ECLI:NL:RBMNE:2024:6735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/2876 en UTR 24/2879
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van ontslag opgelegd aan ambtenaar wegens diefstal uit woning van vriendin

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een disciplinaire procedure tegen eiseres, die werkzaam was bij verweerder. Eiseres werd beschuldigd van diefstal van € 310,- uit de woning van haar vriendin op 20 december 2022. Na een strafrechtelijk onderzoek, waarin de officier van justitie besloot niet te vervolgen wegens gebrek aan bewijs, heeft verweerder een disciplinair onderzoek ingesteld. Eiseres werd per 5 juni 2023 geschorst en uiteindelijk ontslagen op basis van de beschuldiging van diefstal. Eiseres heeft tegen dit ontslag beroep aangetekend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging. De rechtbank concludeerde dat eiseres op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen het geld had weggenomen en dat dit plichtsverzuim toerekenbaar was. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde sanctie van strafontslag evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De beroepen van eiseres werden ongegrond verklaard, waardoor het ontslag in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/2876 en UTR 24/2879

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.A. Boeve),
en

[verweerder] ,

(gemachtigde: mr. W. Hoogerhuis-Wessels).

Inleiding

1. Eiseres is per 31 januari 2022 werkzaam bij de [verweerder] in de rang van [functierang] .
2. Op 20 december 2022 was eiseres in de avond op bezoek in de woning van haar vriendin [A] . Er was die avond ook een andere vriendin, [B] , aanwezig in de woning. Eiseres wordt er van beschuldigd op die avond een geldbedrag van € 310,- te hebben weggenomen uit een kast op de kamer van de zus van [A] . Er zitten camerabeelden in het dossier. Op 21 december 2022 heeft eiseres, nadat zij contact had gehad met [A] en met de zus van [A] , een geldbedrag van € 310,- overgemaakt naar de zus van [A] .
3. Op 5 januari 2023 heeft eiseres op haar verzoek gesproken met haar begeleidingsteam. In dat gesprek heeft zij meegedeeld dat zij ervan beschuldigd wordt op 20 december 2022 een bedrag van € 310,- te hebben weggenomen uit de woning van haar vriendin. Eiseres heeft in het gesprek haar visie gegeven op wat er was gebeurd. Na het gesprek heeft eiseres een schriftelijke verklaring opgesteld, waarin zij de gebeurtenissen nogmaals op een rij heeft gezet.
4. Op 18 januari 2023 is door de zus van [A] (aangeefster) aangifte gedaan tegen eiseres van een diefstal van € 310,-, gepleegd op 20 december 2022. Er is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek ingesteld.
5. In een brief van 30 januari 2023 heeft de [verweerder] eiseres meegedeeld dat er een disciplinair onderzoek zal worden uitgevoerd naar mogelijk (ernstig) plichtsverzuim. In diezelfde brief heeft de [verweerder] eiseres meegedeeld dat zij per direct buiten functie wordt gesteld. Op 24 april 2023 heeft het Team Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) een rapport disciplinair onderzoek uitgebracht. VIK heeft het rapport mede gebaseerd op de stukken uit het strafrechtelijk dossier, die met toestemming van het Openbaar Ministerie in het disciplinaire onderzoeksrapport zijn gevoegd. Het gaat onder meer om camerabeelden, verklaringen en whatsappberichten.
6. De [verweerder] heeft eiseres met het besluit van 5 juni 2023 (het primaire besluit 1) geschorst en heeft daarbij het voornemen uitgebracht primair tot het opleggen van strafontslag en subsidiair tot het opleggen van ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de dienst. Na een zienswijze van eiseres heeft de [verweerder] met het besluit van 3 juli 2023 (het primaire besluit 2) primair strafontslag verleend en subsidiair ongeschiktheidsontslag. Hieraan is ten grondslag gelegd dat aannemelijk is dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan het op 20 december 2022 wegnemen van een geldbedrag van € 310,- uit een woning van een vriendin van eiseres.
7. Eiseres heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt. De bezwaaradviescommissie (hierna: de commissie) heeft de [verweerder] op 29 januari 2024 geadviseerd de bezwaren ongegrond te verklaren.
8. De [verweerder] heeft de bezwaren vervolgens in twee afzonderlijke beslissingen op bezwaar van 2 februari 2024 (de bestreden besluiten) ongegrond verklaard. Voor de motivering heeft de [verweerder] verwezen naar het advies van de commissie. Eiseres heeft tegen beide beslissingen op bezwaar beroep ingesteld.
9. De rechtbank heeft de beroepen op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Eiseres was daarbij aanwezig en werd bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was de gemachtigde van de [verweerder] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Gronden in beide zaken hetzelfde
