liggen. Uitgaande van een maximale bezettingsgraad van 90% mogen hiervan maximaal 257 parkeerplaatsen bezet zijn. De adviseur heeft vervolgens vier parkeermetingen verricht, waaruit blijkt van een gemiddelde bezettingsgraad van 33,39%. Dit komt neer op gemiddeld 95 bezette parkeerplaatsen, zodat er zo’n 162 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Dit is ruim voldoende.
Betoog van eisers
14. Eisers zijn het hier niet mee eens. Volgens eisers is de adviseur uitgegaan van onjuiste parkeernormen. Uit de vergunning, de aanvraag en onderliggende stukken blijkt helemaal niet van sociale huur en ook niet van kantoor met baliefunctie. De parkeernormen voor andere functies, die hierdoor nog steeds zijn toegestaan op het perceel, zoals particuliere huur en daghoreca zijn veel hoger. Bovendien komen de aanwezigheidspercentages waar de adviseur vanuit is gegaan niet overeen met de CROW-normen, zodat de adviseur de ontstane parkeerbehoefte ook om die reden te laag heeft vastgesteld.
15. Eisers betwisten ook de door de adviseur berekende bestaande parkeerruimte. De adviseur heeft niet op maatgevende momenten, te kort en te weinig parkeermetingen verricht. Eisers wijzen erop dat de parkeerdruk in de blauwe zone voor de supermarkt het hoogst is op werkdagen tussen 16:00 en 19:00 uur en op zaterdagochtend tussen 11:00 en 13:30 uur, terwijl de adviseur op andere momenten heeft gemeten. Hierdoor is de bezettingsgraad van 33,39% veel te laag vastgesteld. Daar komt bij dat de adviseur van een straal van 150 meter is uitgegaan terwijl de CROW voor bewoners een loopafstand van 75 tot 100 meter voorschrijft. Tot slot heeft de adviseur voor de supermarkt van eisers ook een onjuiste parkeernorm gehanteerd. Volgens eisers had het college er vanuit moeten gaan dat de supermarkt in totaal 191,7 parkeerplaatsen nodig heeft in plaats van 151,2. Ter onderbouwing hebben eisers een rapport ingediend van Royal Haskoning DHV van 21 november 2024.
16. Eisers hebben tot slot aangevoerd dat de parkeerplaatsen in de blauwe zone (tussen de supermarkt en het complex) ten onrechte bij het parkeeronderzoek zijn betrokken. Deze zone is volgens eisers speciaal aangelegd en bedoeld voor de bezoekers van het winkelcentrum, zo blijkt uit het verkeersbesluit van 29 februari 2019 en artikel 12.8 van de koopovereenkomst die eisers hebben gesloten met de gemeente. De blauwe zone is bovendien niet geschikt voor de bewoners van het complex en hun bezoek, omdat zij doorgaans langer dan 1,5 uur willen parkeren.
Beoordeling door de rechtbank
17. De rechtbank stelt voorop dat het college de grondslag van het bestreden besluit heeft verlaten, door in beroep een nieuw parkeeronderzoek van Omega van 8 oktober 2024 aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen. Dat betekent dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank zal daarom beoordelen of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten.
