ECLI:NL:RBMNE:2024:7254
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning behandeld. De WOZ-waarde was vastgesteld op € 682.000,- voor het belastingjaar 2022, met als waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R. van der Weide, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente, een verweerschrift indiende met een taxatiematrix ter onderbouwing van de WOZ-waarde. Tijdens de digitale zitting op 16 juli 2024 heeft eiser zijn argumenten gepresenteerd, maar de rechtbank concludeert dat verweerder niet voldoende bewijs heeft geleverd om de vastgestelde waarde te onderbouwen. De rechtbank stelt de WOZ-waarde schattenderwijs vast op € 670.000,-. Daarnaast heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden met 9 maanden en kent eiser een schadevergoeding toe van € 1000,-, verdeeld over de verweerder en de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd, evenals de aanslag onroerendezaakbelasting.