10. Tijdens de zitting heeft eiseres haar beroepsgronden over het stopzetten van de bezoldiging per 5 juni 2023 en de ingangsdatum van de schorsing ingetrokken. Die gronden hoeven daarom geen bespreking meer. Verder zijn de door eiseres aangevoerde gronden in beide zaken hetzelfde.
Onschuldpresumptie
11. Eiseres heeft aangevoerd dat de officier van justitie de zaak tegen haar heeft geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs. Al om die reden is er geen grond meer om tot ontslag over te gaan. Dit klemt volgens haar te meer, omdat het OM de zaak uitvoerig heeft onderzocht en veel getuigen heeft gehoord. De rechtbank begrijpt deze beroepsgrond zo dat eiseres aanvoert dat de bestreden besluiten in strijd zijn met de onschuldpresumptie, zoals neergelegd in artikel 6, tweede lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
12. De rechtbank overweegt dat allereerst van belang is om vast te stellen of er voldoende verband bestaat tussen de strafrechtelijke procedure en het verleende strafontslag. Daarvan is in dit geval sprake. Beide zaken zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex. Als daarvan sprake is, is van belang dat de rechterlijke en andere autoriteiten door hun optreden, de motivering van hun beslissing of de door hen gebruikte bewoordingen geen twijfel moeten doen ontstaan over de juistheid van de vrijspraak dan wel het sepot waarmee de strafrechtelijke procedure is geëindigd. Daarbij is ook van belang dat de autoriteiten zich moeten onthouden van strafrechtelijke karakterisering van de gedragingen van de betrokkene en hun eigen forum niet te buiten gaan. Dit volgt uit eerdere rechtspraak. [1]
13. De beslissing van de officier van justitie om af te zien van vervolging is tot stand gekomen op basis van het strafrechtelijk onderzoek. Ter toelichting op de beslissing is het volgende vermeld: “Op maandag 25 september 2023 is de beslissing genomen om aan u een
strafbeschikking op te gaan leggen onder bovenvermeld parketnummer. Inmiddels heb ik besloten u daarvoor niet meer te vervolgen en de eventueel al aan u opgelegde strafbeschikking in te trekken. De reden hiervoor is dat naar mijn oordeel: er onvoldoende bewijs is.” Uit het sepot is niet op te maken wat de redenen voor de officier van justitie zijn geweest om in het geval van eiseres over te gaan tot sepot wegens gebrek aan bewijs. In het algemeen geldt dat de officier van justitie om verschillende redenen tot een sepot kan besluiten. In dit verband is ook van belang dat in de bestuursrechtelijke procedure minder strenge bewijsregels gelden dan in de strafrechtelijke procedure. Voor een besluit tot strafontslag is slechts vereist dat aannemelijk is dat eiseres het geld heeft weggenomen uit de woning van haar vriendin waaraan enige mate van twijfel, anders dan in het strafrecht, niet in de weg hoeft te staan. Om die reden slaagt het beroep van eiseres op de onschuldpresumptie niet en er is geen sprake van schending van artikel 6, tweede lid, van het EVRM.
Toetsingskader
14. De rechtbank zal vervolgens aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordelen of de [verweerder] de disciplinaire straf van ontslag heeft mogen opleggen en het subsidiaire ongeschiktheidsontslag heeft mogen verlenen. Voor de beoordeling van de disciplinaire straf zijn de volgende vragen relevant:
- Heeft eiseres de gedraging verricht?
- Is sprake van plichtsverzuim?
- Is het plichtsverzuim eiseres toe te rekenen?
- Is de opgelegde straf evenredig?
Heeft eiseres de gedraging verricht?
15. Om een disciplinaire maatregel op te kunnen leggen vanwege plichtsverzuim is het noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat – in dit geval – eiseres de verweten gedraging heeft begaan.
16. Eiseres betwist dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal of enig ander strafbaar feit. Het bewijs is onvoldoende wettig en overtuigend. Op de camerabeelden is niet of nauwelijks iets te zien en de verklaringen van aangeefster en getuigen zijn niet (zonder meer) betrouwbaar. Eiseres heeft puur uit paniek iets aan aangeefster terugbetaald en zij is onder flinke druk gezet. Indien er al geld weggenomen zou zijn, dan is hiervoor een alternatief scenario, namelijk dat dit door de zus van aangeefster gedaan zou zijn. Dit scenario is onvoldoende onderzocht.
17. De rechtbank heeft op basis van het dossier en wat is verklaard tijdens de zitting de overtuiging gekregen dat eiseres op 20 december 2022 een geldbedrag van € 310,- heeft weggenomen uit de woning van haar vriendin. De camerabeelden, die ook tijdens de zitting zijn bekeken, laten zien dat eiseres op enig moment voor de kast komt te staan waar volgens aangeefster geld lag. De camera is gericht op de rug van eiseres, zodat niet te zien is dat zij daadwerkelijk geld pakt. Wel is te zien dat zij drie keer een doelgerichte beweging maakt met haar armen, tweemaal een beweging maakt naar haar linkerschouder alsof zij iets onder haar kleding stopt, en vervolgens wegloopt met een plat voorwerp in haar handen. Verder is op de camerabeelden te zien dat een geldkistje, waar