18. De rechtbank volgt eisers niet wat betreft de ontstane parkeerbehoefte. Dat de woningen alleen voor sociale huur worden gebruikt staat duidelijk in de stukken bij de aanvraag, die deel uitmaken van de omgevingsvergunning. De adviseur is dus terecht uitgegaan van de parkeernorm voor ‘niet-grondgebonden reguliere huur’. Wat de commerciële plint betreft ziet de rechtbank echter wel, met eisers, dat daaraan geen specifieke functie is verbonden. Dat betekent dat de plint gebruikt mag worden voor alle functies die binnen de bestemming ‘Centrum’ zijn toegestaan, waarvan de functie ‘daghoreca’ de hoogste parkeernorm van 13,3 parkeerplaatsen per 100 m2 heeft. De rechtbank ziet daarin echter nog geen reden om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit niet in stand te laten. De adviseur van Omega heeft er op de zitting terecht op gewezen dat er
ook dannog sprake is van voldoende restcapaciteit. Uitgaande van de hogere parkeernorm voor daghoreca in de commerciële plint, is de met het bouwproject ontstane parkeerbehoefte 24 parkeerplaatsen groter dan waar de adviseur aanvankelijk vanuit is gegaan. [10] Naar het oordeel van de rechtbank (zie ook de navolgende overwegingen) wordt ook bij een ontstane parkeerbehoefte van in totaal 130 parkeerplaatsen (in plaats van 106) nog voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Wat de aanwezigheidspercentages betreft volgt de rechtbank eisers niet. De CROW-normen waar eisers op wijzen zijn niet bindend, en de aanwezigheidspercentages waar de adviseur vanuit is gegaan zijn in lijn met het parkeerbeleid van het college.
19. De rechtbank is het ook niet met eisers eens dat het college de bestaande parkeersituatie onjuist heeft beoordeeld. Het gaat bij de beoordeling of er voldoende restcapaciteit is om de feitelijke parkeersituatie. Parkeernormen voor omliggende functies, waaronder de supermarkt van eisers, spelen hierbij dus geen rol. Het betoog van eisers dat er een onjuiste parkeernorm is toegepast voor hun supermarkt, treft dus geen doel. Verder heeft de adviseur van Omega niet een te groot gebied onderzocht. De adviseur heeft de loopafstanden uit de CROW gebruikt, en de door hem aangehouden straal van 150 meter ligt ruim binnen het gemiddelde tussen de daarin opgenomen afstanden voor bewoners van 75 tot 100 meter, voor bezoekers van 100 tot 250 meter en voor (dag)horeca van 100 tot 500 meter. [11]
20. Verder ziet de rechtbank niet dat de adviseur van Omega niet op maatgevende momenten, te kort en te weinig parkeermetingen zou hebben verricht. Het parkeerbeleid schrijft voor dat er op maatgevende momenten moet worden gemeten, maar schrijft niet voor welke momenten dat zijn. De adviseur van Omega heeft op de zitting toegelicht dat hij rekening heeft gehouden met alle functies binnen de straal van 150 meter, en daarbij ook gebruik heeft gemaakt van googlemaps voor winkels en horeca waar (aan de hand van satellietgegevens van mobiele telefoons) op is te zien hoe druk het is. Hij heeft vier parkeermetingen uitgevoerd: op twee werkdagen tussen 20:00 en 21:00 uur, op een zaterdagmiddag tussen 14:30 en 15:00 uur en op een zondagmiddag tussen 14:00 en 15:00 uur. De rechtbank ziet dat het volgens googlemaps bij eisers supermarkt op werkdagen inderdaad tussen 16:00 en 19:00 uur, maar op zaterdag en zondag in de middag, het drukst is. Dit zegt echter alleen iets over de supermarkt van eisers en niet over de rest van het gebied binnen de straal van 150 meter rond het complex, waarbinnen ook andere woningen en functies liggen en waarbij een hogere parkeerdruk in de avond (na werktijd) weer meer voor de hand ligt. Het betoog van eisers doet de rechtbank daarom niet twijfelen aan het advies van Omega op dit punt. De rechtbank ziet verder niet waarom vier parkeermetingen van 30 tot 60 minuten niet toereikend zouden zijn.
21. De rechtbank is tot slot niet gebleken, ook niet uit de stukken waar eisers naar verwijzen, dat de parkeerplaatsen in de blauwe zone exclusief voor de bezoekers van het winkelcentrum zijn bedoeld. Op de zitting heeft het college toegelicht dat er voor maximaal 85 toekomstige bewoners van het complex ontheffing zal worden verleend van de blauwe zone. De rechtbank ziet dan ook niet waarom de parkeerplaatsen in de blauwe zone niet bij het parkeeronderzoek betrokken hadden mogen worden.
