24.1.De Afdeling overweegt dat de vraag of nadere eisen gesteld moeten worden pas aan de orde komt, nadat een aanvraag is gedaan om omgevingsvergunning voor het bouwen. In zoverre biedt deze bevoegdheid een extra waarborg aan het bevoegd gezag om eisen te stellen aan het concrete bouwplan ter (verdere) beperking van windhinder en windgevaar. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan hoeft niet vast te staan dat ook daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt van deze bevoegdheid. Het betoog slaagt niet.
25. Over de verwijzing van [appellant sub 1] en anderen naar het zogenoemde "Didam-arrest" van de Hoge Raad overweegt de Afdeling als volgt. Deze beroepsgrond ziet op de aanbestedingsprocedure, die vooraf is gegaan aan het besluit van 1 juni 2021. [appellant sub 1] en anderen hebben deze beroepsgrond niet eerder aangevoerd, dat wil zeggen in hun initiële beroepschrift tegen het besluit van 1 juni 2021. Het is niet mogelijk om na een tussenuitspraak nog nieuwe beroepsgronden aan te voeren die al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit is bij dit betoog het geval. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen kan dit in het licht van een goede procesorde niet worden aanvaard. De Afdeling zal deze beroepsgrond van [appellant sub 1] en anderen daarom ook niet inhoudelijk bespreken. Overigens heeft de Afdeling in overweging 9.1 van de tussenuitspraak geoordeeld over de beroepsgrond van [appellant sub 2] en anderen over de "onderhandse verkoop" van de gronden van het plangebied aan het Pensioenfonds en geoordeeld dat de rechtmatigheid van het handelen van de gemeente bij de verkoop van de gronden niet ter beoordeling staat in de procedure tegen het bestemmingsplan.
26. [ appellant sub 2] en anderen hebben nog beroepsgronden aangevoerd die betrekking hebben op onderdelen van het plan die al in de tussenuitspraak zijn beoordeeld. Zo hebben zij beroepsgronden aangevoerd over de gevolgen van het plan voor de parkeersituatie in de omgeving, de verlegging van de Steinhagenseweg voor de exploitatiemogelijkheden van hun pand, en de (geluids)overlast door het bevoorraden van de supermarkt.
Voor zover het hier gaat om beroepsgronden die in de tussenspraak zijn behandeld en waarover de Afdeling al heeft geoordeeld, komen deze betogen erop neer dat de Afdeling wordt verzocht om terug te komen op het in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Behalve in uitzonderlijke gevallen kan de Afdeling niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven bindende oordeel. De Afdeling is van oordeel dat geen sprake is van een uitzonderlijk geval, zodat geen aanleiding bestaat terug te komen van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel. De gestelde omstandigheid dat de Afdeling in de tussenuitspraak niet nadrukkelijk op alle argumenten van [appellant sub 2] en anderen is ingegaan, betekent niet dat zij deze argumenten niet heeft betrokken in haar oordeel.
Voor zover sprake is van niet eerder aangevoerde beroepsgronden die al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht, geldt wat hiervoor in 25 is overwogen. Deze beroepsgronden zullen dus niet inhoudelijk worden besproken.
27. De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen, voor zover ontvankelijk, tegen het besluit van 6 juli 2022 zijn ongegrond.
28. De raad moet de betaalde griffierechten maar verder geen proceskosten vergoeden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2C], tegen het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 1 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen" niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen, en [appellant sub 2] en anderen voor zover ingesteld door [appellant sub 2], [appellant sub 2C], en [appellant sub 2D], tegen het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 1 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen" gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 1 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen" wat betreft het plandeel met de bestemming "Centrum" met de aanduiding "maximum bouwhoogte (m) = 40", en artikel 3.2.5, onder d, van de planregels;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen, voor zover ingesteld door [appellant sub 2C], tegen het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 6 juli 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen" niet-ontvankelijk;
V. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen, en [appellant sub 2] en anderen voor zover ingesteld door [appellant sub 2], [appellant sub 2C], en [appellant sub 2D], tegen het besluit van de raad van de gemeente Woerden van 6 juli 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding winkelcentrum Snel en Polanen" ongegrond;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Woerden aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht vergoedt:
a. € 181,00 voor [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 181,00 voor [appellant sub 2] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. J. Gundelach, en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.
w.g. Milosavljević
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023