ECLI:NL:RBMNE:2024:6655

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/5079
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 13 november 2024, is het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente betreffende de WOZ-waarde van een woning aan de [adres] in [woonplaats] aan de orde. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 427.000,- voor het belastingjaar 2023, naar waardepeildatum 1 januari 2022. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 2 oktober 2024 de zaak heeft behandeld.

Tijdens de procedure heeft de heffingsambtenaar op 11 december 2023 een compromisvoorstel gedaan om de WOZ-waarde te verlagen tot € 408.000,-, waar eiser mee instemde. De rechtbank heeft dit voorstel overgenomen en de WOZ-waarde vastgesteld op € 408.000,-. De rechtbank heeft de bestreden uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en bepaald dat de aanslagen onroerendezaakbelastingen en rioolheffing dienovereenkomstig moeten worden verminderd. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en een proceskostenvergoeding, die door de rechtbank is vastgesteld op € 1.499,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5079

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. van der Weide),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: mr. R. Janmaat).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 31 januari 2023 (de bestreden uitspraak) van de heffingsambtenaar, waarin de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) is gehandhaafd op € 427.000,- voor het belastingjaar 2023.
Procesverloop
2. De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 31 januari 2023 de WOZ-waarde voor het belastingjaar vastgesteld op € 427.000,-, naar waardepeildatum 1 januari 2022. De heffingsambtenaar heeft hierbij ook een aanslag onroerendezaakbelastingen en aanslag rioolheffing opgelegd en daarbij is de WOZ-waarde van de woning als heffingsmaatstaf gehanteerd.
3. Met de bestreden uitspraak is het bezwaar tegen de beschikking ongegrond verklaard.
4. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: F.A. Wisker, als waarnemer van eisers gemachtigde en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

6. De heffingsambtenaar heeft bij e-mail van 11 december 2023 eiser het voorstel gedaan om onder meer de vastgestelde waarde te verlagen tot € 408.000,-. Daarop heeft eiser gereageerd en aangegeven het eens te zijn met het voorstel tot verlaging van de waarde tot dat bedrag. De rechtbank zal daarom de waarde van de woning verlagen tot € 408.000,- en bepalen dat de heffingsambtenaar de aanslag onroerendezaakbelastingen en rioolheffing moet verminderen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond, omdat dat de vastgestelde waarde op waardepeildatum moet worden verlaagd tot € 408.000,-. De aanslagen rioolheffing en onroerendezaakbelastingen moeten overeenkomstig deze waarde verlaagd worden. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden uitspraak.
8. Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op vergoeding van het griffierecht en een proceskostenvergoeding. De hoogte van de proceskostenvergoeding is in geschil. De rechtbank berekent de vergoeding als volgt.
8.1.
Op 1 januari 2024 is artikel 30a van de Wet WOZ in werking getreden. Op grond van het eerste en tweede lid worden de te vergoeden proceskosten vermenigvuldigd met de daar bepaalde factor. Op grond van het overgangsrecht blijft deze wettelijke vermenigvuldigingsfactor echter buiten toepassing, omdat de aanslag en de uitspraak op bezwaar van voor 1 januari 2024 dateren. [1] De rechtbank hanteerde ditzelfde tarief echter al als forfaitair uitgangspunt en ziet geen reden om daar van af te wijken. [2] De rechtbank bepaalt de wegingsfactor voor de proceskosten dan ook overeenkomstig haar uitgangspunten. [3] De rechtbank heeft kennis genomen van het arrest van de enkelvoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2024 [4] , maar ziet daarin geen aanleiding om deze uitgangspunten te verlaten. Met dat arrest is de uitspraak van deze rechtbank waarin die uitgangspunten zijn geformuleerd weliswaar vernietigd, maar dat is gebeurd op andere gronden dan op grond van een inhoudelijke toetsing van de lijn van de rechtbank. De rechtbank berekent de vergoeding dus als volgt.
8.2.
De rechtbank kent conform haar uitgangspunten 2 punten voor de bezwaarfase (bezwaarschrift en hoorzitting) en 2 punten voor de beroepsfase (beroepschrift en zitting) toe, tegen een wegingsfactor 0,5. De rechtbank kiest een wegingsfactor 0,5 omdat het belang van een reguliere WOZ-zaak over een woning beperkter is dan een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak en dit soort zaken ook minder ingewikkeld zijn dan een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak. Het belang en de ingewikkeldheid zijn de criteria die het gewicht van de zaak bepalen volgens de toelichting van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Anders dan de heffingsambtenaar voorstaat in het verweerschrift, ziet de rechtbank geen aanleiding om een wegingsfactor 0,25 te hanteren omdat het geschil (uiteindelijk) beperkt was tot de hoogte van de proceskostenvergoeding. Toen eiser (pro-forma) beroep instelde en toen eiser met zijn beroepschrift van 16 november 2023 de beroepsgronden indiende, was de waarde immers nog wel in geschil. De heffingsambtenaar heeft pas daarna een compromisvoorstel gedaan, ook op basis van één van de beroepsgronden van eiser dat de waarde te hoog was vastgesteld gelet op het verkoopcijfer van het buurpand.
8.3.
In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. [5] In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,- [6] . De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, aan de hoorzitting deelgenomen, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Met 2 punten in bezwaar en 2 punten in beroep en met een wegingsfactor 0,5 bedraag te vergoeding in totaal € 1.499,-.
9. Op grond van artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ mag de heffingsambtenaar de in deze uitspraak toegekende proceskosten en het griffierecht uitsluitend uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van eiser. Voor dit artikel geldt geen overgangsrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vast op € 408.000,- en bepaalt dat de heffingsambtenaar de aanslagen onroerendezaakbelastingen en rioolheffing dienovereenkomstig vermindert;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 1.499,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel IV, onder a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.
2.Uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4481, overwegingen 9-12.
3.Uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4481, overwegingen 15-31.
5.In afwijking van het Bpb, maar in overeenstemming met het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060.
6.In afwijking van het Bpb, maar in overeenstemming met het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752.