22. Gelet op het voorgaande blijkt uit het onderzoek van Omega van 8 oktober 2024 dat er voldoende restcapaciteit bestaat in de openbare ruimte (namelijk, uitgaande van daghoreca in de commerciële plint, 162 beschikbare plaatsen tegenover 130 benodigde plaatsen). Het college heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op dit onderzoek kunnen baseren. Met dit onderzoek en de toelichting op zitting heeft het college alsnog een toereikende motivering gegeven dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Is er sprake van een goede ruimtelijke ordening?
Betoog van eisers
23. Eisers voeren aan dat het complex zodanige verkeers-, wind-, en geluidsoverlast veroorzaakt dat sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, zodat niet kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening.
24. Volgens eisers heeft het college ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de windtoename die ontstaat door het complex, terwijl het verblijf rondom het winkelcentrum onaangenaam en zelfs gevaarlijk wordt. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers verwezen naar twee uitspraken van de Afdeling. [12] Op de zitting hebben eisers de rechtbank verzocht om het bestemmingsplan Indische buurt (exceptief) te toetsen aan hogere wet- regelgeving voor zover daarin windhinder type C voor het perceel wordt toegestaan.
25. Volgens eisers heeft het college ook ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de invloed van de combinatie van alle verkeersdeelnemers ter plaatse (reizigers vanaf station Oostvaarders, bewoners en bezoekers, en het winkelend publiek) op de verkeersveiligheid op de Evenaar als ontsluitingsweg van het gebied. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers verwezen naar twee uitspraken van de Afdeling. [13]
26. Eisers wijzen er verder op dat de toekomstige bewoners van het complex (desnoods via het college) waarschijnlijk bij hen zullen aankloppen, vanwege de geluidsoverlast van de vele optrekkende en afremmende auto’s en dichtslaande autodeuren op het terrein tussen het complex en de supermarkt in. Eisers vrezen dat zij hierdoor uiteindelijk in hun bedrijfsvoering zullen worden beperkt. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers verwezen naar vier uitspraken van de Afdeling. [14] Op de zitting hebben eisers nog gewezen op geluidhinder die de bewoners zullen hebben van het gebruik van winkelwagentjes door de bezoekers van hun supermarkt.
27. Eisers voeren tot slot aan dat er geen sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening, nu het college niet heeft gemotiveerd waarom er voor is gekozen om de huidige functie weg te bestemmen en dat er behoefte bestaat aan het creëren van een nieuwe functie.
Beoordeling door de rechtbank
28. De rechtbank volgt eisers niet. Vooropgesteld zij dat het college de grote buitenplanse afwijkingsmogelijkheid alleen heeft gebruikt voor de 11 woningen op de begane grond. Het college hoefde de ruimtelijke ordening dus ook alleen in het kader van die afwijking te beoordelen.
29. De rechtbank ziet allereerst niet hoe het toestaan van woningen op de begane grond in plaats van op de tweede bouwlaag of hoger van invloed zou zijn op de wind. Eisers hebben dat ook niet nader onderbouwd. Het verzoek van eisers om exceptieve toetsing van het bestemmingsplan Indische buurt, laat de rechtbank buiten beschouwing. Omdat de Crisis- en herstelwet (Chw) in deze zaak van toepassing is, is het niet toegestaan om na afloop van de beroepstermijn nog nieuwe beroepsgronden in te dienen. Eisers hebben deze beroepsgrond pas op de zitting voor het eerst naar voren gebracht, zodat deze grond in strijd met de Chw te laat is ingediend.
30. De rechtbank volgt eisers ook niet in hun betoog over het verkeer. In de ruimtelijke onderbouwing ‘Woningbouw Oostvaarders te Almere Buiten’ van Riezen en Partners van 19 juli 2023 zijn de verkeerskundige effecten van het bouwplan onderzocht. Daaruit volgt dat het toestaan van 11 woningen op de begane grond een (veel) lagere verkeersaantrekkende werking heeft, dan de functies (detailhandel en maatschappelijke voorzieningen) die het bestemmingsplan op de begane grond toestaat. Omdat uit dit onderzoek blijkt dat de afwijking van het bestemmingsplan op dit punt juist een forse afname van de verkeersgeneratie betekent, ziet de rechtbank niet waarom het college onderzoek had moeten doen naar de combinatie van alle verkeersdeelnemers ter plaatse. Eisers hebben hun betoog op dit punt ook niet onderbouwd.