volgens de verklaring van [A] een deel van het geld in zat, voordat eiseres in beeld verscheen deels open stond vanwege de inhoud, en nadat eiseres weer uit beeld was, dicht was. Eiseres heeft geen plausibele verklaring gegeven voor wat zij bij de kast deed. Zij heeft bij de politie en tijdens de zitting bij de rechtbank verklaard dat zij op zoek was naar een aansteker, maar dat ze niet meer weet of ze de aansteker heeft gevonden. De rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig. Uit de getuigenverklaringen van [A] en [B] blijkt dat eiseres met [A] en [B] naar het dakterras is gegaan om te gaan roken en dat zij ongeveer tien minuten op het dakterras stonden toen eiseres naar binnen ging. Aangezien eiseres, [A] en [B] naar buiten gingen om te roken, is niet aannemelijk dat eiseres pas na tien minuten op zoek is gegaan naar een aansteker. Zij is hierover op zitting bevraagd, maar houdt vast aan haar verklaring dat zij op zoek was naar een aansteker. Op de camerabeelden is echter niet te zien dat eiseres zoekende bewegingen maakt: haar bewegingen zijn doelgericht. De gedragingen van eiseres op 21 december 2022 sterken de rechtbank in de overtuiging dat eiseres het geld heeft weggenomen. Nadat zij op 21 december 2022 via whatsappberichten over het geld werd bevraagd en had vernomen dat er camerabeelden waren, heeft zij het bedrag op diezelfde dag nog terugbetaald. Dat zij dit deed omdat zij in paniek was, vindt de rechtbank niet plausibel. Als ze het geld niet had weggenomen, was er namelijk geen reden om in paniek te raken. Dan zou op de camerabeelden niet te zien zijn dat zij het geld weg nam. Verder heeft zij verschillende whatsappberichten gestuurd naar aangeefster en [A] , die sterk de indruk wekken dat zij het geld heeft weggenomen. Zij schrijft daarin weliswaar dat ze zich niet herinnert dat ze het geld heeft weggenomen, maar ze schrijft ook dat het haar spijt, dat ze het geld terug wil geven, dat ze zich kapot schaamt dat ze dit haar vriendinnen aandoet en dat ze het goed wil maken.
18. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen van [A] en [B] . Verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de [verweerder] het door eiseres geschetste alternatieve scenario verder had moeten onderzoeken. Naar aanleiding van wat eiseres daarover tijdens het hoorgesprek op 21 maart 2023 verklaarde heeft VIK navraag gedaan bij aangeefster. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom de [verweerder] met deze nadere verklaring van aangeefster geen genoegen mocht nemen. De aannemelijkheid van het alternatieve scenario is door eiseres dan ook onvoldoende onderbouwd. De [verweerder] mocht daar aan voorbij gaan.
Is sprake van plichtsverzuim en is dat eiseres toe te rekenen?
19. De rechtbank is ervan overtuigd dat eiseres op 20 december 2022 een geldbedrag van € 310,- heeft weggenomen uit de woning van haar vriendin. Het wegnemen van een geldbedrag onder deze omstandigheden moet worden aangemerkt als toerekenbaar plichtsverzuim. Eiseres heeft hiertegen ook geen beroepsgronden aangevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank was de [verweerder] dan ook bevoegd om eiseres daarvoor disciplinair te straffen.
Is de opgelegde straf evenredig?
20. De vraag die de rechtbank nu moet beantwoorden, is of de opgelegde sanctie van strafontslag evenredig is aan het plichtsverzuim. Daarvoor zijn de aard en de ernst van het plichtsverzuim van belang.
21. Eiseres voert aan dat een ontslag haar onevenredig zwaar treft. Zij raakt hiermee haar werk en inkomen kwijt.
22. De rechtbank is van oordeel dat het wegnemen van het geld uit de woning van een vriendin voldoende is voor strafontslag. Eiseres heeft in strijd gehandeld met de voor [functie] geldende strenge eisen van integriteit, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid. Een [functie] heeft een voorbeeldfunctie en treedt in deze functie handhavend op juist tegen het handelen dat eiseres wordt verweten. De rechtbank onderkent dat de disciplinaire straf van ontslag voor eiseres ingrijpende gevolgen heeft, omdat zij haar baan heeft verloren. Gelet op de aard en ernst van de gedraging acht de rechtbank strafontslag niet onevenredig. De beroepsgrond slaagt niet.
De subsidiaire ontslaggrond
23. De rechtbank komt niet toe aan een oordeel over de subsidiaire ontslaggrond, omdat de [verweerder] eiseres de disciplinaire straf heeft mogen opleggen en het bestreden besluit om die reden al stand kan houden.
Conclusie en gevolgen
24. De [verweerder] heeft de disciplinaire straf van ontslag mogen opleggen. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het ontslag in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, voorzitter, en mr. K. de Meulder en mr. L.N. Foppen, leden, in aanwezigheid van mr. S.S. Mazaheri, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 11 maart 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:569) en van 6 augustus 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1777).