ECLI:NL:RBMNE:2024:7256
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De woning, gelegen aan [adres], is door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] gewaardeerd op € 649.000,- per 1 januari 2021. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. van der Weide, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardering, waarbij hij een lagere waarde van € 595.000,- bepleit, gebaseerd op de aankoopprijs van € 700.007,- in juli 2021 en eigen onderzoek naar de waardeontwikkeling. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde op juiste wijze heeft vastgesteld en dat de door hem gehanteerde indexeringsmethode voldoende aannemelijk is gemaakt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met 8 maanden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1000,-. De rechtbank verdeelt de schadevergoeding tussen de verweerder en de Staat der Nederlanden, waarbij verweerder € 625,- en de Staat € 375,- moet betalen. De rechtbank wijst ook op de proceskostenvergoeding, die is vastgesteld op € 218,75, en deze wordt eveneens verdeeld tussen de verweerder en de Staat. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.