31. De rechtbank volgt eisers evenmin in hun betoog over het geluid. In de rapporten van Cauberg Huygen van 3 april 2023 en 17 september 2024 is de geluidsbelasting als gevolg van het parkeerterrein en de daardoor veranderde rijrichtingen, onderzocht en afgezet tegen de geluidsrichtwaarden uit de VNG-Brochure. Uit het onderzoek blijkt dat de langetijdgemiddelde geluidsniveaus overdag, ’s avonds en ’s nachts binnen de richtwaarden vallen. In geval van het kortdurende piekgeluid door het dichtslaan van een autodeur is er ’s nachts sprake van een overschrijding van de richtwaarde. Deze overschrijding wordt echter aanvaardbaar geacht. De rechtbank kan de conclusies van Cauberg Huygen volgen en eisers hebben hun betoog niet onderbouwd (bijvoorbeeld met een tegenrapport).
32. Eisers hebben pas op de zitting aangevoerd dat er ook geluidsoverlast van winkelwagentjes zal zijn. Dit is geen nieuwe beroepsgrond - het gaat om een verdere uitwerking van de beroepsgrond dat het bouwplan tot onaanvaardbare geluidsoverlast zal leiden – en hiervoor geldt dus niet de eis dat eisers dit voor afloop van de beroepstermijn naar voren hadden moeten brengen, maar de rechtbank laat dit argument buiten beschouwing. De adviseur geluid heeft verklaard dat hij niet in staat was om op de zitting op dit argument te reageren en de rechtbank zou dan de zaak moeten aanhouden om hem de gelegenheid te geven voor een reactie. Dit acht de rechtbank in strijd met de goede procesorde.
33. Tot slot volgt de rechtbank eisers niet in hun betoog over het wegbestemmen van de huidige functie. In de eerste plaats is daarvan geen sprake: het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor afwijken van het bestemmingsplan, maar de bestemming zelf verandert niet. Verder hoeft het college niet te motiveren waarom er niet voor is gekozen om een project te vergunnen dat in overeenstemming is met de bestemming. Het college moet deugdelijk motiveren dat het afwijkende plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en dat heeft het college naar het oordeel van de rechtbank gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college de belangen van eisers in voldoende mate betrokken?
34. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende gewicht heeft toegekend aan hun belang bij de parkeerplaatsen in de blauwe zone voor de bezoekers van het winkelcentrum. Zij vrezen dat de toekomstige bewoners van het complex en hun bezoekers, vooral in de blauwe zone zullen parkeren, omdat die parkeerplaatsen het dichtst bij liggen.
35. De rechtbank volgt eisers niet. Zoals gezegd heeft het college alleen de grote afwijkingsmogelijkheid gebruikt voor de 11 woningen op de begane grond. Het college hoefde dus ook alleen in dat kader de betrokken belangen af te wegen. De rechtbank ziet niet hoe het toestaan van woningen op de begane grond in plaats van op de tweede bouwlaag of hoger, van invloed is op de parkeerdruk. Het
aantalwoningen verandert niet met deze afwijking. Het college had namelijk hetzelfde aantal woningen kunnen vergunnen zonder af te wijken van het bestemmingsplan. Het college hoefde het belang van eisers bij de parkeerplaatsen in de blauwe zone dan ook niet te betrekken in zijn afweging. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het bouwplan financieel - en economisch uitvoerbaar?
