In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de werkgever van een ex-werkneemster, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres betwistte de beslissing van het Uwv dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de ex-werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en het Uwv de gelegenheid gegeven om een nadere motivering te geven. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde en heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard. Het Uwv werd opgedragen om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen, met een overtuigende motivering over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.