ECLI:NL:RBMNE:2024:757

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/6157 en UTR 23/6158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet wegens drugshandel en de beoordeling van de noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de sluiting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 januari 2024 uitspraak gedaan over de sluiting van de woning van eiser op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Baarn had besloten om de woning van eiser te sluiten voor de duur van drie maanden, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen, die ruim 113 keer de norm voor eigen gebruik overschreed. Eiser, die huurder en bewoner van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de ingrijpende gevolgen van de sluiting voor eiser. De burgemeester had in zijn besluit rekening gehouden met verschillende factoren, waaronder meldingen van omwonenden over onveiligheid en de aanwezigheid van wapens en munitie in de woning. Eiser heeft betoogd dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en dat de sluiting niet noodzakelijk was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de drugs niet voor verkoop of handel waren bestemd.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn verslaving en de verklaringen van zijn huisarts en anderen, niet overtuigend geacht. De burgemeester had de bevoegdheid om de woning te sluiten, en de voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was, gezien de ernst van de situatie en de eerdere betrokkenheid van de woning bij drugshandel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/6157 en UTR 23/6158
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 januari 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser/verzoeker] , uit [woonplaats] , eiser/verzoeker
(gemachtigde: mr. R. Schreudering)
en

de burgemeester van de gemeente Baarn , de burgemeester

(gemachtigden: mr. J van Dodewaard en A. van Schie)
Als derde-partij heeft aan de zaak deelgenomen
: [verhuurder] ,verhuurder
(gemachtigde: S. Heldoorn)

