ECLI:NL:RBMNE:2024:7000

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/4728
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in een geschil over huishoudelijke hulp na verhuizing

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2024, gaat het om een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht over de toekenning van huishoudelijke hulp. Eiseres ontving van 11 maart 2022 tot 10 maart 2023 hulp bij het huishouden via een persoonsgebonden budget, maar na een verzoek om verlenging op 28 maart 2023 en een daaropvolgend gesprek op 18 april 2023, werd haar voor de periode van 11 maart 2023 tot 10 maart 2025 slechts 3,5 uur per week toegekend. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar na haar verhuizing op 1 juli 2023 werd de hulp afgesloten, wat leidde tot de vraag of er nog procesbelang was bij de beoordeling van het beroep.

De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang is, omdat het geschil betrekking heeft op een al verstreken periode en eiseres niet heeft aangetoond dat zij kosten heeft gemaakt of dat er een betalingsverplichting is ontstaan. De rechtbank heeft eiseres gevraagd om aan te geven welk belang zij nog heeft bij de beoordeling van het beroep, maar de antwoorden waren onvoldoende om procesbelang aan te tonen. De rechtbank oordeelt dat er geen inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden kan plaatsvinden en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er wordt geen veroordeling in proceskosten of vergoeding van griffierecht gegeven, omdat dit niet aan de orde is.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4728

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Atceken-Ata),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Inleiding

1. Eiseres heeft van 11 maart 2022 tot en met 10 maart 2023 voor 5 uur per week hulp bij het huishouden gekregen. Zij kreeg hiervoor een persoonsgebonden budget (pgb) en de zorg werd verleend door haar zwager. Op 28 maart 2023 heeft eiseres een verzoek om verlenging van de huishoudelijke hulp ingediend.
2. Vervolgens heeft eiseres op 18 april 2023 een gesprek gehad met de buurtteammedewerker, waarbij haar situatie in kaart is gebracht. Er is toen een ondersteuningsplan gemaakt.
3. Met het besluit van 18 april 2023 (het primaire besluit) is aan eiseres voor 3,5 uur per week hulp bij het huishouden toegekend voor de periode 11 maart 2023 tot en met 10 maart 2025. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
4. Eiseres is daarna per 1 juli 2023 verhuisd en bij haar zus en zwager (tevens zorgverlener) gaan inwonen. Verweerder heeft om deze reden de hulp bij het huishouden afgesloten.
5. Verweerder heeft met het besluit van 23 augustus 2023 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
6. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigde van verweerder. Ook was de zwager van eiseres de heer [A] aanwezig.

Bestreden besluit (in essentie)

7. Verweerder stelt dat de ondersteuningsbehoefte van eiseres in periode in geding correct is vastgesteld. Hierbij is het stappenplan gehanteerd, zoals dat is geformuleerd door de Centrale Raad van Beroep (de Raad). [1] Ook heeft verweerder het eigen beleid toegepast. [2] Verweerder beargumenteert in het bestreden besluit dat de hulpvraag van eiseres op de juiste manier is vastgesteld (stap 1), evenals de problemen in de zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie en het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Verweerder gaat hierbij in op de verschillende medische klachten waar eiseres mee kampt. Vervolgens is verweerder ingegaan op de aard en omvang van de benodigde ondersteuning (stap 3). Het Buurtteam heeft dit onderzocht en verweerder sluit hier voor de indicatie bij aan. Daarna is in kaart gebracht in hoeverre voorzien kan worden in de benodigde hulp door mantelzorg, personen uit het sociaal netwerk en algemene voorzieningen (stap 4). Verweerder heeft rekening gehouden met eiseres haar specifieke financiële-, sociale- en medische situatie. Tot slot stelt verweerder dat het onduidelijk is waarom voorheen een hoger aantal uren aan ondersteuning is toegekend. Verweerder merkt nog op dat eiseres voor de zorg van haar dochter al langer ondersteuning wordt geboden dan gebruikelijk is.

Beroepsgronden (in essentie)

8. Eiseres vindt dat verweerder te weinig uren voor huishoudelijke hulp heeft toegekend. Zij stelt dat haar klachten zijn onderschat en haar problemen niet goed in kaart gebracht. Er is volgens eiseres geen objectief onderzoek gedaan naar haar persoonlijke omstandigheden. Voorheen had eiseres een vergoeding voor 5 uur ondersteuning per week en dit was al niet genoeg. Eiseres vindt het in strijd met het vertrouwensbeginsel dat de vergoeding is verlaagd naar 3,5 uur per week. Het is voor haar niet duidelijk wat de grondslag van de verlaging van het aantal uren is. Dit is niet zorgvuldig gemotiveerd. De medische toestand van eiseres is niet beter geworden, maar juist verslechterd. Over het beleid dat verweerder hanteert voert eiseres aan dat dit niet voldoet aan de hiervoor geldende criteria. [3] Het is bijvoorbeeld niet duidelijk welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor moeten worden verricht, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie de activiteiten moeten worden verricht.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve gesteld voor de vraag of in deze beroepszaak sprake is van voldoende procesbelang. Eiseres is per 1 juli 2023 verhuisd en bij haar zus en zwager (tevens zorgverlener) gaan wonen. Verweerder heeft om deze reden de hulp bij het huishouden afgesloten.
10. Met de brief van 21 mei 2024 heeft de rechtbank gevraagd kenbaar te maken welk belang eiseres nog heeft bij de beoordeling van het beroep en wat zij nog met het beroep wil bereiken. De gemachtigde van eiseres heeft met de e-mail van 16 juni 2024 geantwoord:
“Nu eiseres per 1 juli 2023 is verhuisd, is de te beoordelen periode 11 maart 2023 tot 1 juli 2023. Eiseres meent dat zij in aanmerking komt voor 5 uur per week huishoudelijke hulp in plaats van 3,5 uur per week. Hierbij wordt verwezen naar de gronden van beroep.”
11. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [4]
12. Het geschil gaat over de beoordeling van een al verstreken periode. In zijn algemeenheid geldt dat er geen procesbelang is als wat de betrokkene wil bereiken enkel betrekking heeft op een verstreken periode. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt en dat is ook niet uit het dossier gebleken. Bovendien is niet gebleken dat een betalingsverplichting is ontstaan vanwege geleverde huishoudelijke ondersteuning. Verder is niet gesteld of gebleken van enig ander te respecteren belang bij beoordeling van het bestreden besluit. Er is weliswaar verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar, maar ook dit levert in deze zaak geen zelfstandig procesbelang op. [5] Het primaire besluit is immers niet herroepen en het geschil richt zich ook niet op de hoogte van de vergoeding van de bezwaarkosten.
13. De rechtbank concludeert dat onder deze omstandigheden niet valt in te zien dat eiseres procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Er wordt daarom niet toegekomen aan de beoordeling van de ingediende beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep zal vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
15. Voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verweerder verwijst naar twee uitspraken van de Raad van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819 en 11 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2182.
2.Verweerder verwijst naar de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2023, de Beleidsregel Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2023, Nadere regel (inclusief financieel besluit) Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Utrecht 2023.
3.Eiseres wijst op de uitspraak van de Raad van 18 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2016:1402.
4.Uitspraak van de Raad van 23 februari 2022 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2022:675 r.o. 6.
5.Uitspraak van de Raad van 2 april 2024 met kenmerk ELI:NL:CRVB:2024:635.