36. Eisers wijzen erop dat er geen planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten, en voeren aan dat het plan op voorhand redelijkerwijs niet kan worden uitgevoerd, omdat dat financieel en economisch niet haalbaar is. Het college had de gevraagde omgevingsvergunning daarom moeten afwijzen. Eisers ondervinden schade van het bouwplan zelf, maar ook van het feit dat zij niet mogen uitbreiden of anderszins zelf gebruik mogen maken van het perceel. Deze schade kunnen eisers naar eigen zeggen niet op de woningbouwcorporatie verhalen omdat die daarvoor over onvoldoende financiële middelen beschikt. Daar komt bij dat het college geen uitspraken heeft gedaan over de vraag of er publieke middelen kunnen worden aangewend ter vergoeding van de schade. Eisers hebben er tot slot op gewezen dat de vertraging die de bouw oploopt door deze gerechtelijke procedure zorgt voor dusdanig hogere (bouw)kosten dat het plan ook economisch niet uitvoerbaar meer zal zijn. Ter onderbouwing hebben eisers verwezen naar vier uitspraken van de Afdeling. [15]
37. De rechtbank volgt eisers niet. Eisers hebben hun betoog geenszins onderbouwd en de rechtbank heeft geen aanknopingspunten om aan de financiële en economische uitvoerbaarheid van het bouwproject te twijfelen. De door eisers vermeende schade als gevolg van het feit dat zij hun winkelcentrum niet kunnen uitbreiden, of anderszins gebruik kunnen maken van het perceel, houdt geen verband met de realisatie van het bouwproject. Voor zover er verder al van planschade kan worden gesproken, heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat het college die schade niet zou kunnen dragen. [16] Wat betreft het betoog van eisers over de economische uitvoerbaarheid van het bouwplan wijst de rechtbank erop dat omstandigheden die zich voordoen ná het bestreden besluit geen gebrek in dat besluit kan opleveren. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

38. Omdat het college de grondslag van het bestreden besluit heeft verlaten door zich in beroep op een nieuw parkeeronderzoek te baseren (zie overweging 17) verklaart de rechtbank het beroep van eisers gegrond en vernietigt zij het bestreden besluit. De overige beroepsgronden van eisers slagen niet. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit daarom in stand. Deze uitspraak treedt daarom in de plaats van het vernietigde bestreden besluit. Dat betekent dat het beroep van eisers weliswaar gegrond is, maar dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
39. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, veroordeelt zij het college in de proceskosten die eisers in beroep hebben gemaakt. De kosten voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand van de gemachtigden van eisers stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.814,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,-- en een wegingsfactor 1).
40. De rechtbank bepaalt tot slot dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 371,-- aan hen vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
 veroordeelt het college in de proceskosten van eisers in beroep tot een bedrag van € 1.814,--;
 bepaalt dat het college het door eisers betaalde griffierecht van € 371,-- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzitter, mr. J. Wolbrink en mr. L.N. Foppen, leden in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na de genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Artikelen 3.1, onder a, en 4.1, onder a van de planregels.
2.Artikel 3.2, aanhef en onder b van de planregels.
3.Artikel 3.2, aanhef en onder a van de planregels.
4.Artikel 3.4 van de planregels.
5.Artikel 3.1, eerste lid, onder j van de planregels.
6.Artikel 2.12, eerste lid, onder a en onder 3, van de Wabo.
7.De uitspraken van de Afdeling van 20 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:115 en van 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3170.
8.Artikel 3.1 van het bestemmingsplan Parapluherziening parkeren.
9.Artikel 1.3 van de Nota parkeernormen 2020.
10.Parkeernorm van 13,3 per 100 m2 x 2,18 (de plint is 218 m2) = 29 benodigde parkeerplaatsen. Afgezet tegen de 5 plaatsen voor de plint waar Omega vanuit is gegaan, is dat 24 plaatsen méér.
11.Tabel 11 in CROW 2021.
12.De uitspraken van de Afdeling van 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1039 en van 7 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2218.
13.De uitspraken van de Afdeling van 9 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU3752, en van 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9515.
14.De uitspraken van de Afdeling van 12 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5874, van 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4030, van 20 januari 20216, ECLI:NL:RVS:2016:115 en van 23 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1339.
15.De uitspraken van de Afdeling van 27 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2512, van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:354, van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:681, en van 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2865.
16.Op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.