Inleiding

1. Eiser is huurder en bewoner van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Met het besluit van 1 augustus 2023 heeft de burgemeester besloten om de woning van eiser op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten voor de duur van drie maanden. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen en het besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar.
2. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 28 augustus 2023 [1] de voorlopige voorziening toegewezen en geoordeeld dat het besluit wordt geschorst tot aan de beslissing op bezwaar.
3. Met het besluit op bezwaar van 4 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester zijn eerdere beslissing gehandhaafd en bepaald dat de woning met ingang van 18 december 2023 voor de duur van drie maanden wordt gesloten.
4. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter
verzocht het besluit te schorsen, totdat op het beroep is beslist.
5. De voorzieningenrechter heeft het beroep op 22 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling van de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een voldoende spoedeisend belang aanwezig is. Daarvoor acht de voorzieningenrechter van belang dat sluiting van de woning een ingrijpende maatregel is die voor eiser verstrekkende gevolgen heeft. Dat de woning al is gesloten en dat eiser op dit moment onderdak heeft bij een kennis en dat ook zijn dieren zijn ondergebracht en /of verzorgd worden, vindt de voorzieningenrechter daarbij niet doorslaggevend.
7. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
De 8:29-beslissing en geheimhouding van processtukken
8. De burgemeester heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingestuurd en daarbij van drie verklaringen van omwonenden verzocht om beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft in haar beslissing van 11 januari 2024 dat verzoek toegewezen. Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend om mede op grondslag van de geheime stukken uitspraak te doen [2] .
Aanleiding voor de sluiting
10. Blijkens de bestuurlijke rapportage van 9 juli 2023, 22 juli 2023 en 29 augustus 2023 heeft de politie bij een doorzoeking van de woning het volgende aangetroffen:
  • een balletjes pistool Walther P99 (niet van echt te onderscheiden);
  • twee vilmessen;
  • een stroomstootwapen, pepperspray;
  • twee luchtbuksen;
  • twee boksbeugels;
  • munitie (knalpatronen en simunition);
  • (illegaal)vuurwerk, in de vorm van een Cobra 6;
  • een verborgen verklikker;
  • 56,67 gram harddrugs, waarvan 19,94 gram MDMA en 36,73 gram amfetamine;
  • gripzakjes.
Uit de rapportages blijkt verder dat voor wat betreft de meeste van deze wapens het verboden is deze voorhanden te hebben op grond van de Wet Wapens en Munitie. Ook blijkt uit deze rapportages dat uit de systemen van de politie blijkt dat er eind 2022 mogelijk sprake was van veel aanloop bij de woning en dat dit vooral kortstondige bezoeken waren. Uit de politiepraktijk is bekend dat handel vanuit een woning gepaard gaat met kortstondige bezoeken.
11. In het bestreden besluit stelt de burgemeester zich op het standpunt dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs ruim 113 keer de norm voor eigen gebruik van 0,5 gram overschrijdt en het daarom aannemelijk is dat de middelen deels of geheel bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Gelet op aangetroffen de handelshoeveelheid harddrugs, het feit dat (een deel van) de aangetroffen middelen verpakt waren in handelshoeveelheden, in combinatie met de aangetroffen wapens en munitie en de aangetroffen verpakkingsmaterialen (gripzakjes), gaat de burgemeester ervan uit dat er sprake is van drugshandel in georganiseerd verband. Dat eiser de drugs – zoals hij stelt - voor eigen gebruik in huis had, acht de burgemeester niet aannemelijk. De burgemeester acht zich daarom bevoegd om de woning te sluiten. Bovendien zijn er meldingen van omwonenden die aangeven dat ze zich onveilig voelen, en dat sprake is van veelvuldige en kortdurende aanloop bij de woning welke aanloop niet is gestopt na de inval van de politie. De burgemeester verwijst hiervoor naar een verklaring van de verhuurder over een buurtonderzoek en naar geanonimiseerde verklaringen van omwonenden. Verder is er sprake van recidive, wat een verzwarende omstandigheid is. In 2016 zijn namelijk 26 hennepplanten in de tuin van de woning aangetroffen, naar aanleiding waarvan de verhuurder een tweede kans overeenkomst met eiser heeft afgesloten. De burgemeester vindt daarom een sluiting voor de duur van drie maanden noodzakelijk en evenwichtig.
Bevoegdheid om te sluiten
12. Eiser voert aan dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten. Eiser verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022 [3] Daarin is overwogen dat artikel 13b van de Opiumwet niet van toepassing is bij de enkele aanwezigheid van drugs in een woning. Eiser stelt dat de aanwezige drugs voor eigen gebruik zijn en niet voor handel. Eiser heeft ADHD waarvoor hij eerst Ritalin en later amfetamine gebruikte, waaraan hij verslaafd is geraakt. Eiser wordt hiervoor behandeld, zoals blijkt uit de verklaring van zijn huisarts. De MDMA heeft eiser in de loop der jaren verzameld voor feestjes. Nu gebruikt eiser dat om somberheid tegen te gaan die voortkomt uit zijn PTSS, omdat behandelingen daarvoor nog niet succesvol zijn gebleken. Voor zijn amfetaminegebruik verwijst eiser naar de verklaringen van [A] van 10 juli 2018 en [B] van 17 april 2015 en naar een verklaring van zijn moeder van 20 november 2023. Dat dit geen geringe overschrijding betreft en dat de amfetamine niet medisch is voorgeschreven doen daaraan volgens eiser niet af. Eiser heeft immers consistent verklaard dat de drugs voor eigen gebruik zijn. Verder is de aangetroffen hoeveelheid volgens eiser niet dusdanig verpakt of opgeslagen dat die geschikt was voor verdere verkoop. De gripzakjes waren gebruikt en vervuild en de aangetroffen hoeveelheid was niet verpakt.
13. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
14. Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester om een woning te sluiten, als – kort gezegd – in een woning drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.
15. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling
en ook uit de uitspraak waar eiser in beroep naar verwijst - volgt inderdaad dat bij het enkele aanwezig hebben van drugs artikel 13b Opiumwet naar de letter van de tekst niet van toepassing is. Uit deze rechtspraak volgt echter ook dat wanneer in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Van een handelshoeveelheid drugs wordt gesproken als de aangetroffen hoeveelheid het door het Openbaar Ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik van harddrugs van 0,5 gram overstijgt (of in het geval van softdrugs 5 gram). [4] Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering (c.q. handel) aanwezig was. Indien dit door de betrokkene niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet in beginsel bevoegd om een woning te sluiten. Bij een geringe overschrijding van de hoeveelheid voor eigen gebruik kan onder omstandigheden een helder en consistent verklaren van de betrokkene over het eigen gebruik afdoende zijn om aan te nemen dat de drugs niet voor handel in de woning aanwezig was [5] .
16. De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van ruime overschrijding van de toegestane hoeveelheid, namelijk ruim 113 keer de norm voor eigen gebruik. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de in zijn woning aanwezige harddrugs geheel voor eigen gebruik waren. Dat eiser amfetamine gebruikt als medicatie voor zijn ADHD zou zo kunnen zijn, maar dat verklaart niet de aanwezigheid van de (handels)hoeveelheid MDMA in de woning en onderbouwt niet de stelling van eiser dat hij MDMA gebruikt om somberheid tegen te gaan die voortkomt uit zijn PTSS. De enkele verklaring van eiser aan de politie dat de drugs voor eigen gebruik is, vindt de voorzieningenrechter daarvoor onvoldoende. De voorzieningenrechter is het eens met de burgemeester dat eiser ook vervolgens onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over het gebruik van de MDMA in relatie tot zijn somberheid voortkomend uit zijn PTSS. Tijdens de voorlopige voorziening procedure, in de zienswijze, in het bezwaarschrift en op de hoorzitting in bezwaar heeft eiser hierover niets, dan wel niet duidelijk verklaard. Met de in beroep overgelegde verklaringen van [B] en [A] en de verklaring van zijn moeder heeft eiser daarover evenmin duidelijkheid verschaft.
17. Hoewel de verklaringen van [B] en [A] al wat ouder zijn en eiser die verklaringen, zoals de burgemeester terecht opmerkt, ook al in de bezwaarfase had kunnen overleggen, ziet de voorzieningenrechter daarin geen reden om die verklaringen buiten beschouwing te laten. Uit de verklaring van [B] blijkt dat eiser is gestopt met methylfenidaat (als medicatie voor zijn ADHD), maar dat hij niet wil stoppen met cannabis. Ook wordt daarin gesproken over een verband tussen cannabisgebruik en stemmingsklachten. Maar in die verklaring staat niets over het gebruik van MDMA en ook niet over het gebruik van MDMA in verband met somberheid voortvloeiend uit PTSS.
Uit de verklaring van [A] blijkt dat eiser mogelijk dagelijks cannabis en incidenteel pep, een amfetamine achtig middel, gebruikt voor zijn PTSS, en dat eiser zijn verleden wil verwerken met EMDR, maar ook daarin staat niets over het gebruik van MDMA.
En ook zijn moeder verklaart slechts dat eiser aan zelfmedicatie doet voor depressiviteit en ADHD (Ritalin voor ADHD en amfetamine voor angst en slaapproblemen), maar niets over MDMA. Eiser heeft met deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij de aangetroffen MDMA zelf gebruikt voor somberheidsklachten voortvloeiend uit PTSS. Dat in de verklaring van de huisarts staat dat deze daarover niet mag verklaren, kan dat niet anders maken. Aan die verklaring komt niet de waarde toe die eiser daaraan hecht. Bovendien blijkt uit de informatie van de huisarts ook alleen dat eiser amfetamine gebruikt, maar staat daarin niets over eisers gebruik van MDMA. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Noodzaak tot sluiting
18. Eiser voert aan dat de sluiting voor drie maanden niet noodzakelijk is, omdat niet is voldaan aan de indicatorenlijst genoemd in het Damoclesbeleid. [6] Hoewel eiser zich realiseert dat de aanwezigheid van de drugs in de woning aan hem is te wijten, is sluiting niet nodig, omdat er geen sprake is van handel vanuit de woning. Ook is sluiting volgens eiser niet evenredig. De gevolgen van de sluiting zijn voor eiser groot, omdat hij voor de duur sluiting en ook daarna dakloos is en hij geen netwerk of middelen heeft voor onderdak. De maatschappelijke opvang is voor eiser geen geschikte plek, omdat hij zijn dieren niet alleen kan en wil laten. Bovendien wil eiser juist abstinent raken van drugsgebruik, terwijl algemeen bekend is dat in de opvang veel drank en drugs wordt gebruikt. Verder zal de verhuurder in rechte ontbinding van de huurovereenkomst vorderen juist vanwege de sluiting en niet alleen op basis van tweede kansovereenkomst.
19. De voorzieningenrechter is het eens met de burgemeester dat de hoeveelheid van de aangetroffen harddrugs in de woning ernstig genoeg is dat de noodzaak bestaat om de woning te sluiten. Met een hoeveelheid van 56,67 gram harddrugs heeft eiser de norm voor eigen gebruik vele malen overschreden. Daarnaast heeft de burgemeester mogen aannemen dat de aangetroffen wapens en gripzakjes, met deels verpakte handelshoeveelheden MDMA en de door de politie in 2022 gemelde aanloop naar de woning, signalen zijn dat er sprake is handel vanuit de woning. Eisers stelling dat de gripzakjes zijn vervuild, maakt dat niet anders. Uit de foto’s bij de bestuurlijke rapportage blijkt dat een deel van de gripzakjes niet zijn vervuild. Eisers stelling dat hij wapens verzameld, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Daarbij hecht de voorzieningenrechter waarde aan feit dat het bezit van een aantal aangetroffen wapens op grond van de Wet wapens en munitie verboden zijn.
20. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bij zijn besluit tot sluiting verder heeft mogen meewegen de verklaring van de verhuurder dat in 2016 hennepplanten bij de woning van eiser zijn aangetroffen en dat ter voorkoming van overlast met eiser afspraken zijn vastgelegd in een twee kans overeenkomst. Hoewel aan eiser op grond van het beleid niet eerder een waarschuwing is gegeven of een maatregel is opgelegd, levert dit wel een indicatie dat de woning eerder bij drugs(handel) is betrokken. Verder heeft de burgemeester mogen meewegen dat de verhuurder heeft verklaard dat er sprake is van aanloop bij eisers woning van mensen bekend uit het drugsmilieu en dat omwonenden anoniem hebben verklaard dat zij een gevoel van dreiging en onveiligheid ervaren. Dit beeld wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook bevestigd door de drie geheimgehouden verklaringen van de omwonenden. Gelet al deze hiervoor genoemde feiten en omstandigheden heeft de burgemeester mogen concluderen dat aan de indicatoren 1, 2, 4, 5, 7, 9 en 10 genoemd in het Damoclesbeleid is voldaan. Die factoren maken dat sprake is van gevaar voor de openbare orde, op grond waarvan de burgemeester heeft mogen aannemen dat er noodzaak was om de woning te sluiten. De door eiser overgelegde lijst met handtekeningen van andere buurtgenoten maakt dit niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.
Evenwichtigheid van de sluiting
21. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [7] volgt dat als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, hij zich er vervolgens van dient te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur van de sluiting in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijs komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
22. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de sluiting van de woning in dit geval niet onevenredig is. Gezien de omvang en aard van de aangetroffen middelen (mede in combinatie met de aangetroffen wapens, munitie en gripzakjes) heeft de burgemeester het belang van de handhaving van de openbare orde zwaarder mogen laten wegen dan de belangen eiser. De burgemeester heeft daarbij ook waarde kunnen hechten aan de verklaring van de verhuurder en de inhoud van de geheimgehouden verklaringen van de omwonenden. Aan de sluiting van een woning is inherent dat eiser ergens anders onderdak moet zoeken. Eiser verblijft nu bij een kennis en hij beschikt kennelijk in enige mate over een netwerk. Verder heeft de burgemeester gewezen op andere opvangmogelijkheden die eiser kan onderzoeken. De stelling dat in de nachtopvang veel drank en drugs worden gebruikt, maakt dat niet anders nu drugsgebruik in de maatschappelijke nachtopvang verboden is. Verder zijn de huisdieren van eiser, met uitzonderging van de vissen, onder dak. Dat de verhuurder de huurovereenkomst met eiser wil beëindigen, maakt de sluiting niet onevenredig, nu de verhuurder heeft verklaard dat die beëindiging niet afhangt van de vraag of de woning wel of niet wordt gesloten, maar dat deze procedure is al in gang is gezet vanwege de met eiser gesloten tweede kans overeenkomst. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat de nadelige gevolgen voor eiser niet maakt dat de sluiting onevenwichtig is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

23. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de burgemeester de woning van eiser heeft mogen sluiten. Eiser krijgt daarom het betaalde griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van gemaakte proceskosten
24. Gelet op de uitkomst van de bodemprocedure ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 16 januari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak
voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

2.als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
4.Zie onder meer ECLI:NL:RVS:2023:1140.
5.Zie de uitspraak van 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1276.
6.Damoclesbeleid Woningen en Lokalen, artikel 13b Opiumwet 2011, van de gemeente Baarn .
7.Zie de uitspraak van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3402.